ECLI:NL:RBMNE:2022:3652

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
14 september 2022
Zaaknummer
16-305469-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met een aan de waakzaamheid van verdachte toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd

Op 14 september 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige, aan zijn waakzaamheid toevertrouwd. De feiten vonden plaats tussen 19 oktober 2018 en 5 maart 2019, waarbij de verdachte meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer, geboren in 2008. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontucht wekelijks plaatsvond en dat de verdachte, die zich als vrijwilliger had aangemeld bij een stichting, misbruik heeft gemaakt van zijn positie. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de ontkenning van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Tevens is er een contactverbod opgelegd met het slachtoffer en diens familieleden, en is de verdachte verplicht om materiële en immateriële schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere hulpverlening en de erkenning van zijn pedofiele gevoelens.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-305469-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 september 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1953] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 augustus 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. Dogan, advocaat te Utrecht, alsmede benadeelde partij [benadeelde] , de vader van het slachtoffer, bijgestaan door
mr. J. Bredius, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair
in de periode van 19 oktober 2018 tot en met 5 maart 2019 te [woonplaats] , ontucht heeft gepleegd met de aan zijn waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [2008] .
Subsidiair
in de periode van 19 oktober 2018 tot en met 5 maart 2019 te [woonplaats] , buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Zij acht bewezen dat verdachte in de pleegperiode meermalen ontucht heeft gepleegd met het slachtoffer (hierna: [slachtoffer] ), en gaat daarbij uit van de verklaringen hierover van het [slachtoffer] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte, in de laatste weken van de ten laste gelegde pleegperiode, eenmalig ontucht heeft gepleegd met de op dat moment aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] . Verdachte heeft hierover een bekennende verklaring afgelegd. Er is onvoldoende bewijs dat de ontucht vaker heeft plaatsgevonden. De verklaring daarover van [slachtoffer] wordt weersproken door de verklaringen van verdachte en niet ondersteund door overig bewijs. De verdediging heeft de rechtbank ook verzocht om verdachte partieel vrij te spreken van het aftrekken van [slachtoffer] , en het zich laten aftrekken door [slachtoffer] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen voor het primair ten laste gelegde [1]
Een verklaring van [getuige 1] , afgelegd bij een politieverhoor – zakelijk weergegeven:
Eind oktober/november hebben we kennis gemaakt met [verdachte] . Hij zou ons wat helpen met [slachtoffer] omdat die beperkingen heeft en mijn gezondheid ook niet goed is. Hij kwam elke woensdagmiddag [slachtoffer] ophalen en nam hem dan mee naar zijn eigen woning om ons wat meer rust te geven. Op een woensdag in februari was [slachtoffer] weer bij [verdachte] geweest. Ik zag dat [slachtoffer] achter mijn fiets, die in de keuken aan hem, met stond, wegdook en toen naar ons schreeuwde: 'Hij zit aan me, [verdachte] zit aan me'. Ik hoorde toen dat [slachtoffer] riep: 'Hij zit aan mijn piemel'. [2] Hij zei dat hij nog wel naar [verdachte] wilde en hij is er ook de volgende woensdagmiddag weer naar [verdachte] geweest. Die laatste keer zal kort voor de voorjaarsvakantie van dit jaar zijn geweest. Toen hij terug kwam zei [slachtoffer] weer tegen mij; 'Hij zit nog steeds aan me. Ik heb gezegd dat hij moest stoppen, maar hij ging gewoon door. Ik heb toen met [slachtoffer] afgesproken dat dit de laatste keer was geweest en dat hij niet meer terug naar [verdachte] ging. Ik heb daarop een berichtje naar [verdachte] gestuurd dat we andere
plannen hadden met de voorjaarsvakantie en dat hij de komende woensdag [slachtoffer] niet
hoefde te halen. 4 of 5 maart heb ik [verdachte] een berichtje gestuurd dat [slachtoffer] niet meer bij hem zou komen. [3]
Een studioverhoor van slachtoffer [slachtoffer] – zakelijk weergegeven:
[slachtoffer] , geboren op [2008] .
A: Er was een man die zat aan mijn piemel. Ik vond het niet zo leuk.
V: Hoe vaak is het gebeurd, dat die man aan jouw piemel zat?
A: Heel vaak. Elke keer als ik daar was. [4] De eerste keren was ik daar op een woensdag.
V: Waar waren jullie als het gebeurde als hij aan je piemel zat?
A: In de [straat] , binnen in zijn huis.
V: Waarmee zat hij aan jouw piemel?
A: Met zijn handen en ook met zijn mond.
V: Hoe doet hij je broek naar beneden?
A: Half. Hij doet mijn broek en onderbroek zover naar beneden.
O: [slachtoffer] wijst bij deze woorden net tot onder zijn kruis aan.
V: Waar is jouw piemel dan?
A: In zijn hand.
V: Weet hij da ook dat jij het niet fijn vindt?
A: Ik heb het heel vaak gezegd, maar toch ging hij door. Hij zegt dan: ik vind het zo grappig en ik vind het zo lekker. [5]
V: Hoe ging het precies met zijn mond?
A: Nou dan doet hij hetzelfde als met de handen. Hij doet mijn broek naar beneden.
O: Terwijl [slachtoffer] dit zegt hoor ik [slachtoffer] zeggen: Hij doet dan.. Waarop ik [slachtoffer] geluid hoor maken van AHM AHM.
A: Mijn piemel zit echt in zijn mond bij zijn tong enzo. [6]
V: Hoe was het met zijn kleding?
A: Soms ook broek naar beneden van hem zelf. Hij deed mijn hand bij zijn piemel.
V: Wat deed jouw hand daar dan?
A: Erover heen wrijven. Het wrijven deed hij met mijn hand. [7]
V: Was zijn piemel slap/stijf of anders?
A: stijf. [8]
V: Hoe kan het dan dat papa en mama het weten?
A: Ik heb het gezegd dat [verdachte] aan mijn piemel zat. Hij zei elke keer dat het een geheimpje was. Ik was het zat.
V: Was het de allereerste keer ook gebeurd met de piemel?
A: Ja. [9]
De verklaringen van verdachte bij zijn politieverhoor – zakelijk weergegeven:
V: Wat is er tussen jou en [slachtoffer] gebeurd?
A: Ik heb een bed die alle kanten op gaat. Daar zijn dingen gebeurd die niet door de beugel kunnen.
V: Waaraan heb je gezeten?
A: Aan zijn piemel. Ik heb mijn mond erom heen gedaan. Ik heb getracht zijn penis vast te houden. Ik heb wat gevoeld. Dat is wel vaker gebeurd. [10]
Ik wilde nog even zeggen, ik zat te denken, in dat speciale bed, heb ik volgens mij een keer mijn penis laten zien en hem laten voelen. Ik heb zijn hand op mijn penis gelegd. [11]
V: Hoe vaak is [slachtoffer] geweest?
A: Ik denk rond de 30 keer.
V: Hoe vaak is het gebeurd dat je aan zijn piemel hebt geprobeerd te zitten?
A: Het kwam regelmatig voor als ik hem op schoot had en hij ging computeren. Ik denk een keer of tien.
V: Hoe vaak heb je zijn piemel daadwerkelijk aangeraakt?
A: Een keer of 10 denk ik.
A: Af en toe gaf hij wel aan dat hij het niet fijn vond. Hij zei dan dat hij het niet fijn vond.
V: Is het ook wel eens anders gebeurd dat je aan zijn piemel hebt gezeten?
A: Ik denk in het bed. [12]
V: Wat deed je als je aan zijn piemel zat?
A: Ik lag ernaast, op dat bed.
Ik denk dat ik erover heen gelikt heb of zo. Ik heb 'm overeind gehaald denk ik. Ik heb hem in mijn mond gedaan. [13]
V: In hoeverre heb je wel eens afspraakjes gemaakt met [slachtoffer] ?
A: Ja, dat het ons geheimpje was.
V: Vertel eens precies wat je hebt gedaan?
A: Het is gebeurd, ik ben er met mijn tong overheen gegaan. Over zijn eikel. [14]
De verklaring van getuige [getuige 2] – zakelijk weergegeven:
V: Hoe lang werkt hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) al bij jullie?
A: Hij heeft op 19 oktober 2018 kennisgemaakt met het gezin van [slachtoffer] . [15]
Bewijsoverwegingen
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat verdachte in de periode tussen 19 oktober 2018 en 5 maart 2019 in zijn woning in [woonplaats] meermalen ontucht heeft gepleegd met de aan zijn waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] .
De rechtbank gaat bij de bewijswaardering en het bepalen van de hoeveelheid ontuchtelijke handelingen uit van de verklaringen van [slachtoffer] . Deze verklaringen acht zij betrouwbaar. Nadat de moeder van [slachtoffer] al enige tijd afwijkend gedrag bij hem waarnam, heeft [slachtoffer] op vragen daarover vrijwillig en spontaan tegenover haar verklaard al sinds de eerste opvangdag door verdachte seksueel te worden betast. [slachtoffer] heeft ook tegen zijn vaste chauffeur leerlingenvervoer uit zichzelf verklaard over de ontucht. In zijn studioverhoor heeft [slachtoffer] uitgebreider verklaard over de ontucht. Zijn verklaringen in dit verhoor zijn gedetailleerd en in lijn met wat hij eerder tegen zijn moeder en de chauffeur heeft verklaard. Ook de verklaringen van verdachte bieden op veel punten steun aan de verklaring van [slachtoffer] .
De verklaringen van [slachtoffer] over de frequentie waarmee de ontuchtige handelingen plaatsvond, wijken af van de verklaring die verdachte heeft afgelegd ter terechtzitting. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij éénmalig ontucht heeft gepleegd, en wel de laatste keer dat [slachtoffer] bij hem verbleef. De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig gezien het feit dat hij eerder bij de politie heeft verklaard dat hij een keer of 10 daadwerkelijk de piemel van het slachtoffer heeft aangeraakt. Bovendien heeft [slachtoffer] , al vóór de laatste keer dat hij bij verdachte verbleef, tegenover zijn moeder verklaard dat verdachte aan zijn piemel zat.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 19 oktober 2018 tot en met 5 maart 2019 te [woonplaats] , ontucht heeft gepleegd met de aan zijn waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [2008] , door meermalen, (telkens)
- de piemel van die [slachtoffer] te betasten/aan te raken en/of in zijn, verdachtes, mond te stoppen/brengen;
- zijn, verdachtes, piemel door die [slachtoffer] te doen betasten/aanraken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
ontucht plegen met een aan zijn waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als (bijzondere) voorwaarde een contactverbod met het slachtoffer en zijn familieleden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging acht de eis disproportioneel. Zij hecht daarbij waarde aan de open, bekennende proceshouding van verdachte, de verantwoordelijkheid die hij heeft genomen en zijn lege strafblad. Verdachte heeft bovendien expliciet opengestaan voor mediation. Het verzoek van de verdediging is om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Er is geen bezwaar tegen het geëiste contactverbod.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich eind 2018 aangemeld als vrijwilliger bij [stichting] . Deze stichting helpt gezinnen die ondersteuning nodig hebben, onder meer door kinderen op te vangen en bezig te houden, zodat de ouders ontlast worden en wat meer rust krijgen. Verdachte heeft uit deze hoofde tussen eind oktober 2018 tot en met begin maart 2019 iedere woensdagmiddag de op dat moment aan zijn waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] in huis gehad. Verdachte heeft op deze woensdagen ontuchtige handelingen gepleegd met [slachtoffer] door onder meer de piemel van [slachtoffer] te betasten en in zijn mond te stoppen, en [slachtoffer] ook zijn, verdachtes, piemel te laten betasten.
Verdachte heeft hiermee langdurig een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] , die blijkens de verklaringen van zijn moeder een kwetsbaar kind was. De rechtbank neemt verdachte in het bijzonder kwalijk dat hij, terwijl hij wist dat hij seksuele gevoelens had voor minderjarige jongens, zich heeft aangemeld als vrijwilliger bij [stichting] en vervolgens een situatie heeft laten ontstaan waarin hij iedere week alleen was met en de zorg droeg over een minderjarige jongen. Het ontucht dat daarop volgde is frequent geweest en is, ondanks expliciete signalen van [slachtoffer] dat hij het niet wilde, slechts gestopt doordat [slachtoffer] anderen over het ontucht heeft verteld.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 21 juli 2022. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 7 april 2022, opgemaakt door reclasseringswerker S. Dijkslag. Hieruit blijkt – kort samengevat – dat verdachte al sinds jonge leeftijd pedofiele gevoelens heeft richting jongens in de pre-puber leeftijd. Daarnaast is hij zelf op twaalfjarige leeftijd slachtoffer geweest van seksueel misbruik door een man. Deze factoren zijn mogelijk van invloed geweest op onderhavig delictgedrag. Als zorgelijk wordt beschouwd dat verdachte vrij geïsoleerd leeft en gevoelens van eenzaamheid heeft. Positieve en beschermende factor hierbij is dat verdachte sinds bijna twee jaar in een vrijwillig kader behandeling volgt bij De Waag. Verdachte is inmiddels uitbehandeld, maar er is nog wel monitorend contact. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag, en de reclassering ziet daarom geen aanknopingspunten voor toezicht of gedragsinterventie.
Strafoplegging
Gelet op de ernst van het feit als hiervoor omschreven en de omstandigheden waaronder het feit is begaan, kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
De rechtbank heeft tegelijkertijd rekening gehouden met een aantal strafverminderende factoren. Zo heeft verdachte een open proceshouding getoond en oprechte spijt betuigd. Verdachte heeft bovendien zelf hulp gezocht en een ambulante behandeling gevolgd, De rechtbank houdt rekening met het feit dat het bewezenverklaarde meer dan drie jaar geleden is gepleegd. De redelijke termijn waarin in een strafzaak in beginsel een vonnis moet worden gewezen is met twee maanden overschreden.
Al het voorgaande in aanmerking genomen acht de rechtbank passend een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Als bijzondere voorwaarde geldt dat verdachte zich onthoudt van contact met [slachtoffer] en diens familieleden. Omdat er gezien de intensiteit en frequentie van het gepleegde ontucht ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de (bijzondere) voorwaarde(n) dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de beslaglijst vermelde iPhone en iPad aan verdachte worden teruggegeven.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich aangesloten bij de vordering van de officier van justitie.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de op de beslaglijst vermeldde iPhone en iPad.

10.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.634,50. Dit bedrag bestaat uit € 134,50 materiële schade en € 2.500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering geheel toe te wijzen, inclusief de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd op de vordering van de officier van justitie. Verdachte is bereid de gevorderde schade te vergoeden.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De gevorderde schade is voldoende onderbouwd, en komt de rechtbank niet onredelijk voor. Nu de verdediging bovendien geen verweer heeft gevoerd op de vordering en er voor toewijzing van zowel de materiële als de immateriële schade een wettelijke grondslag is, zal de rechtbank de vordering zonder nadere overwegingen toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 36f, 57 en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden waarvan 3 (drie) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als bijzondere voorwaarde geldt dat verdachte:
* zich onthoudt van contact met het slachtoffer [slachtoffer] en zijn familieleden;
- beveelt dat de algemene en bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • 1 iPad (PL0900-2019067895-G2655531);
  • 1 telefoontoestel (PL0900-2019067895-G2655532);
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [benadeelde] toe tot een bedrag van € 2.634,50;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2018 tot de dag van de algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken en begroot deze tot op heden op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde] aan de Staat € 2.634,50 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2018 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 37 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. Michon, voorzitter, mr. L.M.G. de Weerd en mr. M.E. Dekker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H.A. de Poot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 september 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Primair
hij in of omstreeks de periode van 19 oktober 2018 tot en met 5 maart 2019 te [woonplaats] , althans in Nederland, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [2008] , door meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- de piemel van die [slachtoffer] te betasten/aan te raken en/of af te trekken en/of in zijn, verdachtes, mond te stoppen/brengen;
- zijn, verdachtes, piemel door die [slachtoffer] te doen betasten/aanraken/aftrekken;
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 19 oktober 2018 tot en met 5 maart 2019 te [woonplaats] , althans in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [2008] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten meermalen, althans eenmaal, (telkens) het
- betasten/aanraken/aftrekken van de piemel van die [slachtoffer] en/of het in zijn, verdachtes, mond stoppen/brengen van de piemel van die [slachtoffer] ;
- betasten/aanraken/aftrekken van zijn, verdachtes, piemel door die [slachtoffer] .

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 november 2021, genummerd PL0900-2019067895, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 76. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 15.
3.Pagina 16.
4.Pagina 24.
5.Pagina 26.
6.Pagina 27.
7.Pagina 28.
8.Pagina 29.
9.Pagina 30.
10.Pagina 51.
11.Pagina 52.
12.Pagina 54.
13.Pagina 55.
14.Pagina 57.
15.Pagina 34.