In deze zaak heeft eiser, wonende in [woonplaats], het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht aangesproken op het ontbreken van een constructief veilige fundering onder een pand. Eiser heeft in eerste instantie verzocht om handhavend op te treden, maar dit verzoek werd afgewezen met een besluit van 10 februari 2021. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar omdat er geen tijdige beslissing op het bezwaar volgde, heeft hij verweerder in gebreke gesteld. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit, wat resulteerde in een eerdere uitspraak van de rechtbank op 27 oktober 2021, waarin de rechtbank verweerder opdroeg binnen twee weken te beslissen op het bezwaar, met een dwangsom van € 100,- per dag als hij dit niet deed.
Eiser heeft opnieuw beroep ingesteld omdat verweerder wederom niet tijdig heeft beslist. De rechtbank heeft in deze uitspraak vastgesteld dat het beroep ontvankelijk is, omdat de dwangsom uit de eerdere uitspraak nog niet was volgelopen op het moment van indienen van het beroep. De rechtbank heeft overwogen dat de termijn voor het nemen van een besluit inmiddels verstreken is en dat verweerder nog steeds geen beslissing heeft genomen. Daarom heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen twee weken alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eiser, met een verhoogde dwangsom van € 200,- per dag, tot een maximum van € 30.000,-. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser, die zijn gemaakt voor juridische bijstand, en het griffierecht.