Het oordeel van de rechtbank
|
Verdachte heeft zijn 48-jarige broer, bij wie hij enkele maanden had ingewoond, van het leven beroofd door met een mes in zijn borst te steken. Doodslag is een levensdelict en de ernst daarvan behoeft geen betoog. Het slachtoffer is het leven ontnomen en zijn laatste momenten moeten vol pijn en (doods)angst zijn geweest. Een dergelijk feit draagt daarnaast een voor de rechtsorde zeer schokkend karakter en veroorzaakt gevoelens van onrust, angst en onveiligheid in de samenleving.
Bij de beantwoording van de vraag of aan verdachte de TBS-maatregel moet worden opgelegd, stelt de rechtbank voorop dat de TBS-maatregel aan de orde kan zijn wanneer de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen dit vereist en andere, minder ingrijpende, maatregelen niet effectief zijn (geweest). Anders dan de raadsman vindt de rechtbank het opleggen daarvan wel noodzakelijk. Bij verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, te weten schizofrenie. En daarbij wordt door de deskundigen een schizoaffectieve stoornis overwogen. Er is sprake van een misdrijf, genoemd in artikel 37a Wetboek van Strafrecht, en de algemene veiligheid van personen eist het opleggen van de TBS-maatregel. Over het gevaar, de kans op herhaling van (ernstig) gewelddadig gedrag en de noodzaak van TBS-maatregel concluderen de psycholoog en psychiater het volgende, zakelijk weergegeven:
Op grond van het huidige onderzoek kan worden gesteld dat de kans op herhaling van een feit als het onderhavige, in klinische zin hoog kan worden geacht. Bij verdachte is er sprake van een langer bestaande psychotische stoornis, vermoedelijk schizofrenie, met een uitgekristalliseerd waansysteem en daarmee samenhangende ernstige oordeels- en kritiekstoornissen, gedesorganiseerd denken en handelen en psychosociale deterioratie. Verdachte heeft zijn broer gedood vanuit de psychotische stoornis. Hij is nog altijd lijdende aan een floride waansysteem. Er zijn aanwijzingen dat het waansysteem van verdachte zich kan uitbreiden naar anderen. Verdachte heeft geen ziektebesef en -inzicht en heeft naar zijn zeggen geen behandeling nodig. Hij wil vooralsnog geen passende medicatie gebruiken. Dit alles maakt dat de stoornis moeilijk te beïnvloeden zal zijn.
Het recidivegevaar kan worden beperkt door een adequate behandeling van de psychotische stoornis, onder meer met anti psychotische medicatie, mits verdachte daarvoor te motiveren is. Gezien de aard en ernst van de psychotische stoornis heeft verdachte een prikkelarme, sterk gestructureerde en beveiligde, stabiele behandelomgeving nodig.
Gezien de aard en ernst van de stoornis en de manier waarop verdachte tegenover
behandeling staat (verdachte meent niet psychotisch te zijn en staat afwijzend
tegenover medicatie), wordt verwacht dat de benodigde behandeling lang zal duren. Om
deze redenen achten de deskundigen een zorgmachtiging of een TBS met voorwaarden niet
toepasbaar. Vanwege het maatschappelijk gevaar, het ontbreken van ziektebesef en -inzicht en het aldus ook ontbreken van motivatie voor een passende behandeling bij verdachte, wordt geadviseerd om hem een klinische psychiatrische behandeling in een Forensisch
Psychiatrisch Centrum (FPC) op te leggen in het kader van een TBS-maatregel met dwangverpleging, waarbij – afhankelijk van de voortgang van de behandeling - toegewerkt kan worden naar resocialisatie. Van belang is dan dat het nazorgtraject goed geborgd is: verdachte heeft een beperkt pro-sociaal steunnetwerk dat zijn psychotische opvattingen niet
bekrachtigt en is het nog niet in te schatten in hoeverre betrokkene na een succesvolle
behandeling met ook medicatietrouw voldoende in staat zal zijn om zelfstandig te
functioneren.De rechtbank heeft ook acht geslagen op een advies van Reclassering Nederland van 16 mei 2022 opgemaakt door M. te Velde, reclasseringswerker, waarin de conclusies uit de triple rapportage worden onderschreven.
De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt die tot de hare. Naar het oordeel van de rechtbank eist de veiligheid van anderen dat aan verdachte de TBS-maatregel met bevel tot dwangverpleging wordt opgelegd.
Het voorwaardelijke verzoek van de raadsman om een zorgmachtiging te onderzoeken, wordt afgewezen. Uit voornoemde Pro Justitia-rapporten is gebleken dat een behandeling door middel van een zorgmachtiging wel is overwogen, maar dat het gelet op de aard en de ernst van de stoornis, alsmede het gebrek aan ziekte-inzicht en motivatie voor behandeling tekort zal schieten. Een langdurige behandeling is vereist.