ECLI:NL:RBMNE:2022:3651

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
C/16/524651 / FA RK 21-1487
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijfplaats na rapport bijzondere curator in complexe echtscheidingsproblematiek met zorgregeling

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 13 september 2022 een beschikking gegeven over de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [minderjarige 2 (voornaam)]. De ouders, de vader en de moeder, zijn betrokken in een complexe echtscheidingsprocedure waarbij de vader verzocht om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2 (voornaam)] bij hem te bepalen, terwijl de moeder dit verzoek afwees. De rechtbank heeft eerder mevrouw L.M. Åkerman – van Ouwerkerk benoemd tot bijzondere curator over de minderjarigen, naar aanleiding van zorgen over de ontwikkeling van de kinderen en de impact van de echtscheidingsproblematiek.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [minderjarige 2 (voornaam)] in een loyaliteitsconflict verkeert en dat zijn ontwikkeling bedreigd wordt door de huidige situatie. De bijzondere curator heeft geadviseerd om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2 (voornaam)] bij de vader te bepalen, in combinatie met een zorgregeling waarbij hij regelmatig contact heeft met de moeder. De rechtbank heeft deze aanbevelingen overgenomen en besloten dat [minderjarige 2 (voornaam)] vanaf 23 oktober 2022 bij de vader zal wonen, met een zorgregeling van drie weekenden per vier weken bij de moeder.

De rechter heeft ook de bijzondere curator ontslagen van haar functie, omdat haar taak in deze zaak is geëindigd. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de wijziging van de hoofdverblijfplaats direct ingaat, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De rechtbank heeft benadrukt dat het in het belang van [minderjarige 2 (voornaam)] is om duidelijkheid te hebben over zijn woonplaats, vooral in het belangrijke schooljaar waarin hij zich bevindt. De ouders zijn aangemoedigd om in onderling overleg afspraken te maken over de zorgregeling en andere zaken die de kinderen aangaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/524651 / FA RK 21-1487
Hoofdverblijfplaats, zorgregeling en ontslag bijzondere curator
Beschikking van 13 september 2022
in de zaak van:
[de vader],
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. P.H. van der Vleuten,
tegen
[de moeder],
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. B.J. Driessen,
als belanghebbende is aangemerkt:
L.M. Åkerman – van Ouwerkerk,
in haar hoedanigheid van bijzondere curator over de hierna te noemen minderjarigen,
hierna te noemen: de bijzondere curator.

1.De procedure

1.1.
Bij beschikking van 30 november 2021 heeft de rechtbank mevrouw L.M. Åkerman – van Ouwerkerk benoemd tot bijzondere curator over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] en de inmiddels meerderjarige [A] , geboren op [geboortedatum 1] 2004 in [geboorteplaats] . Aanleiding van die benoeming was een procedure tussen ouders over de kinderalimentatie en vervangende toestemming voor hulpverlening voor [minderjarige 2 (voornaam)] , waar [A (voornaam)] en [minderjarige 1 (voornaam)] mogelijk later bij zouden aansluiten. In die procedure heeft de rechter met [A (voornaam)] en [minderjarige 1 (voornaam)] gesproken. Die gesprekken en de zitting waren aanleiding voor de rechter om ambtshalve een bijzondere curator te benoemen voor alle drie de kinderen. Zij heeft mevrouw Åkerman benoemd, die eerder als bijzondere curator voor de kinderen heeft opgetreden. [A (voornaam)] en [minderjarige 1 (voornaam)] hadden aangegeven dat zij heel graag opnieuw met haar zouden willen praten. De rechter heeft de bijzondere curator – heel kort gezegd – gevraagd om in te gaan op de belemmeringen in het contact tussen [A (voornaam)] en [minderjarige 1 (voornaam)] en de moeder, of die belemmeringen konden worden weggenomen en zo nee, hoe een en ander dan voor nu zou kunnen worden afgesloten. Voor [minderjarige 2 (voornaam)] heeft de rechter, kort gezegd, de bijzondere curator gevraagd te onderzoeken wat [minderjarige 2 (voornaam)] nodig heeft om met beide ouders onbelast contact te hebben.
1.2.
Op 13 april 2022 heeft de rechter het verslag van de bijzondere curator ontvangen.
1.3.
Op 24 juni 2022 is er een tussenbeschikking gewezen, met het verzoek aan de advocaten om een standpunt in te nemen over het al dan niet benoemen van een tweede bijzondere curator die tevens advocaat is. De reden daarvan was dat de bijzondere curator een aantal aanbevelingen deed voor de kinderen die mogelijk ‘vertaald’ moesten worden in verzoeken namens de kinderen.
1.4.
De rechtbank heeft daarna de volgende stukken ontvangen:
  • de brief met bijlagen van de vader (via F9) van 6 juli 2022;
  • de brief met bijlagen van de moeder (via F9) van 13 juli 2022;
  • de brief van de bijzondere curator van 15 juli 2022.
1.5.
De zaak is besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 16 augustus 2022. Daarbij waren aanwezig:
  • de ouders met hun advocaten;
  • de bijzondere curator;
  • mevrouw [B] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.6.
De rechtbank heeft na de zitting (op 4 september 2022) een brief ontvangen van [minderjarige 2 (voornaam)] .

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De ouders hebben met elkaar een relatie gehad.
2.2.
Zij zijn de ouders van:
  • [minderjarige 1] ,geboren op [geboortedatum 2] 2006 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] ,geboren op [geboortedatum 3] 2011 in [geboorteplaats] .
[minderjarige 1 (voornaam)] woont bij de vader en [minderjarige 2 (voornaam)] woont bij de moeder.
2.3.
De oudste dochter van de ouders is [A (voornaam)] . Zij is gedurende de procedure meerderjarig geworden. Daarom heeft de procedure op haar geen betrekking meer.
2.4.
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over hen nemen.
2.5.
Naar aanleiding van het rapport van de bijzondere curator heeft de vader verzocht om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2 (voornaam)] voortaan bij hem te bepalen, voor de duur van minimaal een jaar, en een zorgregeling vast te stellen tussen [minderjarige 2 (voornaam)] en de moeder.
2.6.
De moeder is het daar niet mee eens. Zij wil dat het verzoek van de vader wordt afgewezen en dat [minderjarige 2 (voornaam)] in deze procedure wordt gehoord. De moeder geeft de rechter ook in overweging mee een tweede bijzondere curator te benoemen die opnieuw onderzoek kan doen, en/of de zaak door te verwijzen naar de meervoudige kamer.

3.De beoordeling

De beslissing
3.1.
De rechtbank zal:
  • de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2 (voornaam)] bij de vader bepalen met ingang van 23 oktober 2022;
  • een zorgregeling vaststellen waarbij [minderjarige 2 (voornaam)] in een cyclus van vier weken, in drie weekenden bij de moeder is van vrijdag uit school tot zondagavond;
  • de bijzondere curator ontslaan.
Verder zal de rechter de zaak niet doorverwijzen naar de meervoudige kamer van de rechtbank, geen tweede bijzondere curator benoemen en zal [minderjarige 2 (voornaam)] niet worden uitgenodigd voor een gesprek met de rechter. De rechter zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissingen neemt.
Geen doorverwijzing naar de meervoudige kamer
3.2.
De rechter ziet geen aanleiding om de zaak door te verwijzen naar de meervoudige kamer. Uitgangspunt is dat zaken door een enkelvoudige kamer worden behandeld. De rechter ziet geen aanleiding om in deze zaak van dat uitgangspunt af te wijken.
Het horen van [minderjarige 2 (voornaam)]
3.3.
De rechter zal [minderjarige 2 (voornaam)] , die elf jaar oud is, niet uitnodigen voor een gesprek met de rechter, omdat de rechter van oordeel is dat dit te belastend zou zijn voor hem. Volgens de Raad en de bijzondere curator verkeert [minderjarige 2 (voornaam)] in een loyaliteitsconflict. Dat betekent dat [minderjarige 2 (voornaam)] klem zit tussen de ouders en dat hij het graag voor beide ouders goed wil doen, terwijl de ouders lijnrecht tegenover elkaar staan. In een van de verslagen van [instelling] zegt [minderjarige 2 (voornaam)] daar zelf over dat ‘hij zichzelf niet in tweeën kan snijden’. Een gesprek met de rechter zal nog een extra beroep doen op de loyaliteit van [minderjarige 2 (voornaam)] , en dat vindt de rechter nu niet in zijn belang. Bovendien zal [minderjarige 2 (voornaam)] door dit loyaliteitsconflict ook niet de ruimte voelen om zijn eigen wens, voor zover hij die zelf al kent, te delen, en kan de rechter voldoende informatie over (het belang van) [minderjarige 2 (voornaam)] uit het rapport van de bijzondere curator halen.
3.4.
[minderjarige 2 (voornaam)] heeft wel een brief geschreven aan de rechter. Die brief is door de moeder na de zitting aan de rechtbank gestuurd. [minderjarige 2 (voornaam)] schrijft daarin onder andere dat hij niet in [plaats 1] wil wonen en dat hij in [plaats 2] op school wil blijven. De rechter zal in overweging 3.16 nader op deze brief ingaan.
De betrokkenen in het (systeem)gezin
3.5.
De rechter vindt het relevant om eerst iets op te merken over de dynamiek in het (systeem)gezin, omdat de beslissing over de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2 (voornaam)] niet los kan worden gezien van die context.
3.6.
De rechter ziet in deze zaak een – bijna letterlijk – verscheurd (systeem)gezin. De moeder is intens verdrietig en wanhopig over wat haar de afgelopen jaren is overkomen. Zij heeft in haar beleving altijd een heel goede band gehad met alle drie haar kinderen. De problemen zijn in haar ogen ontstaan toen de vader besloot naar [plaats 1] te verhuizen. Daarmee zijn er voor de kinderen twee werelden ontstaan. De vader brak daarbij, ook samen met zijn huidige partner, steeds in in het gezinsleven in [plaats 2] , wat voor de moeder heel moeilijk was. Aan de kinderen merkte ze dat zij zich bij haar steeds meer gingen afzetten tegen hoe dingen bij de moeder gingen, en zeiden dat de moeder de dingen op dezelfde manier moest doen als in [plaats 1] . Zij voelt zich daarbij niet erkend als moeder van de kinderen. Daarbij speelt ook de positie van de partner van de vader, die ook de moeder is van hun halfzusje, een rol. Zij heeft een goede band met de kinderen, maar neemt in de ogen van de moeder steeds meer de rol van moeder in. De moeder is diep verdrietig over het feit dat nu ook voor [minderjarige 2 (voornaam)] ter discussie staat waar hij gaat wonen. Zij is intens bang om straks al haar kinderen kwijt te zijn en alleen nog maar een weekendmoeder te kunnen zijn voor [minderjarige 2 (voornaam)] .
De vader is ook intens verdrietig over wat er de afgelopen jaren is gebeurd. In zijn beleving is de kinderen geen recht gedaan, doordat steeds is gezegd dat er sprake was van echtscheidingsproblematiek, terwijl er volgens hem, in ieder geval óók, sprake was van problematiek in de manier waarop de moeder de kinderen benaderde. Hij heeft zich daarbij een soort roepende in de woestijn gevoeld, waarbij hij moest aanzien hoe het slechter en slechter ging met de kinderen. Uiteindelijk heeft hij in het voorjaar van 2021 ingestemd met een verhuizing van [A (voornaam)] en [minderjarige 1 (voornaam)] naar [plaats 1] , maar liever had hij gehad dat dat niet nodig was geweest. Hoewel hij denkt dat het voor [minderjarige 2 (voornaam)] goed is om ook in [plaats 1] te komen wonen, maakt hij zich ook zorgen over de impact daarvan op moeder, en daarmee over het contact tussen de moeder en de kinderen.
[A (voornaam)] en [minderjarige 1 (voornaam)] hebben het gevoel dat hun moeder niet wil (of kan) begrijpen dat zij heel moeilijke jaren in [plaats 2] hebben gehad, en dat zij veel last en verdriet hebben gehad van de manier waarop de moeder met hen omging. De negatieve manier waarop moeder praatte over vader en het (stief)gezin in [plaats 1] was voor hen heel moeilijk. Verder vonden zij het heel ingewikkeld dat hun moeder in hun beleving meerdere gezichten had; voor de ‘buitenwereld’ was zij vrolijk en gezellig, maar onder elkaar was zij vaak boos en verdrietig, en belastte ze hen met haar levensverhaal en haar verdriet. [minderjarige 1 (voornaam)] heeft behoefte aan contact met haar moeder, maar voor haar is belangrijk dat haar moeder haar wensen en grenzen daarbij respecteert. Ook bij [A (voornaam)] was er een opening voor contact met moeder, maar tot een ontmoeting is het niet gekomen. Waar de meisjes alleen een ontmoeting wilden als de bijzondere curator daarbij is, was voor de moeder juist een voorwaarde is dat die er niet bij aanwezig is. Hierdoor ontstond er een patstelling.
[minderjarige 2 (voornaam)] , ten slotte, zit eigenlijk overal tussen in. Hij woont bij zijn moeder, en is ook veel bij zijn vader. Hij heeft veel last gehad van het kwaadspreken door moeder over zijn vader en bonusmoeder, heeft hij aan de bijzondere curator verteld. [minderjarige 2 (voornaam)] heeft ontzettend veel verdriet gehad van het feit dat zijn zussen plotseling naar hun vader zijn verhuisd en dat zij nooit meer in [plaats 2] zijn. Hij mist ze daar, en heeft er last van dat onduidelijk was na hun vertrek of en zo ja, wanner zij terug zouden komen. [minderjarige 2 (voornaam)] is in wezen als enige van de vijf onderdeel van de beide werelden, die in [plaats 2] en die in [plaats 1] .
3.7.
In zo’n complexe situatie, waarin de belevingen van de betrokkenen uit het systeem zo uiteen loopt, helpt het als er erkenning is voor de ander, die zo’n andere beleving heeft van het gebeurde. Het valt de rechter op dat het de moeder, ook al doet zij op haar manier enorm haar best voor haar kinderen, niet lukt om erkenning te geven aan de kinderen voor de wijze waarop zij de afgelopen jaren hebben beleefd. Voor haar blijft alles wat er is gebeurd iets dat haar is overkomen, zo lijkt het, en niet een proces waar zij, bedoeld of onbedoeld, ook onderdeel van uitmaakt en waar zij een aandeel in heeft. Zelfs het contact met de bijzondere curator lijkt daarbij op een soort persoonlijke vete uitgelopen te zijn, waarbij de moeder niet lijkt te willen accepteren dat de bijzondere curator vertelt wat de kinderen haar verteld hebben, los van de vraag of dat in de ogen van de moeder strookt met haar eigen beleving en of het dus in haar ogen ‘waar’ is. De rechter verwijt dat de moeder niet. Alle betrokkenen doen hier wat ze kunnen, en niemand, en zeker de moeder niet, heeft gewild dat dit gezin zo verscheurd raakte. Maar doordat de moeder in zeker opzicht onmachtig is om met een andere bril te kijken naar het verleden, is er geen kans voor de kinderen om te helen, en om in het heden de verhoudingen te verbeteren. In ieder geval [A (voornaam)] en [minderjarige 1 (voornaam)] voelen zich hierdoor erg afgewezen door de moeder, constateert de rechter, mede door de gesprekken die zij met hen heeft gehad. Maar ook in het geval van [minderjarige 2 (voornaam)] valt het de rechter op dat de moeder ook tijdens de laatste zitting bleef herhalen dat zij en [minderjarige 2 (voornaam)] het samen heel gezellig hebben, twee handen op één buik zijn en dat het op school goed gaat, terwijl uit het rapport van de bijzondere curator blijkt dat [minderjarige 2 (voornaam)] (ook) een andere beleving heeft bij de thuissituatie en er vanuit school ook andere signalen zijn.
De hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2 (voornaam)]
3.8.
Wanneer een ouder de rechtbank verzoekt om een beslissing te nemen over bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, dient de rechtbank dit verzoek vanuit het belang van het kind te beoordelen. [1] In dit geval vindt de rechter het in het belang van [minderjarige 2 (voornaam)] om vanaf 23 oktober 2022 bij de vader te gaan wonen. De rechter zal dit hierna uitleggen.
3.9.
Uit het rapport van de bijzondere curator blijkt dat de school van [minderjarige 2 (voornaam)] signaleert dat er maar weinig groei te zien is in de ontwikkeling van [minderjarige 2 (voornaam)] . Zijn hoofd zit iedere dag vol, waardoor hij de dag begint met schrijven en tekenen in een evaluatieschriftje. [minderjarige 2 (voornaam)] komt daarna nauwelijks tot leren en zijn leerprestaties zijn minimaal. De bijzondere curator concludeert dat [minderjarige 2 (voornaam)] in zijn ontwikkeling bedreigd wordt. [minderjarige 2 (voornaam)] maakt zich veel zorgen over het feit dat [A (voornaam)] en [minderjarige 1 (voornaam)] geen contact meer hebben met de moeder. Ook voelt [minderjarige 2 (voornaam)] zich verantwoordelijk voor (het welzijn van) de moeder. Dat past niet bij de leeftijd van [minderjarige 2 (voornaam)] . Volgens de bijzondere curator zijn er tekenen van parentificatie.
3.10.
Daarnaast heeft [minderjarige 2 (voornaam)] veel last van de echtscheidingsproblematiek die tussen de ouders speelt, constateert de bijzondere curator. [minderjarige 2 (voornaam)] zit in een loyaliteitsconflict. [minderjarige 2 (voornaam)] mist de vader als hij bij de moeder is, en mist de moeder als hij bij de vader is. Dat is moeilijk voor [minderjarige 2 (voornaam)] , want hij durft aan beide ouders niet alles te vertellen. Hij is dan bang dat de ouders boos worden. De echtscheidingsproblematiek heeft ervoor gezorgd dat [minderjarige 2 (voornaam)] , maar ook [A (voornaam)] en [minderjarige 1 (voornaam)] , in twee verschillende werelden zijn komen te leven: die in [plaats 2] en die in [plaats 1] . In iedere echtscheidingssituatie is dat ingewikkeld, maar het wordt nog moeilijker voor kinderen als ouders actief kwaadspreken over elkaar. De bijzondere curator heeft gesignaleerd dat daar bij de moeder thuis meer sprake van lijkt te zijn, of in ieder geval lijkt te zijn geweest, dan bij de vader thuis.
3.11.
De bijzondere curator vraagt om die redenen de rechter te overwegen om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2 (voornaam)] voor een periode van minimaal een jaar bij de vader te bepalen, in combinatie met een regelmatige en goede zorgregeling met de moeder. Hierdoor zou [minderjarige 2 (voornaam)] in dat jaar meer tijd met zijn zussen doorbrengen waardoor deze band gevoed en versterkt kan worden. In dat jaar zou de moeder dan met hulpverlening kunnen groeien in het scheiden van de ex-partnerproblematiek het accepteren van de vader als gezaghebbende ouder van [minderjarige 2 (voornaam)] en groeien in haar eigen ouderrol als gescheiden ouder. [minderjarige 2 (voornaam)] zou in dat jaar met een vertrouwenspersoon kunnen leren om de taken die niet bij hem horen, waaronder de zorg en verantwoordelijkheid voor zijn moeder, los te laten. De vertrouwenspersoon kan verder zorgdragen voor voldoende gelegenheid voor [minderjarige 2 (voornaam)] om onbelemmerd met beide ouders, bonusmoeder en zussen een relatie op te bouwen. In dat jaar kan duidelijk worden of de gezonde ontwikkeling van [minderjarige 2 (voornaam)] verder op gang komt. Op die manier kan dan toegewerkt worden naar het voortgezet onderwijs, nadat is bezien vanuit welke thuissituatie hij het beste naar het voortgezet onderwijs kan gaan, aldus de bijzondere curator.
3.12.
Met de bijzondere curator is de rechter van oordeel dat er voor [minderjarige 2 (voornaam)] iets moet veranderen, nu zijn ontwikkeling stagneert. Dat, terwijl [minderjarige 2 (voornaam)] in een belangrijke fase van zijn ontwikkeling zit, zowel qua school, waar hij net begonnen is in groep 8, als sociaal-emotioneel, de puberteit naderend. De rechter constateert dat er in het verleden al heel veel hulpverlening is geweest, maar dat die niet tot een verbetering van de situatie heeft geleid. De rechter ziet de oplossing op dit moment dan ook niet in nog meer hulpverlening. Hoe ingrijpend dat ook is, de rechter vindt het in het belang van [minderjarige 2 (voornaam)] dat hij zijn hoofdverblijfplaats bij zijn vader zal hebben. Daarbij merkt de rechter op dat er geen verzoek is gedaan dat betrekking heeft op de school van [minderjarige 2 (voornaam)] . Gelet op het feit dat zowel de bijzondere curator als beide ouders er steeds vanuit zijn gegaan dat een wijziging van de hoofdverblijfplaats ook betekent dat [minderjarige 2 (voornaam)] in [plaats 1] naar school zal gaan, gaat de rechter ervan uit dat dit tussen partijen niet ter discussie staat.
3.13.
De advocaat van de moeder en de Raad hebben er terecht op gewezen dat het bijzonder ongelukkig is om in groep 8, en dan ook nog tijdens het schooljaar, te wisselen van school en woonplaats. De rechter ziet dat ook. Voor een aanhouding van de zaak ziet de rechter echter geen aanleiding, nu alle informatie voorhanden is om een beslissing te nemen en de verwachting niet is dat de situatie in het komende schooljaar nog substantieel zal wijzigen.
3.14.
De rechter heeft overwogen nu te bepalen dat [minderjarige 2 (voornaam)] vanaf de zomervakantie van 2023 zijn hoofdverblijfplaats bij de vader zal hebben, zodat hij zijn basisschool in [plaats 2] kan afmaken. De rechter voorziet echter dat het huidige schooljaar dan nog ingewikkelder zal worden voor [minderjarige 2 (voornaam)] . De verhuizing hangt iedereen dan een jaar lang boven het hoofd en dat zal een zware wissel trekken op de moeder, en daarmee ook op [minderjarige 2 (voornaam)] . De rechter vreest namelijk dat de moeder, niet goed (genoeg) in staat zal zijn om haar verdriet en boosheid over die beslissing bij [minderjarige 2 (voornaam)] weg te houden. De rechter vindt het daarom, hoewel ingrijpend, minder pijnlijk voor [minderjarige 2 (voornaam)] om de pleister als het ware ineens eraf te trekken, dan om dat proces lang te laten duren. Daarnaast is het juist in groep 8 van belang dat [minderjarige 2 (voornaam)] de kans krijgt om meer ruimte in zijn hoofd te krijgen om te leren. Ook is het voor hem makkelijker om zich vanuit [plaats 1] te oriënteren op een middelbare school in die regio, dan vanuit [plaats 2] . De overgang van de basisschool naar de middelbare school is al groot, en vermoedelijk zal het helpen om die stap van een dan vertrouwde omgeving te maken, dan wanneer ineens alles in één keer verandert. Hoewel de rechter het [minderjarige 2 (voornaam)] zou gunnen om zijn basisschool in [plaats 2] af te maken, vindt de rechter het dus toch meer in zijn belang dat hij goed tot leren komt en dat zijn ontwikkeling een groei doormaakt.
3.15.
De rechter bepaalt de ingangsdatum van de gewijzigde hoofdverblijfplaats op 23 oktober. In [plaats 2] begint de herfstvakantie de week daarvoor, waardoor [minderjarige 2 (voornaam)] dan nog een week vakantie heeft voor zijn verhuizing. In [plaats 1] begint de herfstvakantie op 24 oktober, waardoor hij dan nog een week vakantie heeft in [plaats 1] voor hij naar school moet. Dat lijkt de rechter voor [minderjarige 2 (voornaam)] het rustigst. Mochten ouders in onderling overleg komen tot een andere datum, dan staat hen dat natuurlijk vrij. Zonder overeenstemming geldt de datum die de rechter bepaalt.
3.16.
De rechter gaat hiermee dus voorbij aan de brief van [minderjarige 2 (voornaam)] zelf, waarin hij zegt dat hij niet naar [plaats 1] wil verhuizen. Los van dat het loyaliteitsconflict waar hij zich in bevindt maakt dat niet is vast te stellen of dit daadwerkelijk zijn eigen wens is, is de mening van het kind zelf niet altijd gelijk aan de beslissing die het meest in het belang van het kind is.
3.17.
Ten slotte overweegt de rechter dat zij de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2 (voornaam)] niet voor bepaalde tijd bij de vader bepaalt, maar voor onbepaalde tijd. De rechter vindt het niet in het belang van [minderjarige 2 (voornaam)] dat het komende jaar onduidelijk blijft waar hij na het komende (school)jaar zal gaan wonen.
Zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige 2 (voornaam)]
3.18.
Nu [minderjarige 2 (voornaam)] zijn hoofdverblijfplaats bij de vader zal hebben, zal de rechter een zorgregeling vaststellen tussen de moeder en [minderjarige 2 (voornaam)] . Mede gelet op het feit dat de moeder ter zitting heeft aangegeven dat haar mogelijkheden doordeweeks zeer beperkt zijn, zal de rechter bepalen dat [minderjarige 2 (voornaam)] in een cyclus van vier weken, steeds drie weekenden bij de moeder is van vrijdag uit school tot zondag 17.00 uur. De rechter vindt het belangrijk dat [minderjarige 2 (voornaam)] de moeder nog veel ziet en dat hij ook zijn vriendjes en vriendinnetjes in [plaats 2] nog vaak kan zien in de weekenden. Indien de ouders een andere zorgregeling passender vinden, staat het hen vrij dit samen anders af te spreken. Omdat de vader nu ook haalt en brengt, brengt de rechter daarin geen verandering.
Nu geen van beide ouders de verdeling van de vakanties en de feestdagen ter sprake heeft gebracht, gaat de rechter ervan uit dat de geldende afspraken tussen hen gehandhaafd blijven en zal zij daarin geen wijziging aanbrengen. Ouders kunnen dat uiteraard in onderling overleg wel doen.
Geen tweede bijzondere curator, wel een vertrouwenspersoon voor [minderjarige 2 (voornaam)]
3.19.
De rechter ziet geen aanleiding (meer) om een tweede bijzondere curator te benoemen. De gedachte achter de mogelijke benoeming van een tweede bijzondere curator, tevens advocaat, was om de adviezen van de bijzondere curator te beoordelen op hun juridische merites en zo nodig namens de kinderen verzoeken te doen. Nu de vader zelf een verzoek tot wijziging hoofdverblijfplaats heeft gedaan, is dat ten aanzien daarvan niet meer nodig. De bijzondere curator gaf de rechter ook in overweging om aan vervangende toestemming te verlenen voor verder contact tussen [minderjarige 1 (voornaam)] en de bijzondere curator, totdat zij zestien jaar was. [minderjarige 1 (voornaam)] is echter inmiddels zestien, waardoor zij die toestemming van haar moeder voor dat contact niet nodig heeft. Ten aanzien van [minderjarige 2 (voornaam)] gaf de bijzondere curator de rechter in overweging om te bepalen dat hij een vertrouwenspersoon zou krijgen. Ouders zijn het erover eens dat dat van belang is. De rechter ziet dan ook geen aanleiding om een tweede bijzondere curator te benoemen, nu er op basis van het rapport van de bijzondere curator geen onderwerpen meer zijn waarover namens de kinderen mogelijk verzoeken gedaan moeten worden.
3.20.
De rechter vindt het wel cruciaal dat door de ouders een vertrouwenspersoon wordt ingeschakeld voor [minderjarige 2 (voornaam)] , die langdurig met hem kan werken en die er alleen voor hem is. Niet alleen zodat [minderjarige 2 (voornaam)] kan leren omgaan met de ingrijpende verandering die plaats gaat vinden door de verhuizing, maar ook zodat [minderjarige 2 (voornaam)] leert om zijn zorgen over de moeder los te laten en om ruimte te krijgen voor onbelemmerd contact met beide ouders. De rechter kan zich voorstellen dat dit een professional is die nog niet eerder betrokken is geweest bij het gezin, met het oog op de acceptatie van die vertrouwenspersoon door beide ouders.
[minderjarige 1 (voornaam)]
3.21.
De rechter stelt voorop dat er geen verzoeken voorliggen die betrekking hebben op [minderjarige 1 (voornaam)] . Uit het eerdere gesprek met de rechter en het rapport van de bijzondere curator komt wel duidelijk naar voren dat [minderjarige 1 (voornaam)] behoefte heeft aan een gesprek met de moeder en aan contact met haar. Dit is tot nu toe helaas niet gelukt, ook niet met behulp van de bijzondere curator.
3.22.
De advocaten van de ouders hebben ter zitting wel aangegeven nog met elkaar in gesprek te gaan over dit onderwerp. De rechter hoopt van harte voor [minderjarige 1 (voornaam)] dat dit tot iets leidt, of dat het op een andere manier lukt om dit gesprek alsnog te laten plaatsvinden.
Brieven aan [A (voornaam)] , [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)]
3.23.
Tijdens de zitting is gesproken over de wijze waarop de kinderen worden geïnformeerd over de beslissingen van de rechter en het afsluiten van deze juridische procedures.
3.24.
Hoewel deze procedure strikt genomen geen betrekking meer heeft op [A (voornaam)] , is de bijzondere curator wel voor [A (voornaam)] benoemd, en heeft de rechter eerder uitgebreid met haar gesproken. Om die reden vindt de rechter het niet juist als zij niets meer verneemt over het verdere verloop. De rechter zal haar daarom een brief schrijven.
Ten aanzien van [minderjarige 1 (voornaam)] zal de rechter dat ook doen, zodat voor haar duidelijk is dat er wel aandacht is geweest voor waar zij mee zit, maar dat er in deze procedure niet iets over haar beslist is.
3.25.
Over het informeren van [minderjarige 2 (voornaam)] over de beslissing heeft de moeder gezegd dat zij een brief van de rechter de juiste route vindt, omdat [minderjarige 2 (voornaam)] dan van een neutraal iemand hoort wat de beslissing is. De bijzondere curator is dat volgens de moeder niet. De vader heeft gezegd dat hij vindt dat de beslissing, wat die ook is, niet ‘zomaar’ aan [minderjarige 2 (voornaam)] kenbaar gemaakt kan worden en dat dat begeleid moet worden. Hij zou het daarom goed vinden als de bijzondere curator de beslissing aan [minderjarige 2 (voornaam)] uitlegt, omdat [minderjarige 2 (voornaam)] een goede band met haar heeft.
De rechter kiest voor een combinatie van de twee routes. Gelet op de slechte verstandhouding tussen de moeder en de bijzondere curator vindt de rechter het niet in het belang van [minderjarige 2 (voornaam)] dat [minderjarige 2 (voornaam)] de beslissing van haar hoort. Tegelijkertijd is de rechter met de vader eens dat er ondersteuning moet zijn voor [minderjarige 2 (voornaam)] , op het moment dat hij kennis neemt van deze ingrijpende beslissing over hem. De rechter zal daarom een brief sturen aan [minderjarige 2 (voornaam)] , en zal die adresseren aan de bijzondere curator. Zij vraagt de bijzondere curator om een afspraak te plannen met [minderjarige 2 (voornaam)] en hem dan de brief te geven. Op die manier hoort [minderjarige 2 (voornaam)] van de rechter wat de beslissing is, en kan de bijzondere curator hem op dat moment ondersteunen. Natuurlijk heeft de rechter niet in de hand of de ouders [minderjarige 2 (voornaam)] niet eerder op de hoogte brengen van de beslissing. Zij vertrouwt er echter op dat zij dat geen van beide doen, in het belang van [minderjarige 2 (voornaam)] .
3.26.
In de brief aan [A (voornaam)] heeft de rechter het volgende opgenomen:
Jij bent inmiddels meerderjarig. Daarmee gaat deze procedure niet meer over jou, en ik heb dus ook geen beslissingen over jou genomen. Maar omdat ik de bijzondere curator ook voor jou heb benoemd toen je 17 was, schrijf ik je toch nog eens, om je te laten weten dat de procedure bij de rechtbank nu is geëindigd.
Van je vader heb ik gehoord dat je geslaagd bent voor je eindexamen, dat je (deels) op kamers woont in een bijzonder project, en dat je inmiddels [.] studeert. Het gaat goed met je, vertelde hij. Volgens hem heb je in je hoofd dat jouw moment van contact met je moeder op een gegeven moment wel komt, maar nu nog niet.
Ik was heel blij om te horen dat het goed met je gaat. Na de ingrijpende veranderingen vorig jaar vind ik het heel knap dat je je draai (weer) hebt gevonden.
3.27.
In de brief aan [minderjarige 1 (voornaam)] heeft de rechter het volgende opgenomen:
Natuurlijk hebben we het over jou gehad tijdens de zitting. Ik heb ook gelezen wat de bijzondere curator over jou heeft geschreven. Daaruit heb ik onder andere begrepen dat jij graag in gesprek wilde met jouw moeder, en dat de bijzondere curator heeft geprobeerd om dat te organiseren. Dat is niet gelukt. Dat vind ik heel verdrietig. Er is nu al lange tijd geen contact tussen jou en je moeder, terwijl jij aan een gesprek met haar wel behoefte had, en ik vermoed nog hebt.
Ik heb geen mogelijkheden om in deze situatie verandering te brengen. Ik kan me voorstellen dat dat teleurstellend voor jou is. Mocht je op enig moment zelf toch verandering willen brengen in de situatie, dan kan je wel contact met mij opnemen. Ik kan dan beoordelen of ik het nodig vind om een tweede bijzondere curator voor jou te benoemen, die namens jou verzoeken kan doen over bijvoorbeeld het contact met je moeder.
3.28.
In de brief aan [minderjarige 2 (voornaam)] heeft de rechter het volgende opgenomen:
Dank je wel voor de brief die je mij hebt geschreven. Ik heb die ontvangen en heel goed gelezen.
In die brief schrijf je dat je hebt gehoord dat je misschien in [plaats 1] naar school zal moeten. Je schrijft dat je, nadat je dat had gehoord, een dag niet naar school bent gegaan omdat je je niet fijn voelde. Je wil namelijk niet in [plaats 1] naar school. Je vindt het fijn in [plaats 2] waar je goede vrienden hebt. Je wil dat dus graag zo houden.
Ik schrijf jou deze brief om je te vertellen dat ik toch heb beslist dat je na de herfstvakantie in [plaats 1] naar school zal gaan. Dat betekent dat je ook bij je vader gaat wonen. Ik kan me voorstellen dat je daarvan heel erg schrikt. Misschien maakt het je ook boos dat ik dat beslis, terwijl je zegt dat je dat juist niet wil. Ook dat begrijp ik.
Ik heb gelezen dat jij al heel lang last hebt van de twee werelden waarin je leeft. De ene wereld in [plaats 2] , en de andere wereld in [plaats 1] . Tussen jouw ouders is er al heel erg lang veel gedoe. Je zussen zijn vorig jaar naar [plaats 1] verhuisd, en daar heb jij veel verdriet van gehad. Ik heb ook gelezen dat je je soms veel zorgen maakt over je moeder. Op school zien ze dat jouw hoofd zo vol zit, dat er soms gewoon geen ruimte meer is om bezig te zijn met de dingen waar jij als 11-jarige jongen eigenlijk mee bezig zou moeten zijn. Dat is niet jouw schuld, of iemand anders zijn schuld. Maar toch is jouw hoofd veel te vol, ook al wil niemand dat voor jou. [voornaam bijzondere curator] , de bijzondere curator, heeft verteld dat zij zich daarom best zorgen over jou maakt. Ook ik vind het verdrietig om te horen dat jij op jouw leeftijd al zoveel meesjouwt, niet letterlijk, maar in je hoofd. Ik vind dat niet goed.
Ik heb lang nagedacht wat ik het beste voor jou vind om hierin iets voor jou te veranderen. En ik denk dat wonen in [plaats 1] en daar naar school gaan jou zal helpen om meer rust te hebben. Juist in dit jaar, jouw laatste jaar voordat je naar de middelbare school gaat, vind ik het voor jou belangrijk dat je genoeg ruimte in je hoofd hebt voor school en alle andere leuke dingen die bij dit bijzondere jaar horen. En natuurlijk begrijp ik ook dat het juist omdat het zo’n bijzonder jaar is, eigenlijk helemaal niet leuk is om van school te wisselen. Als je boos bent hierover, snap ik dat zoals ik al zei. Wees dan boos op mij; het is mijn beslissing.
Misschien vraag je je af: wanneer zie ik mijn moeder dan? En mijn vrienden in [plaats 2] ? Daar heb ik ook over nagedacht. Ik vind het namelijk ook heel belangrijk dat je hen blijft zien want zij zijn heel belangrijk voor je. Daarom heb ik besloten dat je van de vier weekenden steeds drie weekenden bij je moeder bent. Dus drie weekenden ben je achter elkaar in [plaats 2] , en dan één weekend in [plaats 1] . Op die manier ben je ook nog best veel in [plaats 2] .
Als het goed is lees je deze brief samen met [voornaam bijzondere curator] . Ik hoop dat zij jou een beetje kan helpen bij je eerste vragen en je gevoel hierbij.
Ontslag bijzondere curator
3.29.
Nu blijkt dat de bijzondere curator, behalve de ondersteuning van [minderjarige 2 (voornaam)] bij het kennisnemen van de beslissing, niet langer een taak heeft in deze zaak, zal de rechter de bijzondere curator ontslaan van haar functie als bijzondere curator over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] . Zekerheidshalve ontslaat de rechter de bijzondere curator ook van haar functie als bijzondere curator over [A (voornaam)] .
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.30.
De rechter zal de beslissing ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt. De rechter doet dat, omdat zij van oordeel is dat het niet in het belang van [minderjarige 2 (voornaam)] is dat onduidelijkheid over zijn hoofdverblijfplaats, juist in dit belangrijke schooljaar, voor hem langer duurt. Ook als de moeder in hoger beroep gaat, zal [minderjarige 2 (voornaam)] dus in de herfstvakantie naar [plaats 1] verhuizen.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt hier de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat [minderjarige 2 (voornaam)] vanaf 23 oktober 2022 zijn hoofdverblijfplaats heeft bij de vader;
4.2.
stelt een zorgregeling vast waarbij [minderjarige 2 (voornaam)] in een cyclus van vier weken, drie weekenden bij de moeder is van vrijdag uit school tot zondag 17.00 uur, waarbij de vader [minderjarige 2 (voornaam)] naar de moeder brengt en ook weer ophaalt;
4.3.
ontslaat de bijzondere curator van haar functie als bijzondere curator over de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2006 in [geboorteplaats] en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2011 in [geboorteplaats] en over de inmiddels meerderjarige [A] , geboren op [geboortedatum 1] 2004 in [geboorteplaats] ;
4.4.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
bepaalt dat de kosten van de bijzondere curator ten laste van ’s Rijks kas zullen worden gebracht;
4.6.
wijst de verzoeken van de ouders voor het overige af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. T. Dopheide, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. L.A. Nettekoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 september 2022.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 1:253a lid 1 en lid 2 sub b van het Burgerlijk Wetboek.