ECLI:NL:RBMNE:2022:3681

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 september 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
16/167366-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ernstige verkeersovertredingen onder invloed van drugs met meerdere aanrijdingen en bedreigingen

Op 15 september 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 25 juni 2021 onder invloed van cocaïne en lachgas ernstige verkeersovertredingen heeft gepleegd. De verdachte heeft met hoge snelheid gereden, waarbij hij meerdere verkeersongelukken heeft veroorzaakt. Tijdens zijn dollemansrit heeft hij geprobeerd een politieagent te doden door met zijn auto op haar voertuig in te rijden, wat resulteerde in een aanrijding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling, mishandeling van een politieambtenaar en bedreiging. De verdachte heeft bekend dat hij onder invloed van drugs heeft gereden en dat hij zich niet heeft bekommerd om de veiligheid van andere weggebruikers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 102 dagen voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, een politieagent, voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/167366-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 september 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2002] te [geboorteplaats] (Bulgarije),
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 september 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L.H. van der Veldt en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. C.C. Polat, advocaat te Breukelen, alsmede de benadeelde partij, [politieagent] , en haar gemachtigde, P.A. Hovius, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
primair: op 25 juni 2021 te Soesterberg heeft geprobeerd politieagent [politieagent] te doden door met een auto op de auto waarin zij zat in te rijden;
subsidiair: op 25 juni 2021 te Soesterberg heeft geprobeerd politieagent [politieagent] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een auto op de auto waarin zij zat in te rijden;
meer subsidiair: op 25 juni 2021 te Soesterberg als bestuurder politieagent [politieagent] heeft mishandeld door met een auto op de auto waarin zij zat in te rijden;
meest subsidiair: op 25 juni 2021 te Soesterberg als bestuurder gevaar op de weg heeft veroorzaakt;
Feit 2
primair: op 25 juni 2021 te Zeist en Soesterberg als bestuurder onder invloed opzettelijk de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden waardoor levensgevaar of gevaar voor lichamelijk letsel te duchten was;
subsidiair: op 25 juni 2021 te Zeist en Soesterberg als bestuurder gevaar op de weg heeft veroorzaakt;
Feit 3
primair: op 25 juni 2021 te Huis ter Heide heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een auto tegen hem aan te rijden;
subsidiair: op 25 juni 2021 te Huis ter Heide [slachtoffer 1] heeft bedreigd door met een auto tegen hem aan te rijden;
meer subsidiair: op 25 juni 2021 te Huis ter Heide als bestuurder gevaar op de weg heeft veroorzaakt;
Feit 4
op 25 juni 2021 te Huis ter Heide de plaats van het ongeval heeft verlaten nadat schade was toegebracht aan [slachtoffer 1] en/of zijn voertuig;
Feit 5
primair: op 25 juni 2021 te Utrecht heeft geprobeerd [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een auto tegen hem aan te rijden;
subsidiair: op 25 juni 2021 te Utrecht [slachtoffer 2] heeft bedreigd door met een auto tegen hem aan te rijden;
meer subsidiair: op 25 juni 2021 te Utrecht als bestuurder gevaar op de weg heeft veroorzaakt;
Feit 6
op 25 juni 2021 te Utrecht de plaats van het ongeval heeft verlaten nadat schade was toegebracht aan het voertuig van [bedrijf] ;
Feit 7
op 25 juni 2021 te Bosch en Duin de plaats van het ongeval heeft verlaten nadat schade was toegebracht aan het voertuig van [benadeelde] ;
Feit 8
op 25 juni 2021 te Zeist en Soesterberg een auto heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was van cocaïne.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat alle acht ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen zijn, met daarbij de volgende kanttekening.
Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, zodat verdachte daarvan vrijgesproken dient te worden, maar het subsidiair ten laste gelegde (poging zware mishandeling) acht zij wel wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2, 3 en 5 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat steeds het primair ten laste gelegde bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Feit 1 (subsidiair dan wel meer subsidiair)
De raadsman van verdachte heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat verdachte geen opzet heeft gehad – ook niet in voorwaardelijke zin – op de dood van [politieagent] en dat verdachte daarmee moet worden vrijgesproken van feit 1 primair. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 moet worden gekwalificeerd als poging zware mishandeling (feit 1 subsidiair) of mishandeling (feit 1 meer subsidiair) en refereert zich wat betreft deze kwalificatie aan het oordeel van de rechtbank.
Feit 3 (subsidiair) en feit 5 (subsidiair)
Voorts is de raadsman van mening dat het aanrijden van de auto’s met daarin [slachtoffer 1] (feit 3) en [slachtoffer 2] (feit 5) moet worden gekwalificeerd als bedreiging. Met betrekking tot deze feiten heeft de raadsman aangevoerd dat de slachtoffers zich in een auto bevonden (en dus minder kwetsbaar waren) en dat verdachte niet frontaal op beide slachtoffers in is gereden. De aanrijdingen zouden met beperkte kracht hebben plaatsgevonden, het zou zijn gegaan om ‘aantikken’, waarmee niet kan worden gezegd dat verdachte ‘vol’ heeft ingestuurd op de auto’s van de slachtoffers. Nu het opzet op zware mishandeling van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ontbreekt, moet verdachte worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde onder feit 3 en feit 5.
Feiten 2, 4, 6, 7 en 8 (referte)
De raadsman heeft zich ten aanzien van feiten 2, 4, 6, 7 en 8 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Op 25 juni 2021 is verdachte na een avond waarop hij cocaïne en lachgas heeft gebruikt de weg op gegaan (feit 8). Hij heeft op dat moment, naar eigen zeggen, paranoïde gedachten. Op de A12, ter hoogte van Utrecht, rijdt hij tegen een bestelbus aan met daarin bestuurder [slachtoffer 2] (feit 5), omdat hij denkt dat deze hem achtervolgt. Verdachte rijdt door (feit 6). Bij Houten gaat verdachte de snelweg af en raakt vervolgens de weg kwijt (hij vermoedt dat zijn navigatiesysteem en telefoon is gehackt). Hij keert en gaat vervolgens weer de A12 op richting Utrecht. Hij draait de A27 op waarna hij de A28 op gaat. Bij Zeist gaat verdachte de snelweg af waarna hij door Zeist met een omweg richting de N237 rijdt. Aldaar komt verdachte op enig moment in botsing met de geparkeerde auto van [benadeelde] en rijdt door (feit 7). Verdachte rijdt vervolgens via de N237 wederom naar Zeist en komt dan tot tweemaal toe in botsing met een auto met daarin bestuurder [slachtoffer 1] (feit 3). Verdachte gaat er vandoor (feit 4). De politie wordt gebeld en zet de achtervolging in waarna verdachte uiteindelijk tot stilstand komt door in Soesterberg frontaal tegen een politieauto te botsen met daarin bestuurder [politieagent] (feit 1).
Ten aanzien van feit 1 en feit 2
Verdachte heeft bekend dat hij onder invloed van cocaïne en lachgas verschillende aanrijdingen heeft veroorzaakt en verkeersregels heeft overtreden, waarna hij frontaal tegen de politieauto met daarin [politieagent] is gebotst. De verdediging heeft voor deze feiten, voor zover hierna bewezen verklaard, geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden hoeft de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering de bewijsmiddelen niet uit te werken, maar kan worden volstaan met het opsommen van de bewijsmiddelen. De rechtbank heeft voor het bewijs de volgende bewijsmiddelen [1] gebruikt:
- een proces-verbaal van bevindingen van 25 juni 2021 van verbalisant [verbalisant 1] [2]
- een proces-verbaal van bevindingen van 25 juni 2021 van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] [3]
- een proces-verbaal van bevindingen van 25 juni 2021 van verbalisant [politieagent] ; [4]
- een proces-verbaal aangifte van [politieagent] van 25 juni 2021; [5]
- een proces-verbaal verkeersongevallenanalyse van 8 september 2021; [6]
- een proces-verbaal van bevindingen van 6 augustus 2021 van verbalisant [verbalisant 4] ; [7]
- een geschrift, te weten een formulier opdracht ten behoeve van toxicologisch bloedonderzoek van 25 juni 2021; [8]
- een geschrift, te weten een rapport van Labor Mönchengladbach ‘drugs in het verkeer’ van 14 juli 2021; [9]
- de bekennende verklaring van verdachte. [10]
Bewijsoverweging
Ten aanzien van het door de verdachte inrijden op het politievoertuig, het onder 1 ten laste gelegde feit, ziet de rechtbank zich voor de vraag geplaatst of de verdachte zich met zijn handelen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag dan wel een minder zware variant. De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat uit de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag op [politieagent] .
Ook kan daaruit niet worden afgeleid dat verdachte ‘vol’ opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte was op de vlucht en heeft vooral willen ontkomen aan zijn achtervolgers. De rechtbank dient daarom vast te stellen of er sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedragingen de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roepen, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het moet gaan om een reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid dat het gevolg intreedt. In deze zaak moet er dus een aanmerkelijke kans zijn geweest dat [politieagent] zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen door de concrete handelingen van de verdachte.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat verdachte gedurende zijn rit zeer hard heeft gereden, waarbij verdachte op meerdere momenten een snelheid van rond de 160 kilometer per uur heeft bereikt. Nadat verdachte te Soesterberg vanuit de Veldmaarschalk Montgomeryweg de Rademakerstraat in is gereden, heeft hij zijn voertuig laten versnellen tot een snelheid van 83,4 kilometer per uur, terwijl ter plaatse maximaal 30 kilometer per uur is toegestaan. Hieruit blijkt dat verdachte zeer gevaarzettend gereden heeft. Uit de ongevallenanalyse blijkt dat verdachte enkele seconden voor de impact hard geremd heeft. Twee seconden voor de impact reed het voertuig van verdachte 76,6 kilometer per uur en een seconde voor de impact reed het voertuig 59,3 kilometer per uur, waarna het voertuig in de seconde voorafgaand aan de impact zeer waarschijnlijk verder is vertraagd.
Gelet op het abrupt afremmen van het voertuig enkele seconden voor de impact, in combinatie met de omstandigheid dat hij net de bocht om was gekomen en dus nog maar relatief kort werd geconfronteerd met de tegenliggende politieauto, is de rechtbank – anders dan de officier van justitie – van oordeel dat deze handeling van verdachte niet met zich meebrengt dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij met een zodanige snelheid op [politieagent] zou inrijden dat zij daarbij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat [politieagent] haar auto nog maar net, 1 of 2 seconden voor de botsing, overwegend op de rijhelft van verdachte had gezet. Voor verdachte was het, met andere woorden, ook pas laat duidelijk dat het onvermijdelijk tot een treffen met de auto van [politieagent] zou komen. Verdachte heeft daarom geen voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [politieagent] . De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden wel bewezen kan worden verklaard dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij, door met zijn voertuig met een aanzienlijke snelheid in te rijden en te botsen tegen het dienstvoertuig met daarin [politieagent] , de inzittende van dit voertuig pijn en/of enig letsel zou toebrengen; hetgeen bij het slachtoffer ook daadwerkelijk het geval is geweest. Verdachte heeft weliswaar afgeremd, maar had door zijn veel te hoge snelheid een aanrijding nooit kunnen voorkomen. Door het middelengebruik van verdachte is bovendien zeer aannemelijk dat zijn reactiesnelheid sterk verminderd was. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Aan de hand van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat verdachte – gelet op het gehele feitencomplex – opzettelijk in ernstige mate de verkeersregels heeft geschonden, waardoor levensgevaar of gevaar voor ernstig letsel te duchten is geweest. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan het onder 2 primair ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 3 en feit 4
Het met zijn voertuig tegen de personenauto aanrijden van [slachtoffer 1] en vervolgens de plaats van het ongeval verlaten is aan verdachte ten laste gelegd onder feit 3 en 4. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard zich de aanrijding niet meer te kunnen herinneren.
Bewijsmiddelen
Een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] van 26 juni 2021 met als bijlage correctie en toelichting:
“Op 25 juni 2021 vrijdag nacht (…) reed ik omstreeks 02:10 uur in mijn voertuig op de N237 in de buurt van Huis ter Heide richting mijn woning in de wijk [wijk] te [woonplaats] . (…) Plotseling voelde ik een harde klap. (…) Ik dacht dat het voertuig mij per ongeluk raakte. Ik wou stoppen en kijken wat er aan de hand is. Maar de auto kwam weer heel hard op mij af en botste op mijn portier zodat de linker buiten spiegel ook vernield werd en ik geen goed zicht meer had op de linker achterkant. (…) Toen heb ik gedacht dat hij doelbewust probeert mij uit te schakelen. Ik vermoed dat dit gebeurde met een snelheid van ongeveer 100 km per uur. Ik heb heel moeilijk mijn auto onder controle gehouden. Ik kwam bijna buiten de weg terecht omdat hij tegen mijn auto 2 of 3 keer heel hard botste. (…) Toen zag ik dat hij volle gas door ging rijden op de N237 richting Utrecht. (…) Hij deed heel vaak zijn lichten uit. (…) Ik zag dat het voertuig voorzien was van het kenteken [kenteken] .” [11]
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] :
“Op vrijdag 25 juni 2021, 02.17 uur hoorde ik van de medewerker van het operationeel
centrum dat (…) zojuist een aanrijding had plaatsgevonden waarbij de bestuurder van een bestelauto de plaats van het ongeval verliet. (…) Van de centralist van het operationeel centrum hoorde ik, dat de centralist mijn optische en geluidsignalen hoorde over de telefoon met de melder. Hierdoor concludeerde ik dat ik achter de goede voertuigen reed. Het slachtoffer van de aanrijding volgde vervolgens de veroorzaker. Ik zag dat op 50 meter voor dit voertuig een donkere bestelauto reed. Ik zag dat hij geen verlichting voerde.” [12]
Een fotobijlage van schade aan de auto van aangever. [13]
Bewijsoverweging
Poging zware mishandeling of bedreiging?
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat de aanrijding met [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden op de N237 ter hoogte van Huis ter Heide, een weg met meerdere rijstroken en een toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur. Naast de weg staan lantaarnpalen en de weg bevindt zich in een bosrijke omgeving. Aangever heeft verklaard ten tijde van de aanrijding ongeveer 100 kilometer per uur te hebben gereden. Verdachte heeft met een dergelijke forse snelheid – en in het donker – zijn voertuig meermalen tegen de linker achterzijde en tegen de (deur aan de) bestuurderszijde van de personenauto van [slachtoffer 1] gebotst. Aangever heeft verklaard gedacht te hebben dat verdachte hem doelbewust probeerde uit te schakelen, dat hij zijn auto heel moeilijk onder controle heeft kunnen houden en dat hij bijna buiten de weg terecht is gekomen.
De rechtbank overweegt in dit verband dat, naar algemene ervaringsregels, de te verwachten gevolgen van meerdere aanrijdingen onder dergelijke omstandigheden, de aanmerkelijke kans oplevert dat – doordat de personenauto van [slachtoffer 1] van de weg geraakt en daar in botsing komt met (harde) obstakels – [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] en kwalificeert de gedragingen dan ook als zodanig (feit 3 primair).
Na de aanrijding is verdachte doorgereden waarna aangever met zijn auto achter verdachte is aangereden, totdat de politie de achtervolging over heeft genomen. Verdachte heeft zich hierbij schuldig gemaakt aan het onder feit 4 omschreven strafbare feit.
Ten aanzien van feit 5 en feit 6
Verdachte heeft bekend dat hij op 25 juni 2021 op de A12 opzettelijk tegen het voertuig met daarin [slachtoffer 2] – toebehorende aan [bedrijf] – is aangereden, waarna hij is doorgereden. De raadsman heeft voor deze feiten – voor zover zij tot een bewezenverklaring leiden in dit vonnis – geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- een proces-verbaal aangifte van [aangever] namens [bedrijf] ; [14]
- een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] ; [15]
- een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] . [16]
Bewijsoverweging
Ten aanzien van het aanrijden van het voertuig toebehorende aan [bedrijf] , met daarin [slachtoffer 2] , ziet de rechtbank zich voor de vraag geplaatst of de verdachte zich met zijn handelen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2] (het primair ten laste gelegde), aan bedreiging van [slachtoffer 2] (het subsidiair ten laste gelegde) of aan gevaarzetting (het meer subsidiair ten laste gelegde). Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard opzettelijk tegen het voertuig aan te zijn gereden, met als doel de desbetreffende bestuurder bang te maken.
De rechtbank overweegt dat, hoewel de aanrijding met een aanzienlijke snelheid heeft plaatsgevonden, de aanrijding op een brede snelweg heeft plaatsgevonden met aan beide zijden een vangrail. Het slachtoffer reed in een redelijk groot voertuig waarvan hij naar eigen zeggen zegt dat het na de botsing goed op de weg bleef. Daarnaast blijkt uit de aangifte en de verklaring van de vrachtwagenchauffeur dat de aanrijding met geringe kracht aan de achterzijde van het voertuig heeft plaatsgevonden. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte met deze handeling het opzet had – ook niet in voorwaardelijke zin – om [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank is van oordeel dat op grond van deze feiten en omstandigheden wel wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer 2] . Verdachte heeft immers zijn auto als wapen ingezet en is doelbewust tegen het voertuig van [slachtoffer 2] aan gereden. Voor een strafbare bedreiging is voldoende dat de gedraging in zijn algemeenheid geschikt is om de vrees voor een inbreuk op de lichamelijke integriteit teweeg te brengen. De rechtbank acht daarmee het onder feit 5 meer subsidiair ten laste gelegde bewezen.
Na deze aanrijding heeft verdachte de plaats van het ongeval verlaten nadat hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat aan het desbetreffende voertuig schade was veroorzaakt. Verdacht heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan het onder 6 omschreven strafbare feit.
Ten aanzien van feit 7
Bewijsmiddelen
Een proces-verbaal aangifte van [benadeelde] – zakelijk weergegeven:
Op (…) 24 juni 2021 omstreeks 12.00 uur parkeerde ik mijn witte bestelauto van het merk: Renault, type: Kangoo en voorzien van het kenteken: [kenteken] in de berm langs de [straat] van de [straat] naast mijn woning (de rechtbank begrijpt: te [woonplaats] ). (…) Op 25 juni 2021 omstreeks 04.30 uur werd ik gewekt door de politie (…) ik hoorde hen zeggen dat mijn voertuig aangereden was door een ander voertuig en dat hij nu schuin op de [straat] stond. Hierop ben ik vervolgens naar hen toe gegaan en zag ik dat mijn voertuig forse schade aan de voorzijde had en overdwars op de [straat] stond. (…) Voor mijn voertuig lag een kentekenplaat van het voertuig dat mijn voertuig aangereden had (…). Ik heb dat kenteken genoteerd en het betrof [kenteken] . Degene die betrokken is geweest bij het genoemde verkeersongeval of door wiens gedraging dit verkeersongeval is veroorzaakt, heeft de plaats van het verkeersongeval verlaten. Deze persoon heeft zijn of haar identiteit niet bekend gemaakt. [17]
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] :
“Wij zagen een personenauto van het merk Renault, type Kangoo, kleur wit en kenteken [kenteken] midden op de parallelbaan van de [straat] te [woonplaats] stil staan. (…) Verder zagen wij dat er een kentekenplaat voorzien van het kenteken [kenteken] voor genoemd voertuig op de weg lag.” [18]
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte op 25 juni 2021 tegen het voertuig van [benadeelde] is aangereden, waarna hij de plaats van het ongeval heeft verlaten terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat aan dit voornoemde voertuig schade was toegebracht. De rechtbank acht derhalve het onder feit 7 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 8
Verdachte heeft bekend dat hij op 25 juni 2021 onder invloed van cocaïne en lachgas een voertuig heeft bestuurd. De verdediging heeft voor dit feit geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte; [19]
- een geschrift, te weten een formulier opdracht ten behoeve van toxicologisch bloedonderzoek van 25 juni 2021; [20]
- een rapport van Labor Mönchengladbach ‘drugs in het verkeer’ van 14 juli 2021. [21]
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte het onder feit 8 ten laste gelegde heeft begaan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1 (meer subsidiair)
op 25 juni 2021, te Soesterberg, een ambtenaar, [politieagent] (hoofdagent van politie eenheid Midden-Nederland), gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening heeft mishandeld door:
- een stopteken – gegeven door [politieagent] (hoofdagent van politie eenheid Midden-Nederland) – te negeren en
- vervolgens met een aanzienlijke snelheid in te rijden op een politieauto met daarin voornoemde [politieagent] (hoofdagent van politie eenheid Midden-Nederland), die op dat moment met haar voertuig midden op de rijbaan van de Rademakerstraat op de weghelft voor het, voor die [politieagent] , tegemoetkomende verkeer op de Rademakerstraat stilstond;
Feit 2 (primair)
op 25 juni 2021 te Zeist en Soesterberg, als bestuurder van een voertuig (bestelauto), daarmee rijdende op de weg, te weten de Waterigeweg, de Weteringlaan, de Kromme Rijnlaan, de Utrechtseweg, de Amersfoortseweg, de Verlengde Tempellaan en de Veldmaarschalk Montgomeryweg, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door:
- na voorafgaand gebruik van lachgas en cocaïne;
- gedurende een (langere) periode met zeer hoge snelheden, te weten (telkens) een snelheid gelegen tussen 80 kilometer per uur en 160 kilometer per uur te rijden;
- gedurende een periode zonder verlichting te rijden terwijl het donker was;
- in strijd met artikel 78 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet te voldoen aan de verplichting op een kruispunt de richting te volgen die de voorsorteerstrook aangeeft;
- midden op de rijbaan te rijden, in elk geval niet zoveel mogelijk rechts te houden (artikel 3 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990);
- met hoge snelheden geen gevolg te geven aan een door verbalisanten gegeven stopteken middels het verlichte transparant aan de voorzijde van de dienstvoertuigen met daarop afwisselend de tekst “Stop” en “Politie”, terwijl dit stopteken (duidelijk) zichtbaar voor hem was, door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was, terwijl verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 3 (primair)
op 25 juni 2021, te Huis ter Heide, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet op de Amersfoortseweg (de N237) met een door verdachte bestuurde (bestel)auto meermalen, met een hoge snelheid, tegen een rijdende personenauto waarin die [slachtoffer 1] zich bevond is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 4
als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Huis ter Heide, aan de Amersfoortseweg (de N237), op 25 juni 2021 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 1] ) schade was toegebracht;
Feit 5 (subsidiair)
op 25 juni 2021, te Utrecht, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling, door op de A12 (ter hoogte van Utrecht) met een door hem bestuurde (bestel)auto met een hoge snelheid, tegen de achterkant van een rijdende (bestel)auto (waarin die [slachtoffer 2] zich bevond) te rijden;
Feit 6
als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Utrecht op de A12 (ter hoogte van Utrecht), op 25 juni 2021 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist aan een ander (te weten [bedrijf] ) schade was toegebracht;
Feit 7
als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Bosch en Duin , aan de [straat] van de [straat] (ter hoogte van de [adres] ), op 25 juni 2021 de plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [benadeelde] ) schade was toegebracht;
Feit 8
hij op 25 juni 2021, te Zeist en Soesterberg, een voertuig, te weten een bestelauto, heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaïne, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 124 microgram per liter bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 (meer subsidiair)
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
Feit 2 (primair)
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994
Feit 3 (primair)
poging zware mishandeling
Feit 4, 6 en 7
telkens overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
Feit 5 (subsidiair)
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Feit 8
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf oplegt voor de duur van 6 maanden, waarvan 93 dagen voorwaardelijk met aftrek overeenkomstig artikel 27 Van het Wetboek van Strafrecht en met een een jaren. De rechtbank begrijpt dat de stitiestitie van mening is datdeverdachte niet terug naar de gevangenis hoeft.
De officier van justitie vindt dat aan het voorwaardelijke strafdeel de algemene en bijzondere voorwaarden moeten worden verbonden zoals door Fivoor is geadviseerd in de rapportage van 24 november 2021. Ook heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank voor deze feiten aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid oplegt voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de onvoorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf gelijk moet zijn aan de duur van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zodat verdachte in ieder geval niet terug naar de gevangenis hoeft.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan
Verdachte heeft zich op 25 juni 2021 onder invloed van cocaïne, en naar eigen zeggen lachgas, schuldig gemaakt aan ernstige verkeersovertredingen, waarbij verdachte zowel binnen als buiten de bebouwde kom met zeer hoge snelheid heeft rondgereden. Verdachte heeft daarbij meerdere verkeersongelukken veroorzaakt en zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling, mishandeling van een politieambtenaar en een bedreiging. Het handelen van verdachte heeft gevaarlijke situaties opgeleverd voor de dienstdoende agenten en andere (willekeurige) verkeersdeelnemers. Dat de gevolgen nog relatief beperkt zijn gebleven is niet te danken aan verdachte. Verdachte heeft zich tijdens zijn dollemansrit op geen enkel moment bekommerd om de veiligheid van deze personen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie op naam van verdachte van 29 november 2021. Uit het uittreksel blijkt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, waarvan eenmaal in 2019 ten aanzien van de Wegenverkeerswet 1994 (artikel 110) en eenmaal in 2021 ten aanzien van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (artikel 21 onder a). In beide gevallen is een strafbeschikking opgelegd.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 24 november 2021 en het voortgangsverslag van 29 augustus 2022. De reclassering adviseert bijzondere voorwaarden op te leggen, te weten (i) een meldplicht bij de reclassering, (ii) ambulante behandeling en (iii) het meewerken aan middelencontrole. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard bereid te zijn mee te werken aan deze voorwaarden.
Ter terechtzitting heeft verdacht zijn excuses aangeboden aan het slachtoffer, [politieagent] , en lijkt verdachte zich bewust van de impact van zijn handelen. Verdachte heeft verklaard vanwege de feiten last te hebben gehad van psychische klachten, waarna hij in Bulgarije hulp heeft gezocht bij een psycholoog. Ook heeft verdachte verklaard te werken in het bedrijf van zijn vader en een jong gezin heeft waar hij (financieel) voor moet zorgen. Deze omstandigheden neemt de rechtbank mee in haar oordeel met betrekking tot de op te leggen straf.
Oplegging van straf
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de ernst van de door verdachte gepleegde misdrijven, niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Verdachte heeft al 78 dagen in voorarrest doorgebracht. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet terug naar de gevangenis hoeft en zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 180 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 102 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Nu verdachte al een jaar onder toezicht van reclassering staat en dit toezicht blijkens het voortgangsverslag goed verloopt, zal de rechtbank geen bijzondere voorwaarden aan verdachte opleggen, maar zal worden volstaan met de algemene voorwaarden.
Voorts acht de rechtbank de ontzegging van de rijbevoegdheid van verdachte om motorvoertuigen te besturen voor alle bewezenverklaarde misdrijven passend en geboden. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte inmiddels reeds een jaar niet heeft mogen rijden. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat op dit moment een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden is.

9.BENADEELDE PARTIJ

[politieagent] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.400,00. Dit bedrag bestaat geheel uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de rechtbank om de vordering geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en toepassing te geven aan de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Toewijsbaarheid van de vordering
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is onderbouwd en niet door de verdediging betwist. De gevorderde schadevergoeding zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juni 2021 tot aan de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [politieagent] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.400,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 juni 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 24 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [politieagent] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 85, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 5a, 7, 8, 176, 179 en 179a van de Wegenverkeerswet 1994;
zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 primair, feit 1 subsidiair en feit 5 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 180 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
102 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ontzegt verdachte ter zake van het onder 1 tot en met 8 bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden;
- bepaalt dat de ontzegging niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [politieagent] ter zake van immateriële schade toe tot een bedrag van € 1.400,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [politieagent] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juni 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [politieagent] aan de Staat € 1.400,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juni 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 24 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door J.G. van Ommeren, voorzitter, mrs. E.W.A. Vonk en J.P. Verboom, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. R.S. Wijkstra, J. van Buel en A. Opsteyn, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 september 2022.
Mr. E.W.A. Vonk en mr. A. Opsteyn zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 25 juni 2021, te Soesterberg, gemeente Soest, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [politieagent] (hoofdagent van politie eenheid Midden-Nederland) van het leven te beroven, met dat opzet
- ( een) stopteken(s) - gegeven door [politieagent] (hoofdagent van politie eenheid Midden-Nederland) – heeft genegeerd en/of
- ( vervolgens) met een hoge, althans aanzienlijke snelheid, is ingereden op een politieauto met daarin voornoemde [politieagent] (hoofdagent van politie eenheid Midden-Nederland) , die op dat moment met haar voertuig midden op de rijbaan van de Rademakerstraat en/of op de weghelft voor het, voor die [politieagent] , tegemoetkomende verkeer op de Rademakerstraat stilstond , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 25 juni 2021, te Soesterberg, gemeente Soest, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [politieagent] (hoofdagent van politie eenheid Midden-Nederland) , zijnde een ambtenaar gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- ( een) stopteken(s) - gegeven door [politieagent] (hoofdagent van politie eenheid Midden-Nederland) – heeft genegeerd en/of
- ( vervolgens) met een hoge, althans aanzienlijke snelheid, is ingereden op een politieauto met daarin voornoemde [politieagent] (hoofdagent van politie eenheid Midden-Nederland) , die op dat moment met haar voertuig midden op de rijbaan van de Rademakerstraat en/of op de weghelft voor het, voor die [politieagent] , tegemoetkomende verkeer op de Rademakerstraat stilstond , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 25 juni 2021, te Soesterberg, gemeente Soest, althans in Nederland, een ambtenaar, [politieagent] (hoofdagent van politie eenheid Midden-Nederland) , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening heeft mishandeld door
- ( een) stopteken(s) - gegeven door [politieagent] (hoofdagent van politie eenheid Midden-Nederland) – te negeren en/of
- ( vervolgens) met een hoge, althans aanzienlijke snelheid, in te rijden op een politieauto met daarin voornoemde [politieagent] (hoofdagent van politie eenheid Midden-Nederland) , die op dat moment met haar voertuig midden op de rijbaan van de Rademakerstraat en/of op de weghelft voor het, voor die [politieagent] , tegemoetkomende verkeer op de Rademakerstraat stilstond ;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht )
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 25 juni 2021, te Soesterberg, gemeente Soest, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (bestelauto), daarmee rijdende op de weg, de Rademakersstraat,
- na voorafgaand gebruik van lachgas en/of cocaïne en/of
- ( nadat) hem, verdachte, over (een gedeelte van) de route voor de plaats van de aanrijding, te weten tussen de Verlengde Tempellaan te Soesterberg en de plaats van het ongeval aan de Rademakerstraat te Soesterberg door verbalisant(en) (door middel van het verlichte transparant aan de voorzijde van de/het dienstvoertuig(en) met daarop afwisselend de tekst “Stop” en “Politie”) een stopteken was gegeven (herhaaldelijk) dit/deze stopteken(s) heeft genegeerd en/of is blijven negeren, terwijl dit stopteken (duidelijk) zichtbaar voor hem, verdachte, was, althans (duidelijk) zichtbaar aan hem, verdachte, getoond is en/of
- met een (zeer) hoge snelheid, althans met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid, in elk geval met een (veel) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse verantwoord was heeft gereden en/of
- ( vervolgens) (een) stopteken(s) - gegeven door [politieagent] (hoofdagent van politie eenheid Midden-Nederland) – heeft genegeerd en/of
- ( vervolgens) met een hoge, althans aanzienlijke snelheid, is ingereden op een politieauto met daarin voornoemde [politieagent] (hoofdagent van politie eenheid Midden-Nederland) , die op dat moment met haar voertuig midden op de rijbaan van de Rademakerstraat en/of op de weghelft voor het, voor die [politieagent] , tegemoetkomende verkeer op de Rademakerstraat stilstond , door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )
2
hij, op of omstreeks 25 juni 2021 te Zeist en/of Soesterberg, gemeente Soest, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (bestelauto), daarmee rijdende op de weg, te weten de Waterigeweg en/of de Weteringlaan en/of de Brugakker en/of de Kromme Rijnlaan en/of de Utrechtseweg en/of de Amersfoortseweg en/of de Verlengde Tempellaan en/ of de Veldmaarschalk Montgomeryweg, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- na voorafgaand gebruik van lachgas en/of cocaïne en/of
- gedurende een (langere) periode met (een) (zeer) hoge snelhe(i)d(en), te weten (telkens) een snelheid gelegen tussen 80 kilometer per uur en 160 kilometer per uur, althans met (telkens) een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid, in elk geval met een (veel) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse verantwoord was te rijden en/of
- ( daarbij) gedurende een (langere) periode zonder verlichting te rijden (terwijl het donker was) en/of
- in strijd met artikel 78 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet te voldoen aan de verplichting op een kruispunt de richting te volgen die de voorsorteerstrook, waarop hij, verdachte, zich bevond, aangeeft en/of
- midden op de rijbaan te rijden, in elk geval niet zoveel mogelijk rechts te houden (artikel 3 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) en/of
- met (voornoemde) hoge snelhe(i)d(en) (herhaaldelijk) geen gevolg te geven aan een door verbalisant(en) gegeven stopteken middels het verlichte transparant aan de voorzijde van de/het dienstvoertuig(en) met daarop afwisselend de tekst “Stop” en “Politie”, terwijl dit stopteken (duidelijk) zichtbaar voor hem, verdachte, was, althans (duidelijk) zichtbaar aan hem, verdachte, getoond is, door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
( art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 25 juni 2021, te Zeist en/of Soesterberg, gemeente Soest, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (bestelauto), daarmee rijdende op de weg, te weten de Waterigeweg en/of de Weteringlaan en/of de Brugakker en/of de Kromme Rijnlaan en/of de Utrechtseweg en/of de Amersfoortseweg en/of de Verlengde Tempellaan en/ of de Veldmaarschalk Montgomeryweg
- na voorafgaand gebruik van lachgas en/of cocaïne en/of
- gedurende een (langere) periode met (een) (zeer) hoge snelhe(i)d(en), te weten (telkens) een snelheid gelegen tussen 80 kilometer per uur en 160 kilometer per uur, althans met (telkens) een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid, in elk geval met een (veel) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse verantwoord was heeft gereden en/of
- ( daarbij) gedurende een (langere) periode zonder verlichting heeft gereden (terwijl het donker was) en/of
- in strijd met artikel 78 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet heeft voldaan aan de verplichting op een kruispunt de richting te volgen die de voorsorteerstrook, waarop hij, verdachte, zich bevond, aangeeft en/of
- midden op de rijbaan heeft gereden, in elk geval niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden (artikel 3 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) en/of
- met (voornoemde) hoge snelhe(i)d(en) (herhaaldelijk) geen gevolg heeft gegeven aan een door verbalisant(en) gegeven stopteken middels het verlichte transparant aan de voorzijde van de/het dienstvoertuig(en) met daarop afwisselend de tekst “Stop” en “Politie”, terwijl dit stopteken (duidelijk) zichtbaar voor hem, verdachte, was, althans (duidelijk) zichtbaar aan hem, verdachte, getoond is, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )
3
hij, op of omstreeks 25 juni 2021, te Huis ter Heide , gemeente Zeist, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet op de Amersfoortseweg (de N237) met een door hem , verdachte, bestuurde (bestel)auto meermalen, althans eenmaal, met een hoge, althans aanzienlijke snelheid, op/tegen (de zijkant van) een (rijdende) (personen)auto (waarin die [slachtoffer 1] zich bevond) is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 25 juni 2021, te Huis ter Heide , gemeente Zeist, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door op de Amersfoortseweg (de N237) meermalen, althans eenmaal , met een door hem, verdachte, bestuurde (bestel)auto meermalen, althans eenmaal, met een hoge, althans aanzienlijke snelheid, op/tegen (de zijkant van) een (rijdende) (personen)auto (waarin die [slachtoffer 1] zich bevond) te rijden;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 25 juni 2021, te Huis ter Heide , gemeente Zeist, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (bestelauto), daarmee rijdende op de weg, de Amersfoortseweg (de N237),
- na voorafgaand gebruik van lachgas en/of cocaïne en/of
- met een (zeer) hoge snelheid, althans met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid, in elk geval met een (veel) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse verantwoord was heeft gereden en/of
- ( vervolgens) met een hoge, althans aanzienlijke snelheid, is ingereden op/tegen (de zijkant) van een (rijdende) (personen)auto, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )
4
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Huis ter Heide , gemeente Zeist, op /aan de Amersfoortseweg (de N237), op of omstreeks 25 juni 2021 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 1] ) letsel en/of schade was toegebracht ;
( art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994, art 7 lid 1 ahf/ond b Wegenverkeerswet
1994 )
5
hij, op of omstreeks 25 juni 2021, te Utrecht, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet op de A12 (ter hoogte van Utrecht) met een door hem, verdachte, bestuurde (bestel)auto met een hoge, althans aanzienlijke snelheid, op/tegen (de achterkant van) een (rijdende) (bestel)auto (waarin die [slachtoffer 2] zich bevond) is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 25 juni 2021, te Utrecht, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door op de A12 (ter hoogte van Utrecht) met een door hem, verdachte, bestuurde (bestel)auto met een hoge, althans aanzienlijke snelheid, op/tegen (de achterkant van) een (rijdende) (bestel)auto (waarin die [slachtoffer 2] zich bevond) te rijden;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 25 juni 2021, te Utrecht, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (bestelauto), daarmee rijdende op de A12 (ter hoogte van Utrecht),
- na voorafgaand gebruik van lachgas en/of cocaïne en/of
- met een (zeer) hoge snelheid, althans met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid, in elk geval met een (veel) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse verantwoord was heeft gereden en/of
- ( vervolgens) met een hoge, althans aanzienlijke snelheid, is ingereden op/tegen (de achterkant van) van een (rijdende) (bestel)auto, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )
6
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Utrecht op/aan de A12 (ter hoogte van Utrecht), op of omstreeks 25 juni 2021de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [bedrijf] ) schade was toegebracht;
( art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994, art 7 lid 1 ahf/ond b Wegenverkeerswet
1994 )
7
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in [woonplaats] , gemeente Zeist, op /aan de [straat] van de [straat] (ter hoogte van de [adres] ), op of omstreeks 25 juni 2021de ( voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [benadeelde] ) schade was toegebracht;
( art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994, art 7 lid 1 ahf/ond b Wegenverkeerswet
1994 )
8
hij, op of omstreeks 25 juni 2021, te Zeist en/of Soesterberg, gemeente Soest, althans in Nederland, een voertuig, te weten een bestelauto heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaïne, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 124 microgram per liter bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde;
( art 8 lid 5 Wegenverkeerswet 1994 )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn, tenzij anders vermeld, als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 1 oktober 2021, genummerd PL0900-2021202664, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 158. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 25 juni 2021, p . 9 e.v .
3.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van 25 juni 2021 , p . 30 e.v .
4.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [politieagent] van 25 juni 2021, p . 32 e.v .
5.Een proces-verbaal van aangifte van [politieagent] van 25 juni 2021, p . 49 e.v .
6.Een proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse van verbalisant Liebrecht van 8 september 2021, p. 109 e.v.
7.Een proces-verbaal van bevindingen (uitlezen infotainmentsysteem ongevalsvoertuig) van verbalisant [verbalisant 4] van 6 augustus 2021, p. 132 e.v .
8.Een geschrift, te weten een formulier opdracht ten behoeve van toxicologisch bloedonderzoek van 25 juni 2021, p. 82.
9.Een geschrift, te weten een rapport van 14 juli 2021, opgemaakt door P.G.M. Zweipfenning, apotheker en toxicoloog bij Labor Mönchengladbach, p. 153 e.v.
10.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 september 2022.
11.Een geschrift, te weten een gecorrigeerde aangifte van [slachtoffer 1] , van 26 juni 2021 , opgemaakt door [slachtoffer 1] , p. 48.
12.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 25 juni 2021, p . 9 e.v .
13.Een geschrift, te weten een fotobijlage behorende bij aangifte met proces-verbaalnummer PL0900-2021201190-4 houdende foto’s van de schade aan het voertuig van aangever, p. 44, 45 en 46.
14.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens [bedrijf] van 25 juni 2021 , p . 67 e.v .
15.Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] van 26 juni 2021, p. 69 e.v .
16.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 26 juni 2021, p . 73 e.v .
17.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] van 25 juni 2021, p . 75 .
18.Een proces-verbaal van bevindingen van 25 juni 2021, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , p. 77 e. v.
19.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 september 2022.
20.Een geschrift, te weten een opdracht ten behoeve van Toxicologisch onderzoek, van 25 juni 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , p . 82.
21.Een geschrift , te weten een rapport, van 14 juli 2021, opgemaakt door P.G.M. Zweipfenning, apotheker en toxicoloog bij Labor Mönchengladbach, pagina 153 e.v.