ECLI:NL:RBMNE:2022:368

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
16-112460-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wederrechtelijk dwingen tot dulden van ontuchtige handelingen

Op 4 februari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen en het wederrechtelijk dwingen van een ander om deze handelingen te dulden. De zaak kwam voor de rechtbank naar aanleiding van een incident op 4 november 2020 in Bunschoten-Spakenburg, waarbij de verdachte de aangeefster, die een licht verstandelijke beperking heeft, in zijn auto naar een afgelegen gebied meenam. Tijdens deze rit toonde hij zijn geslachtsdeel en masturbeerde hij in haar bijzijn. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de tenlastelegging voor een deel niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de meeste beschuldigingen, maar achtte het onder feit 2 ten laste gelegde wel bewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de aangeefster wederrechtelijk heeft gedwongen iets te dulden door zijn gedrag in de auto. De officier van justitie had een taakstraf van 150 uren geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een taakstraf van 50 uren op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren werd verricht. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van zijn daden op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-112460-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 februari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]geboren op [1964] te [geboorteplaats]
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] te [woonplaats]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 januari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van de standpunten van verdachte en mr. S. Melliti, advocaat te Utrecht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair
op 4 november 2020 in Bunschoten-Spakenburg geprobeerd heeft ontuchtige handelingen te plegen bij [slachtoffer] , terwijl hij wist dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden;
feit 1 subsidiair
op 4 november 2020 in Bunschoten-Spakenburg geprobeerd heeft [slachtoffer] te dwingen ontuchtige handelingen te dulden of bij hem te plegen;
feit 1 meer subsidiair
op 4 november 2020 in Bunschoten-Spakenburg de eerbaarheid heeft geschonden, door zich daar in het openbaar met zijn ontblote geslachtsdeel te bevinden en te masturberen;
feit 2op 4 november 2020 in Bunschoten-Spakenburg [slachtoffer] , wederrechtelijk heeft gedwongen iets te dulden, door haar als passagier in zijn auto mee te nemen naar een afgelegen gebied, terwijl hij weet dat zij een licht verstandelijke beperking heeft, en in haar bijzijn zijn geslachtsdeel te tonen en te masturberen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie acht het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend te bewijzen. Verdachte dient daarvan vrijgesproken te worden. Uit het dossier volgt dat aangeefster, ondanks haar angst, wel in staat was haar wil te bepalen. Voorts kan er, gelet op de aard van de handelingen, niet gesproken worden van dwang.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair, feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft daartoe het volgende aangevoerd.
feit 1 primair
Het dossier bevat geen enkele onderbouwing dan wel stukken waaruit volgt dat aangeefster niet in staat was haar seksuele wil te bepalen.
feit 1 subsidiair
Het dossier bevat geen bewijs voor de stelling dat verdachte een poging deed [slachtoffer] te bewegen bij hem ontuchtige handelingen te verrichten of andersom. Het enkel tonen van zijn penis en het zelf aanraken daarvan kan, volgens de verdediging, niet worden gekwalificeerd als poging tot aanranding. Al zou verdachte [slachtoffer] bij de haar arm (al dan niet onbedoeld) hebben aangeraakt, dan levert dat geen poging tot aanranding op. Uit een dergelijke handeling kan niet afgeleid worden dat hij daarmee haar had willen bewegen tot pijpen/aftrekken dan wel betasten van hem.
feit 2
Het dossier bevat geen aanknopingspunten waaruit volgt dat er sprake was van (dreiging met) geweld. Ook was er geen sprake van het wederrechtelijk dulden van een andere feitelijkheid. Aangeefster zat vrijwillig in de auto en er was geen sprake van een psychische druk waaraan zij geen weerstand kon bieden. Op het moment dat verdachte merkte dat aangeefster het niet wilde en zij dat aangaf, is hij gestopt. Verder had aangeefster, zoals zij zelf ook verklaart, kunnen uitstappen. Zij kon en heeft met succes weerstand geboden.
Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw gesteld dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
vrijspraak feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair
Feit 1 primair en subsidiair
Met de officier van justitie en de raadsvrouw, is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Ten aanzien van het primair ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat zij op basis van het dossier niet kan vaststellen dat er bij aangeefster sprake was van een dusdanige verstandelijke handicap dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil kenbaar te maken of weerstand te bieden tegen de handelingen van verdachte. De enkele verklaringen van de tante dat aangeefster licht verstandelijk beperkt is en van een vriendin dat aangeefster niet zo’n hoog IQ heeft, zijn daarvoor onvoldoende. Aangeefster heeft bovendien weerstand geboden en haar wil kenbaar gemaakt. Zo heeft zij de arm van verdachte weggeslagen, tegen hem gezegd “Wat doe je nu” en tegen verdachte gezegd dat hij door moest rijden.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde overweegt de rechtbank dat gelet op de aard van de handelingen van verdachte - het te voorschijn halen van zijn penis, masturberen en de arm van aangeefster aanraken - niet kan worden vastgesteld dat verdachte geprobeerd heeft aangeefster te
dwingenontuchtige handelingen te ondergaan en/of plegen. Verdachte heeft dat ontkent. Ondersteuning daarvan is ook te vinden in de verklaring van [slachtoffer] . Zij verklaart dat verdachte onmiddellijk met zijn handelingen stopte toen hij zag dat zij hiervan niet gediend was.
Feit 1 meer subsidiair
De rechtbank stelt voorop dat het verbod van schennis van de eerbaarheid ziet op de bescherming van de algemene eerbaarheid. Uit het begrip schennis volgt dat voor dit misdrijf (voorwaardelijk) opzet is vereist op het schenden van de eerbaarheid, waarbij betekenis toekomt aan de vraag verdachte tot doel had of op de koop toe nam dat zijn gedragingen voor derden waarneembaar waren. Uit de verklaring van aangeefster volgt dat verdachte, terwijl zij in de auto zaten, telkens als er personen naderden, zei dat hij moest doen alsof hij aan het bellen was. De rechtbank leidt daaruit af dat het de bedoeling van verdachte was om zijn handelen in een besloten setting (in een auto) te verrichten en juist wilde voorkomen dat dit openbaar zichtbaar zou zijn. De rechtbank acht gelet op vorenstaande niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet had zich schuldig te maken aan het schenden van de (algemene) eerbaarheid.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde.
4.3.2
feit 2 bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 4 november 2020 bij [verdachte] in de auto zat en dat zij een eindje gingen rijden. In het poldergebied reed [verdachte] een klein steegje in en stopte [verdachte] de auto. Hij zei tegen haar: “Kijk eens”. Zij keek en zag dat [verdachte] zich, met zijn penis uit zijn broek, zat af te trekken. [2]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 4 november 2020 met [slachtoffer] in zijn auto zat en hij met zijn auto buiten Bunschoten-Spakenburg tussen de weilanden in een steegje was gestopt. Nadat hij was gestopt had hij zijn broek opengemaakt en zijn penis tevoorschijn gehaald. Hij had vervolgens meerdere keren aan zijn penis getrokken terwijl [slachtoffer] naast hem in de auto zat. [3]
Bewijsoverweging
Verdachte heeft, terwijl aangeefster [slachtoffer] naast hem in zijn auto zat en hij zijn auto op een afgelegen plek had geparkeerd, onverhoeds zijn penis uit zijn broek gehaald en zich vervolgens afgetrokken. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door zo te handelen aangeefster, wederrechtelijk gedwongen heeft te dulden dat verdachte, in haar aanwezigheid en in een kleine besloten ruimte, zijn penis uit zijn broek haalde en masturbeerde. Het handelen van verdachte levert een aanzienlijke overschrijding van de grenzen van de maatschappelijke betamelijkheid op en is daarmee wederrechtelijk. Dat [slachtoffer] daarna zei dat verdachte op moest houden en bedacht dat zij misschien uit kon stappen, doet daar niet aan af. Het feit had zich toen immer al voltooid.
De rechtbank spreekt gedeeltelijk vrij van het onderdeel dat verdachte
wistdat [slachtoffer] een licht verstandelijke beperking had. De rechtbank kan dit niet vaststellen op basis van het dossier.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 2op 4 november 2020 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten, een ander, te weten [slachtoffer] , door enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] , wederrechtelijk heeft gedwongen iets te dulden, te weten,
- het tonen van zijn, verdachtes, geslachtsdeel in het bijzijn van die [slachtoffer] ;
- het masturberen en/of betasten van zijn geslachtsdeel door hem, verdachte, in het bijzijn van die [slachtoffer] ,
door
- die [slachtoffer] als passagier in zijn auto mee te nemen naar een afgelegen gebied.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder feit 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
feit 2
een ander door een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te dulden.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8 OPLEGGING VAN STRAF
8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 150 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 75 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de bepaling van de strafmaat rekening te houden met het feit dat verdachte vanaf het begin openheid van zaken heeft gegeven en geen verkeerde bedoelingen had, maar een verkeerde inschatting had gemaakt. Voorts heeft de reclassering een positief rapport over verdachte uitgebracht. De verdediging heeft gesteld dat de eis van de officier van justitie buitensporig hoog is en niet in verhouding staat tot hetgeen de officier van justitie bewezen acht. De verdediging heeft verzocht verdachte een taakstraf op te leggen en daarbij rekening te houden met de richtlijnen van het Openbaar Ministerie, die voor dergelijke feiten uitgaan van een geldboete van € 250,00.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het hiervoor bewezen verklaarde feit.
Slachtoffers van dergelijke feiten kunnen nog lange tijd nadelige gevolgen hiervan ondervinden in hun contact en relaties met andere mensen. Dit volgt ook uit de door [slachtoffer] opgestelde slachtofferverklaring. Zij kende verdachte al vanaf haar 12e jaar en vertrouwde verdachte, die voor haar een soort vaderfiguur was, volledig. Verdachte heeft met zijn handelen dit vertrouwen misbruikt en beschadigd. Verdachte heeft hier niet bij stilgestaan en heeft enkel gehandeld vanuit zijn eigen seksuele gevoelens en behoeften. De rechtbank ziet strafverzwarende omstandigheden in het forse leeftijdsverschil tussen verdachte en [slachtoffer] , de geschonden vertrouwensband die tussen hem en [slachtoffer] bestond en in de besloten setting waarin het gebeurde, waardoor het voorval voor [slachtoffer] meer bedreigend is geweest dan de ‘eenvoudige schennispleging’ waarbij een willekeurige derde kort in de openbaarheid wordt geconfronteerd met een (onbekende) schennispleger. De door de raadsvrouw aangehaalde richtlijnen zien dan ook op een andere situatie.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 21 december 2021, waaruit volgt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld;
- een reclasseringsadvies van het Leger des Heils, afdeling Jeugdbescherming en Reclassering van 4 januari 2022, opgemaakt door B. Westra, reclasseringswerker.
Uit het rapport van het Leger des Heils volgt dat verdachte zijn leven op orde heeft en dat de reclassering geen aanwijzingen ziet voor problemen op het gebied van het psychisch functioneren van verdachte. Verdachte toont een als oprecht geïnterpreteerd schuldbesef, neemt verantwoordelijkheid en lijkt door alle gevolgen die vermeend delict voor hem reeds heeft gehad zijn les geleerd te hebben. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering vindt interventies of toezicht niet nodig.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte openheid van zaken heeft gegeven en zijn spijt heeft betuigd. Verdachte kwam hierin oprecht over. Verder heeft verdachte al negatieve gevolgen van het feit ondervonden, zo verklaarde hij dat een aanzienlijk deel van zijn kennissen geen contact meer met hem wil hebben vanwege het voorval.
Strafoplegging
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden en omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie. Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van 50 uren passend en geboden. Indien verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht zal deze vervangen worden door 25 dagen hechtenis.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 284 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder feit 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 50 uren;
- beveelt dat
voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 25 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van de Lustgraaf, voorzitter, mrs. P.M. Leijten en
O. Böhmer, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 februari 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 4 november 2020 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
een of meer ontuchtige handelingen te plegen,
- die [slachtoffer] als passagier in zijn auto heeft vervoerd en/of
- die [slachtoffer] naar een afgelegen gebied heeft gebracht en/of
- zijn ontblote penis aan die [slachtoffer] heeft getoond en/of
- zijn ontblote penis heeft betast en/of
- die [slachtoffer] heeft getracht te bewegen om hem, verdachte, af te trekken en/of te pijpen en/of zijn penis te laten betasten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 247 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 november 2020 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het vervoeren van [slachtoffer] als passagier in zijn auto en/of
- het brengen van [slachtoffer] naar een afgelegen gebied (wetende dat die [slachtoffer] een licht verstandelijke beperking heeft),
te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
- het door die [slachtoffer] laten betasten van zijn, verdachtes, penis en/of
- het aftrekken en/of het pijpen van verdachte door die [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 246 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 november 2020 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de Zevenhuizerstraat en/of het poldergebied tussen Bunschoten en Nijkerk, door
- aldaar te masturberen en/of zich aldaar met ontbloot geslachtsdeel te bevinden;
( art 239 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 4 november 2020 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten, een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] , wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten,
- het tonen van zijn, verdachtes, geslachtsdeel in het bijzijn van die [slachtoffer]
- het masturberen en/of betasten van zijn geslachtsdeel door hem, verdachte, in het bijzijn van die [slachtoffer] ,
door
- die [slachtoffer] als passagier in zijn auto mee te nemen naar een afgelegen gebied, wetende dat die [slachtoffer] een licht verstandelijke beperking heeft;
( art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 25 april 2021, genummerd 2021008057, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, team Zeden, doorgenummerd pagina 1 tot en met 70. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal voorlopige samenvatting studioverhoor [slachtoffer] , pagina 28.
3.Verklaring van verdachte [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 21 januari 2022.