Beoordeling door de rechtbank
4. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is volgens artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. Volgens het derde lid wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
5. Verweerder hanteert een beoordelingskader, genaamd “Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsbeperkingen” (het beoordelingskader), bedoeld als interne instructie voor verzekeringsartsen bij de beoordeling van de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid. Op grond van dit beoordelingskader worden arbeidsbeperkingen als duurzaam aangemerkt als verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten of als verbetering niet of nauwelijks is te verwachten. In het beoordelingskader is een stappenplan opgenomen op grond waarvan de verzekeringsarts zich uitspreekt over de prognose van de arbeidsbeperkingen, uitgaande van de medische situatie zoals die is op het moment van de beoordeling.
6. Het stappenplan in voornoemde richtlijn luidt als volgt:
“Stap 1: De verzekeringsarts beoordeelt of verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten. Dat is het geval als sprake is van:
a. een progressief ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden of
b. een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden.
Stap 2: Als verbetering van de belastbaarheid niet is uitgesloten beoordeelt de verzekeringsarts in hoeverre die verbetering in het eerstkomende jaar kan worden verwacht. De verzekeringsarts gaat na of één van de volgende twee mogelijkheden aan de orde is:
a. er is een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden.
b. verbetering van de belastbaarheid is niet of nauwelijks te verwachten.
Als voor de keuze tussen 2a en 2b doorslaggevende argumenten ontbreken, gaat de verzekeringsarts uit van een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden.
Stap 3: Als in het eerstkomende jaar niet of nauwelijks verbetering van de belastbaarheid kan worden verwacht (2b is van toepassing) beoordeelt de verzekeringsarts of en zo ja in hoeverre die na het eerstkomende jaar nog kan worden verwacht. Ook nu zijn er twee mogelijkheden:
a. er is een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden; dit is alleen het geval als van een behandeling vaststaat dat die eerst op langere termijn kan zijn gericht op verbetering van de belastbaarheid;
b. verbetering van de belastbaarheid is niet of nauwelijks ter verwachten: alle overige gevallen”.
7. Uit de rechtspraak van de CRvBvolgt een aantal criteria voor de beoordeling van de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid:
- de verzekeringsarts bezwaar en beroep moet een inschatting maken van de herstelkansen, in de zin van verbetering van functionele mogelijkheden van de verzekerde;
- de inschatting van de kans op herstel dient te berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de individuele verzekerde aan de orde zijn;
- indien die inschatting berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde;
- bij zeer aanzienlijke en blijvende arbeidsbeperkingen kan verweerder bij het standpunt dat de arbeidsbeperkingen niet duurzaam zijn niet volstaan met de enkele inschatting dat de belastbaarheid op een beperkt (deel)terrein of in een slechts beperkte mate nog kan verbeteren. Dan zal aannemelijk moeten worden gemaakt dat aan die beperkte verbetering van de belastbaarheid relevantie toekomt voor de beoordeling van de arbeidsmogelijkheden en het daaraan te ontlenen verdienvermogen.
Verder is het naar het oordeel van de CRvB niet onjuist dat bij het maken van de inschatting van de duurzaamheid van arbeidsbeperkingen het beoordelingskader wordt gehanteerd. Uit dit beoordelingskader vloeit volgens de CRvB voort dat indien duurzame arbeidsongeschiktheid wordt aangenomen in het eerste ter beoordeling voorliggende jaar, de ruimte voor de verzekeringsarts beperkt is om in het jaar of de jaren daarna aan te nemen dat de arbeidsongeschiktheid niet duurzaam is. De CRvB ziet dit mede aansluiten bij het systeem van herbeoordeling van de duurzaamheid, zoals neergelegd in artikel 41 van de Wet WIA.
8. Eiseres voert aan dat het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, dat bij ex-werkneemster sprake is van een aandoening die met gerichte pijnbehandeling kan leiden tot een afname van pijnklachten zodat klachten en beperkingen kunnen afnemen, onvoldoende is gemotiveerd. Dit standpunt volstaat niet om conform het beoordelingskader te concluderen dat geen sprake is van duurzame arbeidsbeperkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft niet of onvoldoende gemotiveerd waar behandelmogelijkheden zijn voor ex-werkneemster. Er is bij ex-werkneemster sprake van een stabiel ziektebeeld waarvan niet duidelijk is of behandelmogelijkheden bestaan die leiden tot een verbetering van de belastbaarheid waarmee ex-werkneemster binnen een jaar weer in staat zal zijn om in loonvormende arbeid op de vrije arbeidsmarkt tenminste 20% van haar maatmanloon te verdienen.
9. De rechtbank overweegt als volgt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op inzichtelijke wijze het stappenplan uit het beoordelingskader gevolgd. De verzekeringsarts heeft informatie ingewonnen bij de behandelend sector. Het betreft de brief van 25 oktober 2021 van [B] , anesthesioloog-pijnspecialist. Hierin is onder meer opgenomen:
“Behandelopties en prognose: lontoforese wordt herhaald. Een prognose is niet te geven op dit moment. Neuropatische pijn is hardnekkig en kan lang aanhouden”.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft (mede) uit deze informatie het volgende geconcludeerd:
“Het voorgaande leidt bij ondergetekende tot de vaststelling dat er zeker op datum geding 30/12/2020 (…) gesproken moet worden van een aandoening die met de gerichte pijnbehandeling die in gang gezet wordt c.q. nog gaande is, kan leiden tot afname van (pijn-) klachten en daarmee tot afname van de beperkingen in de functionele mogelijkhedenlijst van 20/04/2021.” (…) “Het betreft voor de huidige prognose stelling per datum geding (…) daarmee een méér dan geringe kans op (substantiële) verbetering van de belastbaarheid”.
De rechtbank kan de bevindingen en conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen. Uit de informatie van de behandelend anesthesioloog-pijnspecialist blijkt namelijk dat er op datum in geding nog behandelmogelijkheden waren voor ex-werkneemster. Dat deze behandelmogelijkheden achteraf bezien niet tot vermindering van de klachten hebben geleid, maakt niet dat de prognose per 30 december 2020 (datum in geding) niet juist is ingeschat. Nu ex-werkneemster geen andere medische gegevens heeft ingediend waaruit anders blijkt, ziet de rechtbank verder geen reden om te twijfelen aan de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er geen sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid op de datum in geding. De beroepsgrond slaagt niet.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.