ECLI:NL:RBMNE:2022:3683

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
9685995 ME VERZ 22-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot nietigheid en vernietigbaarheid van besluiten van de Vereniging van Eigenaren

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure waarin [verzoekster] de nietigheid en vernietigbaarheid van bepaalde besluiten van de Vereniging van Eigenaren (VvE) heeft aangevochten. De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 16 februari 2022 is ingediend. De VvE en een stemgerechtigde, aangeduid als [A], hebben verweer gevoerd tegen de verzoeken van [verzoekster]. De zaak betreft besluiten die zijn genomen tijdens een vergadering van eigenaars, waarbij [verzoekster] onder andere verzocht om de besluiten inzake de machtiging van bepaalde leden van de VvE te vernietigen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de rechtbank bevoegd is om te oordelen over de nietigheid en vernietigbaarheid van de besluiten, en heeft geoordeeld dat [verzoekster] haar verzoek tijdig heeft ingediend. De rechter heeft echter geoordeeld dat het verzoek tot vernietiging van de besluiten onder nr. 7 en 8 niet kan worden toegewezen, omdat er geen besluiten zijn genomen op deze punten. Het verzoek tot vernietiging van het besluit onder nr. 9, dat betrekking heeft op de plaatsing van zonnepanelen, is daarentegen toegewezen, omdat het besluit onduidelijk was en in strijd met de redelijkheid en billijkheid.

Daarnaast heeft de kantonrechter bepaald dat de bevoegdheid van [A] om samen met [D] of [B] te beschikken over de spaarrekening van het reservefonds, evenals de gezamenlijke bevoegdheid van [D] en [B] om te beschikken over de lopende rekening van de VvE, in strijd zijn met het reglement van de VvE. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 9685995 ME VERZ 22-19
Beschikking van 21 april 2022
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. H.T.L. Janssen,
tegen:
de vereniging
[VvE],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verwerende partij,
gemachtigde: C.W.G. Janssen.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als [verzoekster] en de VvE.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift (met producties 1 t/m 15) ingediend op 16 februari 2022;
- de oproepbrieven van 28 januari 2022 waarin de VvE, [verzoekster] en alle andere stemgerechtigden bij naam zij opgeroepen om op het verzoek te worden gehoord;
- het verweerschrift van de VvE en [A] als stemgerechtigde (hierna [A] ) ingediend op 21 februari 2022;
- de mondelinge behandeling op 24 februari 2022 waarbij [verzoekster] , bijgestaan door mr. Janssen voornoemd, en [A] , als bestuurder van de VvE en als stemgerechtigde, bijgestaan door mevrouw Janssen voornoemd zijn verschenen en het woord hebben gevoerd;
- het proces-verbaal van de zitting.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Bij notariële akte van splitsing van 22 september 1982 (hierna: de akte van hoofdsplitsing) heeft de Nederlandse Aannemers- en Bouw Onderneming “NABO
Utrecht” B.V., gevestigd te Utrecht (hierna: NABO), destijds eigenaresse van het perceel bouwterrein gelegen te [vestigingsplaats] aan de [straat] , waar thans het onderhavige appartementencomplex op staat, de eigendom van dit appartementencomplex gesplitst in twee appartementsrechten:
- het appartementsrecht (index 1.) omvattende de bevoegdheid tot het uitsluitend gebruik van – kort gezegd – een woningencomplex; en
- het appartementsrecht (index 2.) omvattende de bevoegdheid tot het uitsluitend gebruik van een complex parkeerruimten.
2.2.
Bij de akte van hoofdsplitsing is tevens de (hoofd)vereniging [VvE Complex] opgericht (hierna: de VvE Complex).
2.3.
Op 22 september 1982 is eveneens een notariële akte van ondersplitsing verleden, waarbij NABO het voornoemde appartementsrecht index 1 van de hoofdsplitsing heeft gesplitst in 32 appartementsrechten. Bij deze ondersplitsing is de [VvE] (de VvE) opgericht.
2.4.
De huidige bestuurder van de VvE is [A] .
2.5.
[verzoekster] is rechthebbende van 1 van de 32 voornoemde appartementsrechten gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , kadastraal bekend als gemeente [gemeente] sectie [sectie] nummer [nummer] .
2.6.
Op 12 januari 2022 is een vergadering van eigenaars, hierna de Vergadering, gehouden. Het verslag daarvan luidt voor zover relevant:
“7 het aanwijzen van een eigenaar die slechts tezamen met de voorzitter van de vergadering over de gelden van het reservefonds kan beschikken (artikel 31-3)Er zijn geen kandidaten.
8 het machtigen van de voorzitter van de vergadering en de aangewezen eigenaar te mogen beschikken over de gelden van het reservefonds (artikel 31-3)
Dit onderdeel wordt niet behandeld, omdat de benoemingen niet zijn gedaan.
9 besluit over het voorstel zonnepanelen op het dak te plaatsen waarvan de op te wekken elektriciteit wordt gebruikt door gemeenschappelijke zaken of, voor zover die niet gebruikt kan worden, verkocht aan de energieleverancier(…)
Mw [verzoekster] stelt dat de uitgaaf niet ten laste van het reservefonds mag worden gebracht. Dhr [A] zegt dat er al te veel is gereserveerd voor onderhoud, het teveel mag worden besteed zoals de meerderheid (3/4) van de vergadering dat wil.
(…)Mw [B] vraagt naar de verschillen tussen de aanbiedingen. Dhr [A] zegt de verschillen tussen de aangeboden panelen niet beoordeeld te hebben.Mw [C] vraagt haar partner naar de aanbiedingen te willen kijken.
Over het voorstel [bedrijf] de panelen te laten leveren en monteren op voorwaarde dat de partner van mw [C] hierover niet negatief adviseert, wordt gestemd: 18 voor, 1 tegen; het voorstel is aangenomen.”

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoekster] verzoekt de besluiten van de Vergadering inzake de punten 7, 8, en 9 te vernietigen dan wel nietig te verklaren.
Tevens verzoekt zij haar een vervangende machtiging te verlenen om
1. namens de VvE de machtiging van [A] , om te beschikken over de spaarrekening [rekeningnummer] , in te trekken zodat in het vervolg alleen [D] en [B] samen bevoegd zijn daarover te beschikken en
2. namens de VvE de machtiging van [D] en [B] om te beschikken over de lopende rekening [rekeningnummer] , in te trekken zodat in het vervolg alleen [A] bevoegd is daarover te bechikken.
3.2.
[verzoekster] verzoekt tevens, de VvE, [verzoekster] daarvan uitgesloten, te veroordelen in de kosten van het geding.
3.3.
De VvE en [A] voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

Bevoegdheid

4.1.
In beginsel is de rechtbank bevoegd te oordelen omtrent de nietigheid dan wel vernietigbaarheid van een besluit van een orgaan van een rechtspersoon (ex art. 2:14 en
art. 2:15 BW). Volgens het bepaalde in art. 5:130 BW geschiedt – in afwijking van art. 2:15 lid 3 BW – de vernietiging van een besluit van een orgaan van de vereniging van eigenaars door een uitspraak van de kantonrechter. Voor het laten vaststellen van de nietigheid van een besluit ontbreekt echter een soortelijke, afwijkende regeling.
4.2.
Dit heeft strikt genomen tot gevolg dat voor het laten vaststellen van de nietigheid van de onderhavige besluiten een dagvaardingsprocedure bij de rechtbank moet worden gevolgd. Echter, ingeval de kantonrechter zich niet bevoegd zou achten om over de nietigheid te oordelen, zou dit tot gevolg hebben dat de onderhavige zaak, voor dat gedeelte, naar de rechtbank (sector civiel) ter verdere behandeling moet worden doorverwezen. De consequentie hiervan zou zijn dat twee verschillende rechters over hetzelfde besluit en hetzelfde samenhangend feitencomplex zouden moeten oordelen. Deze weergegeven gang van zaken rijmt niet met het uitgangspunt zoals dat door de wetgever voor de dagvaardingsprocedure is vastgelegd in artikel 94 Rv, te weten dat samenhangende zaken vanuit een oogpunt van doelmatigheid zo veel mogelijk door één en dezelfde rechter moeten worden behandeld en beslist. Dat sprake is van samenhang tussen de verzoeken tot nietig verklaring en vernietiging is evident: het betreft dezelfde besluiten en [verzoekster] heeft zich voor de nietigheid en vernietiging beroepen op dezelfde feiten en omstandigheden. Bovendien is de achtergrond van art. 5:130 BW dat de wetgever van belang heeft geacht dat een vereniging van eigenaars en alle leden er belang bij hebben zo spoedig mogelijk, op een zo eenvoudig mogelijke manier en zonder hoge kosten, te weten of een bepaald besluit rechtsgeldig is of niet. Splitsing van de oordelen omtrent nietigheid (bij dagvaarding bij de rechtbank) en vernietigbaarheid (bij verzoekschrift bij de kantonrechter) is in strijd met die bedoeling. Het is voor (leden van) de VvE daarbij niet eenvoudig uit te maken of een bepaald mankement aan een besluit tot nietigheid dan wel vernietigbaarheid van het besluit leidt, nu een besluit dat in strijd is met de akte van splitsing nietigheid meebrengt, maar vernietigbaarheid in het geval het om schending van de in de akte van splitsing opgenomen voorschriften voor de totstandkoming van besluiten gaat. Vanuit dat oogpunt is eveneens onwenselijk dat niet in één procedure beide grondslagen zouden kunnen worden beoordeeld.
4.3.
Gelet op het vorenstaande acht de kantonrechter zich in de onderhavige zaak (ook) bevoegd kennis te nemen van het verzoek tot verklaring van de nietigheid van de besluiten.
Ontvankelijkheid
4.4.
De kantonrechter dient vervolgens te beoordelen of [verzoekster] , gelet op het bepaalde in artikel 2:15 BW in samenhang met artikel 5:130 BW, haar verzoek tijdig heeft ingediend. Krachtens artikel 5:130 lid 2 BW dient [verzoekster] , binnen één maand na de dag waarop zij van het besluit kennis heeft genomen of heeft kunnen nemen, het verzoek tot vernietiging te doen.
4.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [verzoekster] het verzoek tijdig ingediend. Overeenkomstig artikel 1 van de Algemene Termijnenwet wordt een in een wet gestelde termijn die op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is. In dit geval viel 12 februari 2022 op een zaterdag. Dit betekent dat het verzoekschrift tijdig is ingediend, namelijk op maandag 14 februari 2022. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [verzoekster] in zoverre ontvankelijk is in haar verzoek.
4.6.
Het verzoek van [verzoekster] tot het vernietigen althans nietig verklaren van de besluiten onder nr. 7 en 8 (zie nr. 2.6) mist feitelijke grondslag. Uit het verslag van de vergadering blijkt dat op beide punten geen besluit genomen is vanwege het ontbreken van kandidaten. Hierop stuit het verzoek van [verzoekster] tot vernietiging of nietigverklaring af.
4.7.
[verzoekster] heeft haar verzoek tot het aan haar verstrekken van een vervangende machtiging om:
- namens de VvE de machtiging van [A] , om te beschikken over de spaarrekening [rekeningnummer] , in te trekken zodat in het vervolg alleen [D] en [B] samen bevoegd zijn daarover te beschikken, en
- namens de VvE de machtiging van [D] en [B] , om te beschikken over de lopende rekening [rekeningnummer] , in te trekken zodat in het vervolg alleen [A] bevoegd is daarover te beschikken,
gebaseerd op het feit dat ook [A] samen met ofwel [D] ofwel [B] bevoegd is te beschikken over de rekening van het reservefonds en het feit dat [D] en [B] samen of met [A] bevoegd zijn te beschikken over de lopende rekening van de VvE. Zij heeft die stellingen onderbouwd met een ‘Overzicht Zakelijk Bankieren’ van SNS waaruit dat blijkt. De VvE heeft dit niet bestreden.
4.8.
In artikel 31 lid 2 en 3 van het reglement staat:
“2. De gelden van het reservefonds worden krachtens besluit van de vergadering gedeponeerd op een afzonderlijke bankrekening, te name van de vereniging.
3. Over de in het vorige lid bedoelde gelden kan slechts door de voorzitter en één van de eigenaars, die daartoe door de vergadering zal worden aangewezen, en na bekomen machtiging van de vergadering worden beschikt, tenzij de gelden worden gebruikt in overeenstemming met een tevoren vastgestelde begrotingspost”.
4.9.
[verzoekster] stelt dat zij de Vergadering heeft verzocht te besluiten de machtiging van [A] voor de spaarrekening en van [D] en [B] voor de lopende rekening in te trekken en dat de vergadering besloten heeft dat niet te doen. Deze stelling vindt geen steun in het verslag van de Vergadering en [verzoekster] heeft ook geen ander bewijsstuk voor haar stelling in het geding gebracht. Dit betekent dat ook ten aanzien van dit onderwerp er geen sprake is van een besluit en dat het verzoek tot vernietiging danwel nietigverklaring feitelijke grondslag mist.
4.10.
[verzoekster] heeft geen wettelijke grond aangevoerd voor haar verzoek tot verkrijging van een machtiging om de bevoegdheden van [A] , [D] en [B] in te trekken. De mogelijkheid van een vervangende machtiging door de kantonrechter is in de wet neergelegd in de artikelen 5:120 BW, 5:140 BW en 5:140a BW. Geen van de in die artikelen omschreven situaties doet zich hier voor. Dit betekent dat er geen wettelijke grondslag is voor haar verzoek.
4.11.
Dit laat evenwel onverlet dat de bevoegdheid van [A] om samen met [D] of [B] te beschikken over de spaarrekening, het reservefonds, niet in overeenstemming is met artikel 31 lid 3 van het reglement. De VvE en zonodig [D] en [B] zijn mitsdien gehouden de machtiging van [A] in trekken. De kantonrechter zal bepalen dat de bevoegdheid van [A] om samen met [D] of [B] te beschikken over de spaarrekening van het reservefonds in strijd is met het regelement.
4.12.
[verzoekster] heeft een beroep gedaan op artikel 40 lid 3 van het regelement. Daarin staat dat de beheerder de middelen van de vereniging beheert, maar daarin staat niet te lezen dat de beheerder dat niet samen met de voorzitter van de vergadering of een andere eigenaar als bedoeld in artikel 31 lid 3 van het reglement mag doen. Wel verzet artikel 40 lid 3 van het regelement zich er tegen dat het beheer aan de voorzitter van de vergadering of een andere eigenaar als bedoeld in artikel 31 lid 3 wordt overgelaten. In zoverre is de gezamenlijke bevoegdheid van [D] en [B] om te beschikken over de lopende rekening niet in overeenstemming met artikel 40 lid 3 van het regelement. De kantonrechter zal bepalen dat de gezamenlijke bevoegdheid van [D] en [B] om te beschikken over de lopende rekening van de VvE in strijd is met het regelement.
4.13.
Het verzoek van [verzoekster] tot het vernietigen althans nietig verklaren van het besluit onder nr. 9 (zie nr. 2.6) betreft de plaatsing van zonnepanelen op het dak. Aan dat verzoek heeft zij feitelijk ten grondslag gelegd:
- dat de VvE Complex over de plaatsing van de zonnepanelen dient te beslissen, en de VvE daartoe niet bevoegd is;
- tegelijkertijd met de plaatsing had bij gebrek aan voldoende reserve besloten moeten worden tot een extra voorschotbijdrage;
- het besluit is in strijd met de redelijkheid en billijkheid vanwege allerlei onduidelijkheden waaronder het kennelijk nog door [naam] te nemen besluit over het onjuiste voorstel om 10% van de kosten van plaatsing te betalen. [naam] dient voor 14 % aan de kosten bij te dragen.
4.14.
De VvE heeft hiertegen het volgende verweer gevoerd. Alle eigenaars binnen de VvE Complex moeten toestemming geven de zonnepanelen te plaatsen. De volgorde van besluitneming is dat eerst in de VvE een besluit wordt genomen en dat dit besluit daarna ter goedkeuring aan de VvE Complex wordt voorgelegd. Indien [naam] geen toestemming geeft, dan wordt er geen uitvoering gegeven aan het besluit van de eigenaars binnen de VvE. De VvE heeft betwist dat er onvoldoende reserve in het reservefonds is om zonder aanvullend voorschot tot de plaatsing te kunnen besluiten. Ten aanzien van de kosten heeft de VvE gesteld dat er al veel geld is gereserveerd voor onderhoud en het teveel mag worden besteed zoals de meerderheid, in dit geval 75% van de Vergadering, dat wil. Ten aanzien van de hoogte van de kosten die [naam] moet dragen, heeft de VvE aangevoerd dat het aandeel van [naam] in het kwh-totaal 10% per jaar bedraagt. Indien [naam] niet wil meebetalen, dan zullen de zonnepanelen( ook wel de pv-installatie) geen gemeenschappelijke zaak worden en dan blijft [naam] de eigen elektriciteitskosten betalen.
4.15.
[verzoekster] heeft niet gesteld dat [naam] niet akkoord zal gaan met het besluit tot de plaatsing van de zonnepanelen. Evenmin heeft zij bestreden dat [naam] om instemming met het besluit zal worden verzocht, bij gebreke waarvan de plaatsing geen doorgang kan vinden. Het is op zich begrijpelijk dat de VvE eerst een besluit van de vergadering wenst alvorens zij in de vergadering van eigenaren van de VvE Complex namens de VvE kan instemmen met de plaatsing. Aldus begrepen is het besluit van de vergadering tot plaatsing in feite niet meer dan een besluit tot het doen van een voorstel in VvE Complex.
4.16.
Anders dan de VvE betoogt staat het de VvE niet zonder meer vrij in de VvE Complex ten aanzien van ieders aandeel in de kosten af te wijken van hetgeen in de akte van hoofdsplitsing is bepaald. Uit artikel 2 b van die akte blijkt dat de technische installaties voor elektriciteit gemeenschappelijk zijn. Dat lijkt dan dus ook te gelden voor de zonnepanelen. Voorts blijkt uit artikel 23 lid 3 van die akte dat de eigenaars van de VvE Complex in verhouding tot hun breukdelen aansprakelijk zijn voor gemeenschappelijke schulden, en dat daarvan slechts uitgezonderd zijn de schulden en kosten in verband met de hydrofoor en de pompinstallatie.
4.17.
De door [verzoekster] aangevoerde onduidelijkheid over de bijdrage van [naam] is dus terecht. Nu uit de uitleg van de VvE niet blijkt of en zo ja in welke mate [naam] zal bijdragen aan de kosten van de aanleg van de zonnepanelen, en de VvE er ten onrechte vanuit gaat dat het haar vrij staat om daarover naar eigen inzicht afspraken met [naam] te maken, is er sprake van een besluit dat op een essentieel onderdeel onduidelijk is. Dat maakt dat het besluit in zoverre in strijd is met de redelijkheid en billijkheid en vernietigd zal worden.
4.18.
Omdat beide partijen over en weer in het gelijk en het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst het verzoek van [verzoekster] tot het vernietigen althans nietig verklaren van de besluiten onder nr. 7 en nr. 8 af;
5.2.
vernietigt het besluit onder nr. 9;
5.3.
bepaalt dat:
- de gezamenlijke bevoegdheid van [D] en [B] om te beschikken over de lopende rekening van de VvE ;
- de bevoegdheid van [A] om samen met [D] of [B] te beschikken over de spaarrekening van het reservefonds;
in strijd zijn met het regelement;
5.4.
compenseert de proceskosten zodat beide partijen de eigen kosten dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M.M. Steenberghe, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2022.