ECLI:NL:RBMNE:2022:3668

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 augustus 2022
Publicatiedatum
14 september 2022
Zaaknummer
AWB 22/562
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 3 augustus 2022, staat het verzoek van de verzoeker centraal om vergoeding van zijn proceskosten. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.J.M. Bergers, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (verweerder) dat op 5 november 2021 was genomen. Na bezwaar heeft verweerder op 17 januari 2022 het eerdere besluit herroepen en twee punten ter vergoeding van proceskosten toegekend. Verzoeker was echter van mening dat de toegekende proceskostenvergoeding te laag was en heeft daarom een beroep ingesteld.

De rechtbank heeft in overweging genomen dat verweerder erkende dat er een fout was gemaakt in de hoogte van de proceskostenvergoeding. De vergoeding was vastgesteld op € 534,- per punt, terwijl dit per 1 januari 2022 verhoogd was naar € 541,-. Verzoeker heeft hierdoor twee keer € 7,- te weinig ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker terecht in beroep is gegaan tegen het besluit van verweerder, ondanks dat verweerder meende dat dit ook op een minder ingrijpende manier had kunnen worden opgelost.

De rechtbank heeft geoordeeld dat, gezien de omvang van het geschil, de zaak als zeer licht moet worden aangemerkt en heeft een wegingsfactor van 0,25 toegepast. Uiteindelijk heeft de rechtbank de proceskosten vastgesteld op € 189,75, en verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoeker. Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht van € 184,- aan verzoeker betalen, zonder dat daar een beslissing van de rechtbank voor nodig is. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK [MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22 / 562

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 augustus 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M.J.M. Bergers),
en

Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 22 maart 2022 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]
2. Verweerder heeft op 5 november 2021 een besluit genomen. Verzoeker is hiertegen in bezwaar gegaan. Op 17 januari 2022 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit van 5 november en dat hij dit besluit herroept, waarbij twee punten ter vergoeding van de proceskosten is toegekend. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten, omdat hij het niet eens is met de hoogte van de proceskostenvergoeding. Verweerder is het met verzoeker eens dat hij, per abuis, een lager bedrag aan verzoeker heeft toegekend. De hoogte van de proceskostenvergoeding was door verweerder vastgesteld op € 534,- per punt, maar per 1 januari 2022 is dit bedrag verhoogd tot een bedrag van € 541,-. Verzoeker heeft dus twee keer € 7,- te weinig gekregen.
3. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
4. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoeker en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoeker te betalen. Verweerder heeft erkend dat er een kennelijke fout is gemaakt door de proceskostenvergoeding per punt te laag vast te stellen. Direct toen het beroepschrift door verweerder was ontvangen, heeft verweerder contact opgenomen met verzoeker om de kennelijke fout aan te passen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser contact op kon nemen met verweerder om dit recht te zetten, in plaats van in beroep te gaan tegen de intrekking en de vaststelling van de proceskostenvergoeding.
5. De rechtbank geeft verweerder geen gelijk, omdat eiser terecht in beroep is gegaan tegen het besluit. Verweerder heeft een fout gemaakt in het vaststellen van de hoogte van de proceskostenvergoeding. De rechtbank kan verweerder volgen in zijn standpunt dat dit ook op een minder ingrijpende manier had kunnen worden opgelost, maar dit neemt niet weg dat verzoeker in zijn recht staat om in beroep te gaan op het moment dat hij het niet eens is met de beslissing op bezwaar. Dit heeft verzoeker gedaan. Verweerder zal de proceskosten van verzoeker in deze procedure dus moeten betalen.
6. De rechtbank oordeelt dat, gelet op de omvang van het geschil, de zaak zeer licht moet wegen en past daarom een wegingsfactor van 0,25 toe.
7. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op € 189,75 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € € 759,- en een wegingsfactor 0,25).
8. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoeker betalen (artikel 8:41, lid 7, Awb
), dit is € 184,-. Daarvoor is geen beslissing van de rechtbank nodig.

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 189,75 aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).