ECLI:NL:RBMNE:2022:3689

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 augustus 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
UTR 22/1534
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake kinderopvangtoeslag door prematuur ingediende ingebrekestelling

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 22 augustus 2022, wordt het beroep van eiseres tegen de Belastingdienst/Toeslagen niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres had een aanvraag ingediend voor kinderopvangtoeslag op 21 januari 2021, waarop de Belastingdienst niet tijdig had beslist. Eiseres heeft de Belastingdienst op 10 januari 2022 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat deze ingebrekestelling prematuur was, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. De rechtbank legt uit dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een ingebrekestelling pas kan worden ingediend als de beslistermijn is verstreken.

De rechtbank wijst erop dat de Belastingdienst de beslistermijn had verlengd met zes maanden, waardoor de deadline voor een beslissing op de aanvraag op 21 januari 2022 lag. Aangezien de ingebrekestelling eerder was ingediend, is het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank benadrukt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, omdat het beroep niet ontvankelijk is verklaard. Eiseres wordt wel aangemoedigd om de Belastingdienst opnieuw in gebreke te stellen, mocht zij dat wensen.

De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier J. Fagel, en is openbaar uitgesproken op 22 augustus 2022. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1534

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. Yüksel)
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn/haar aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Awb.
3. Eiseres heeft haar aanvraag ingediend op 21 januari 2021. Verweerder moet binnen zes maanden beslissen op de aanvraag. Verweerder heeft de beslistermijn verlengd met zes maanden. Dat dit mag, staat in artikel 49, negende lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.
4. Verweerder had dus uiterlijk op 21 januari 2022 moeten beslissen. Eiseres heeft verweerder op 10 januari 2022, door verweerder ontvangen op 11 januari 2022, in gebreke gesteld. De rechtbank stelt vast dat op het moment dat verweerder de ingebrekestelling ontving, de beslistermijn nog niet was verstreken. De ingebrekestelling is daarom prematuur ingediend. Van een situatie als bedoeld in artikel 6:12, derde lid, van de Awb is geen sprake. Dit heeft tot gevolg dat het beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
5. Dit betekent dat de rechtbank er niet aan toekomt om verweerder een termijn op te leggen waarbinnen hij alsnog een beslissing op het verzoek van eiseres moet nemen. De rechtbank merkt nog wel het volgende op. Verweerder heeft in zijn verweerschrift van
20 april 2022 uitgelegd hoe de procedure in een zaak als deze verloopt en welke termijnen verweerder daarbij hanteert. Verweerder heeft aangegeven dat hij ernaar streeft om over minimaal 13 weken te beslissen op het verzoek van eiseres. De rechtbank geeft verweerder mee om de termijn van 13 weken na verzending van deze uitspraak na te streven. Dit alleen al omdat eiseres haar verzoek inmiddels 17 maanden geleden heeft ingediend en er ook sinds 11 januari 2022 én 20 april 2022 al weer enige tijd is verstreken. De rechtbank geeft verder aan eiseres mee dat het haar vrij staat om verweerder opnieuw in gebreke te stellen.
6. Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
J. Fagel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2022.
De griffier is niet in de gelegenheid rechter
om deze uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.