ECLI:NL:RBMNE:2022:3691
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de dwangsom wegens niet tijdig beslissen door Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland
In deze zaak heeft eiseres een verzoek om handhaving ingediend bij Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland tegen vijf bedrijven. De Gedeputeerde Staten hebben op 15 april 2020 vijf afzonderlijke besluiten genomen waarin het handhavingsverzoek werd afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, en in de beslissing op bezwaar van 27 januari 2021 zijn de bezwaren gegrond verklaard, maar is er geen dwangsom wegens niet tijdig beslissen toegekend. Eiseres is tegen dit besluit in beroep gegaan.
De rechtbank heeft op 9 september 2022 de zaak behandeld. De kern van het geschil betreft de vraag of Gedeputeerde Staten dwangsommen verschuldigd zijn wegens het niet tijdig beslissen. Eiseres heeft op 4 september 2020 een ingebrekestelling gedaan, maar partijen zijn het erover eens dat deze prematuur was, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Eiseres heeft vervolgens op 19 november 2020 een e-mail gestuurd, die zij als een nieuwe ingebrekestelling beschouwde. Gedeputeerde Staten hebben deze e-mail echter niet als zodanig erkend.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de e-mail van 19 november 2020 niet voldoet aan de wettelijke vereisten voor een ingebrekestelling. Eiseres heeft in deze e-mail niet duidelijk gemaakt dat zij van mening was dat Gedeputeerde Staten niet tijdig hadden beslist, en heeft niet aangedrongen op een beslissing. De rechtbank concludeert dat Gedeputeerde Staten geen dwangsommen hebben verbeurd aan eiseres, en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.