ECLI:NL:RBMNE:2022:3649

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
16.041942.19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging tegen goederen door studenten onder invloed in Utrecht

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 14 april 2022, is de verdachte beschuldigd van openlijke geweldpleging tegen goederen en belediging van een ambtenaar. De feiten vonden plaats op 16 februari 2019 in Utrecht, waar de verdachte samen met medeverdachten onder invloed van alcohol openlijk geweld pleegde tegen meerdere voertuigen en een bushokje. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, een aantal auto’s heeft vernield door tegen de buitenspiegels te schoppen en een bushokje te beschadigen. De verdachte heeft tijdens de rechtszittingen zijn betrokkenheid erkend, met uitzondering van de vernielingen aan de voertuigen. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de medeverdachten in overweging genomen, evenals de camerabeelden die de verdachte op het moment van de vernielingen tonen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de tenlastelegging van openlijke geweldpleging en belediging van een ambtenaar. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren en een geldboete van € 300,-. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, die schadevergoeding eisen voor de geleden materiële schade door de vernielingen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/041942-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 april 2022
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1993 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres 1] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 2 mei 2019 (politierechter), 18 september 2019 (politierechter) en 31 maart 2022. De zaak is op 18 september 2019 door de politierechter verwezen naar de meervoudige kamer. De zaak is inhoudelijk behandeld door de meervoudige kamer op de terechtzitting van 31 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. E. Lohuis en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. R. Schreudering, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
Op 16 februari 2019 te Utrecht openlijk geweld heeft gepleegd tegen goederen (personenauto(‘s) en/of abri(‘s) en/of een bushokje);
Feit 2:
Op 16 februari 2019 te Utrecht een ambtenaar in functie heeft beledigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte de vernielingen aan de auto’s en/of de abri en/of het bushokje heeft gepleegd en de (eerste) verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1] is onbetrouwbaar, omdat hij blijkbaar conclusies heeft getrokken over wie wat heeft gedaan, terwijl hij het verrichten van de vernielingen niet heeft waargenomen. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman van verdachte zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, aangezien verdachte dit feit heeft bekend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Bewijsmiddelen [1]
Aantreffen verdachte
Proces-verbaal van bevindingen
Op 16 februari 2019 omstreeks 23:30 uur kregen wij, verbalisanten, een melding dat er een vernieling werd gepleegd bij een bushalte aan de [Straat 4] te [gemeente] . Hierop zijn wij direct ter plaatse gegaan. Tijdens het aanrijden naar de melding hoorden wij de centralist van de meldkamer zeggen dat er meerdere 112 telefoontjes over binnen kwamen en dat de verdachten nog steeds bij de bushalte aan de [Straat 4] zouden staan. Eén van de jongens die de vernieling had gepleegd droeg een witte jas. Het ging om drie jongens die nog steeds ter plaatse waren bij de bushalte. Toen wij ter plaatse waren bij de [Straat 4] zagen wij drie jongens bij een bushalte staan. Wij zagen dat diverse ruiten van de bushalte vernield waren. Wij zagen dat er een grote baksteen, dan wel stoeptegel op de grond lag ter hoogte van de vernielingen. Wij zagen drie jongens op het bankje bij de bushalte zitten. Dit bleken nader te noemen verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] te zijn. Wij werden aangesproken door nader te noemen getuige [getuige 1] . Wij hoorden dat hij zei: "Dit zijn de jongens die jullie moeten hebben. Zij hebben de vernielingen gepleegd." Wij zagen dat hij naar de drie genoemde verdachten wees bij het uitspreken van deze woorden. Vervolgens hebben wij van de verdachten direct een foto genomen zoals zij op het bankje in de bushalte zaten. Wij zagen dat verdachte [verdachte] diverse verwondingen had aan beide handen en dat hij onder het bloed zat. Wij zagen en hoorden dat de verdachten onder invloed waren van alcoholhoudende drank. Ik, verbalisant, hoorde van verschillende omstanders dat zij getuige waren geweest van de vernielingen. Ik hoorde dat de verdachten door de straat [Straat 1] waren gelopen en dat ze daar tien tot vijftien auto's vernield zouden hebben. Ik zag dat ze allemaal in de richting wezen van de drie genoemde verdachten. [2]
Ik sprak met getuige [getuige 2] en getuige [getuige 3] . Zij vertelden mij dat zij ook de vernielingen op de [Straat 1] gezien hadden. Toen wij op het politiebureau waren hebben wij in verband met de Wet Middelengebruik een ademanalyse afgenomen bij de verdachten. De resultaten van de ademtesten waren als volgt:
[verdachte] , 875 UGL
[medeverdachte 1] , 695 UGL
[medeverdachte 2] , 540 UGL. [3]
Auto’s
Proces-verbaal van bevindingen
Hierop ben ik, verbalisant, naar [Straat 1] te Utrecht gereden en ben daar door de straat gelopen. Ik trof daar de hieronder genoemde vernielingen aan bij de genoemde auto's. De vernielingen die ik aantrof waren verschillend van aard en daarmee bedoel ik dat de ene keer de gehele spiegel er af lag en bij de volgende het glas was vernield, maar de spiegel nog wel vast zat aan de auto.
- Auto met kenteken [kenteken 1] , linker buitenspiegel vernield
- Auto met kenteken [kenteken 2] rechter buitenspiegel vernield [4]
- Personenbusje met kenteken [kenteken 3] rechter buitenspiegel vernield
- Auto met kenteken [kenteken 4] linker buitenspiegel vernield
- Auto met kenteken [kenteken 5] linker buitenspiegel vernield
- Auto met kenteken [kenteken 6] rechter buitenspiegel vernield
- Auto met kenteken [kenteken 7] rechter buitenspiegel vernield
- Auto met kenteken [kenteken 8] rechter buitenspiegel vernield
- Auto met kenteken [kenteken 9] een van de buitenspiegels vernield
- Auto met kenteken [kenteken 10] linker buitenspiegel vernield
- Auto met kenteken [kenteken 11] linker buitenspiegel vernield
- Auto met kenteken [kenteken 12] linker buitenspiegel vernield
Op de [Straat 2] te Utrecht trof ik nog het hieronder genoemde voertuig met vernieling:
- Auto met kenteken [kenteken 13] linker buitenspiegel vernield. [5]
Proces-verbaal van bevindingen
Naar aanleiding van meerdere vernielingen aan geparkeerde auto’s, werden door mij, verbalisant, de bewakingsbeelden van de bewoner van perceel [adres 2] bekeken.
Ik zag dat op de openbare weg twee auto's, elk in een parkeervak, geparkeerd stonden. [6] Ik zag dat een jongen gekleed in een witte jas met aan de voorzijde twee zwarte opdrukken, zijn rechterbeen omhoog bracht, ter hoogte van de rechterbuitenspiegel. Op de beelden is niet goed te zien of hij de auto raakt. De jongen gekleed in de witte jas, rent verder en kijkt nog even achterom. De jongen, gekleed in de donkerkleurige jas staat aan de linkerzijde van de grijze auto en brengt zijn rechterbeen omhoog. Op de bewegende beelden is te zien dat deze jongen tegen de linkerbuitenspiegel van de grijze auto aantrapt. [7] De jongen gekleed in de donkerkleurige jas heeft de linkerbuitenspiegel van de grijze auto vast. Op de bewegende beelden is te zien dat een jongen op een fiets tegen de linkerbuitenspiegel van de zwarte auto aantrapt. [8] Op de foto is te zien dat de linker buiten spiegel van de grijze auto en linker buitenspiegel van de zwarte auto iets verbogen is. De jongen in de donkergekleurde jas is verder gelopen uit het zicht van de camera, vlak achter hem loopt een derde jongen gekleed in een donkerkleurige jas met lichte schoenen. [9]
Tijdens het bekijken van de bewegende beelden zag ik dat het signalement en de kleding van de persoon gekleed in de witte jas overeenkwam met het signalement en de kleding van verdachte [medeverdachte 2] , geboren [geboortedatum 2] 1997. [10]
Tijdens het bekijken van de bewegende beelden, zag ik dat het signalement en de kleding van de persoon gekleed in de donkerkleurige jas met lichte schoenen overeenkwam met het signalement en de kleding van verdachte [verdachte] , geboren [geboortedatum 3] 1993. [11]
Aangiften
Proces-verbaal aangifte van [aangever 1]
Ik ben eigenaar van een personenauto van het merk Suzuki, voorzien van kenteken [kenteken 5] . Op 17 februari 2019 in de ochtend werd ik door mijn vriendin gebeld. Ik hoorde van haar dat er meerdere personenauto's in de straat door een groepje jongeren waren vernield. [12] Toen ben ik naar mijn personenauto gelopen en zag toen dat de linker buitenspiegel eraf was. Ik zag ook dat er rechtsachter bij mijn personenauto twee deuken zaten. [13]
Proces-verbaal aangifte van [aangever 2]
Op 16 februari 2019 heb ik omstreeks 18.00 uur mijn voertuig, merk Nissan en voorzien van het kenteken [kenteken 13] , in goede staat geparkeerd voor mijn woning, gelegen aan de [adres 3] , te Utrecht. Op 17 februari 2019 zag ik dat de linker buitenspiegel was vernield. [14]
P
roces-verbaal aangifte van [aangever 3]
Op 16 februari 2019 omstreeks 23.30 uur werd ik door mijn overbuurman geattendeerd dat mijn voertuig was vernield. Ik ben direct naar mijn voertuig gelopen en zag dat mijn rechter buitenspiegel was vernield. Ik zag dat de kap van de spiegel op de grond lag. [15] Het betreft een Mini met kenteken [kenteken 7] . [16]
Proces-verbaal aangifte van [aangever 4] namens [bedrijf 1]
Op 15 februari 2019 omstreeks 18.00 uur heb ik de bus, die gebruikt wordt voor personenvervoer, merk Mercedes-Benz en voorzien van het kenteken [kenteken 3] , in goede staat geparkeerd op de [Straat 3] te Utrecht. Op 17 februari 2019 werd ik door de politie geattendeerd dat mijn voertuig was vernield. Ik ben direct naar mijn voertuig gelopen en zag dat de rechter buitenspiegel was vernield. [17]
Proces-verbaal aangifte van [aangever 5] namens [aangever 5]
Ik doe aangifte van vernieling van het voertuig van mijn vader. Op 16 februari 2019 omstreeks 21.30 uur parkeerde ik het voertuig, merk Audi, voorzien van het kenteken [kenteken 14] , voor mijn woning, gelegen aan de [adres 4] , te Utrecht. Bij het verlaten van het voertuig zat er geen schade aan de rechterzijde van het voertuig. Op zaterdag 16 februari 2019 omstreeks 23:30 uur zat ik in de keuken van mijn woning. Ik hoorde geschreeuw op straat. Ook hoorde ik dat er iets over het weg dek heen schuurde, wat klonk als hard plastic. Ik keek vervolgens door het raam, aan de [18] voorzijde van mijn woning, en zag twee jongens. Ik zag dat er een op een fiets zat en dat er een liep. Ik zag dat de jongen die liep tegen iets aanschopte wat op de grond lag. (..) Ik zag dat de jongens de [Straat 4] opliepen en richting de bushalte [Straat 5] liepen. Ik zag dat de jongens moeite hadden met lopen. Ik zag dat de jongens over de weg zwalkten en ik hoorde hard geschreeuw. [19]
Ik ben gaan kijken bij het voertuig van mijn vader en zag dat er schade aan het voertuig zat. Ik zag dat er krassen op de rechter buitenspiegel, rechter bumper en rechter bijrijders portier
zaten. [20]
Proces-verbaal aangifte van [aangever 6]
Op 17 februari 2019 zag ik dat er een briefje van de Politie in mijn brievenbus lag waarop stond dat mijn voertuig was vernield. Ik ben direct naar mijn voertuig gelopen en zag dat de linker buitenspiegel was vernield. [21] Het gaat om een Volkswagen met kenteken [kenteken 10] . [22]
Proces-verbaal aangifte [aangever 4]
Op 16 februari 2019 omstreeks 12.00 uur heb ik mijn voertuig, een Opel Corsa met kenteken [kenteken 8] in goede staat geparkeerd voor mijn woning aan de [adres 5] te Utrecht. Omstreeks 23:30 uur zag ik dat er een briefje van de Politie in mijn brievenbus lag waarop stond dat mijn voertuig was vernield. Ik ben direct naar mijn voertuig gelopen en zag dat de rechter buitenspiegel was vernield. [23]
Omdat onze woning voorzien is van camera's, heb ik beelden teruggekeken, waarop te zien is dat de auto omstreeks 23:30 uur vernield wordt en dat er ook tegen een andere auto van ons getrapt wordt. [24]
Proces-verbaal aangifte van [aangever 7]
Op 16 februari 2019 had ik mijn voertuig, een Ford Mondeo voorzien van kenteken [kenteken 1] geparkeerd op de [Straat 1] en in goede staat achtergelaten. Op 17 februari omstreeks 08.30 uur kwam ik bij het voertuig. Ik zag dat de buitenspiegel aan de linkerzijde van mijn voertuig kapot was. Ik zag dat de spiegel helemaal naar beneden hing. [25]
Afschrift van aangifte van [aangever 8]
De auto van mijn vrouw is beschadigd. De spiegel rechts is eraf gebroken toen deze geparkeerd stond bij mijn huis op de [adres 6] . [26] Het betreft een Smart met kenteken [kenteken 2] . [27]
Proces-verbaal aangifte van [aangever 9]
Op 16 februari 2019 heb ik mijn voertuig, een Volkswagen voorzien van kenteken [kenteken 11] , in goede staat geparkeerd op de [Straat 1] te Utrecht. Op 17 februari 2019 zag dat er een briefje van de Politie in mijn brievenbus lag waarop stond dat mijn voertuig was vernield. Ik ben direct naar mijn voertuig gelopen en zag dat de linker buitenspiegel was vernield. De kap van de spiegel is verdwenen en de spiegel is niet meer bruikbaar. [28]
Afschrift van aangifte [aangever 10]
In de nacht van 16 februari 2019 is mijn lease auto beschadigd. De linker spiegel is los getrapt. Het betreft een Renault met kenteken [kenteken 4] . De eigenaar is [bedrijf 2] . [29]
Proces-verbaal aangifte van [getuige 3]
Op 16 februari 2019 omstreeks 18.00 uur heb ik mijn voertuig, een Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 6] , in goede staat geparkeerd voor mijn woning aan de [Straat 1] te Utrecht achtergelaten. Omstreeks 23:30 uur lag ik te slapen. Op enig moment hoorde ik hard geschreeuw in de straat. Ik zag buiten vier jongens op straat. Ik zag dat er drie lopend waren en eentje op de fiets. Ik zag dat zij zich richting [Straat 3] liepen. Ik zag dat één jongen aan het wankelen was. Ik zag dat deze jongen blond, wat langer, haar had. Ik zag dat deze jongen ook een stropdas droeg. Ik zag dat er een licht getinte jongen bij liep en eentje met een witte jas en een rugzak op. Ter hoogte van de busbaan Parkwijk, bushalte [Straat 5] , hoorde ik glasgerinkel. Toen ik ging kijken, zag ik de hierboven drie eerder genoemde jongens, welke te voet waren, op het bankje in de bushalte zitten. Ik zag dat de bushalte helemaal gesloopt was. [30] Ik zag dat het glas van de bushalte vernield was. Ik zag dat de politie ter plaatse was bij de bushalte en de drie jongen aanhield. Toen ik later terug liep naar mijn woning, zag ik dat de rechter buitenspiegel van mijn voertuig vernield was. [31]
Proces-verbaal aangifte van [aangever 11] namens [bedrijf 3] .
Ik ben werkzaam bij [bedrijf 3] en namens benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte van openlijke geweldpleging tegen goederen. Op 18 februari 2019 werd ik gebeld met de mededeling dat er een abri in Utrecht, gelegen op de [Straat 4] te Utrecht, vernield was en dat de ruiten van abri vernield waren. Ik schat het schadebedrag op 2214 euro. [32]
Getuigen
Proces-verbaal van bevindingen (getuige [getuige 4] )
Ik, verbalisant, hoorde getuige [getuige 4] het volgende tegen mij zeggen:
‘Op 16 februari 2019 omstreeks 23:25 uur fietste ik samen met een vriendin weg bij de bioscoop Cinemac te Utrecht. Opeens hoorde ik een harde klap. Ik keek toen gelijk in de richting van waar deze harde klap vandaan kwam. Ik zag dat er een bord, rood met wit gestreept, op het fietspad lag en dat ongeveer 2 meter van dat bord vandaan twee jongens op de busbaan stonden en in de richting van dat bord keken. Ik weet zeker dat één van hen dat bord heeft gegooid. Verder stond er niemand bij. Toen wij ter hoogte van de bushalte bij het Leidsche Rijn College fietsten, zag ik dat twee jongens in de richting van het bushokje liepen. Ik zag dat er in het bushokje twee of drie jongens stonden. Wij waren eigenlijk van plan om over het fietspad rechtdoor langs het bushokje te fietsen, maar toen zag ik dat één van de jongens iets tegen de zijkant van het bushokje gooide. Het leek op een steen. Ik zag dat de ruit van het bushokje kapot ging. Dat maakte veel kabaal. U vraagt aan mij welke ruit ik precies bedoel. Als je met je gezicht naar het bushokje toe staat de ruit aan de rechterzijde. [33]
Proces-verbaal van bevindingen (getuige [getuige 5] )
Ik, verbalisant, hoorde getuige [getuige 5] het volgende tegen mij zeggen:
‘Op 16 februari 2019 omstreeks 23:30 uur was ik thuis toen ik buiten een harde knal hoorde en het vallen van glas hoorde. Ik keek uit mijn raam van de woonkamer in de richting van het Leidsche Rijn College. Ter hoogte van de bushalte zag ik drie of vier jongens. Jongen 1 droeg een witte jas en hij had een goeie bos haar, ik geloof dat het krullen waren. Jongen 2 was donker gekleed en ik zag dat hij een rugtas op zijn rug had. Jongen 3 was ook donker gekleed. Ik weet niet meer zeker of dat er een vierde jongen was, maar dan was hij ook donker gekleed. Ik keek op de achterkant van de bushalte, aan beide kanten van de bushalte zitten glasplaten. Ik zag dat jongen 1, via de achterkant gezien, een rechter glasplaat bij de bushalte kapot trapte. Op dat moment hoorde ik glas kapot vallen. Ik zag dat één van de andere jongens, in het donker gekleed, twee glasplaten aan de linkerkant kapot trapte. Op dat zelfde moment was een andere jongen, in het donker gekleed, aan het filmen. Ik zag dat hij een telefoon in zijn hand had en dat daar een flits uitkwam. Ik bleef kijken naar de richting van de bushalte totdat de politie er was. Ik zag dat alle jongens rustig op het bankje in de bushalte gingen zitten net voordat de politie kwam. [34]
Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1]
Ik had thuis vrienden uitgenodigd om mijn verjaardag te vieren. Hierna wilden wij de stad in gaan. De meeste zijn met de fiets naar de stad gegaan en wij zijn met z'n drieën met de bus naar de stad gegaan. [medeverdachte 2] en [verdachte] waren de twee die het gedaan hebben. [35] Zij hebben dat bushokje ingegooid. Die jongens hebben ook auto's vernield. Ik zag dat zij de autospiegels van de auto's af trapten. [36]
Bewijsoverweging
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is van het in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde ‘in vereniging’ plegen van geweld sprake indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid echter dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die ‘in vereniging’ geweld pleegt.
De rechtbank zal moeten beoordelen of sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het openlijk plegen van geweld tegen goederen, waarbij van belang is dat openlijke geweldpleging in vereniging zich, gelet op de aard van het delict, in verschillende vormen kan voordoen. Er kan sprake zijn van evident nauw en bewust samenwerken, maar ook van openlijk geweld dat bestaat uit een meer diffuus samenstel van uiteenlopende, tegen goederen gerichte geweldshandelingen dat plaatsvindt binnen een ongestructureerd, mogelijk spontaan samenwerkingsverband met een eigen – soms moeilijk doorzichtige – dynamiek. Een bijdrage van voldoende gewicht kan onder omstandigheden ook geheel of ten dele bestaan uit het verrichten van op zichzelf niet-gewelddadige handelingen. [37]
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat verdachte samen met de medeverdachten een verjaardagsetentje van één van hen had gevierd op de [Straat 6] te Utrecht, daar al het een en ander had gedronken en vervolgens aan het eind van de avond met een groepje de stad in wilde gaan. In uitgelaten en luidruchtige stemming lopen ze dan door de straat [Straat 1] waarbij vervolgens door een paar jongens een aantal auto’s beschadigd worden door met name tegen de buitenspiegels te schoppen/trappen/trekken. Verdachte maakt deel uit van dit groepje: zijn signalement komt overeen met één van de jongens op de camerabeelden op het moment dat de auto(spiegel)’s worden vernield en ook een getuige die de jongens luidruchtig door de straat ziet gaan op het moment dat de vernielingen worden gepleegd, geeft een beschrijving van een jongen die overeenkomt met zijn signalement die avond. Verdachte doet derhalve, in ieder geval naar de uiterlijke verschijningsvorm, mee met het vandalistisch gedrag. Vervolgens komt het groepje aan bij een bushokje, c.q. abri. Dat wordt gesloopt: tegen de ruiten wordt geschopt, getrapt en met een steen gegooid waarna de ruiten van het bushokje sneuvelen. Meerdere getuigen verklaren dat de jongens die dat hebben gedaan degenen zijn die daarna door de politie zijn aangehouden: verdachte en zijn medeverdachten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte deel heeft uitgemaakt van de groep die het openlijke geweld heeft gepleegd en een bijdrage heeft geleverd aan dat geweld. De rechtbank ziet de vernielingen van de auto’s en het bushokje/abri als één geheel: zodra de jongens de woning verlaten en zich in beschonken toestand door de straat naar de bushalte begeven, laten zij een spoor achter van lawaai, vernielingen en baldadigheid.
De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de raadsman van verdachte dat de eerste verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1] niet betrouwbaar zou zijn. De rechtbank hecht juist waarde aan deze eerste verklaring die kort na het incident is afgelegd. Verdachte was toen wellicht geschrokken door de aanhouding en nog enigszins schuldbewust, terwijl hij zich later meer bewust werd van zijn positie ten opzichte van zijn medeverdachten en een andere proceshouding is gaan aannemen.
Conclusie
Uit het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, volgt dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte het ten laste gelegde, te weten openlijke geweldpleging tegen goederen (auto’s en een abri/bushokje), heeft begaan.
Ten aanzien van feit 2
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en door de raadsman van verdachte is op dit punt geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met onderstaande opsomming van de bewijsmiddelen [38] :
- Een proces-verbaal van bevindingen van 17 februari 2019; [39]
- Een proces-verbaal aangifte van [aangever 12] van 17 februari 2019; [40]
- De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 31 maart 2022. [41]
Conclusie
Op grond van bovenvermelde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde, te weten belediging van een ambtenaar in functie, heeft begaan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 16 februari 2019 te Utrecht openlijk, te weten, aan de [Straat 1] en de [Straat 4] , in elk geval aan de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen te weten
- personenauto's, toebehorende aan [getuige 3] , [bedrijf 2] , [aangever 6] , [aangever 8] , [aangever 4] , [aangever 2] , [aangever 3] , [aangever 1] , [aangever 9] , [aangever 5] en [aangever 7] en
- abri‘s, toebehorende aan [bedrijf 3] en/of
- een bushokje door
- ( meermalen) te schoppen/trappen tegen de buitenspiegels) van voornoemde auto's en/of te trekken aan de buitenspiegels van voornoemde auto's
- ( meermalen) te schoppen/trappen tegen de ruiten van voornoemde abri's en/of voornoemd bushokje en/of (meermalen) met een steen te slaan en/of te gooien tegen de ruiten van voornoemde abri('s) en/of voornoemd bushokje;
2.
op 17 februari 2019 te Utrecht opzettelijk een ambtenaar, te weten [aangever 12] , gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "mafkees" en "kankerlijer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1: openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen, terwijl de schuldige opzettelijk goederen vernielt
Feit 2: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van 60 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen hechtenis, voor feit 1 en een geldboete van € 500,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis, voor feit 2.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft in het kader van de strafmaat aangevoerd dat uitgaande van de oriëntatiepunten ten aanzien van feit 1 een taakstraf voor de duur van 60 uren uitgangspunt is en ten aanzien van feit 2 een geldboete van € 150,-. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat rekening dient te worden gehouden met de omstandigheid dat de redelijke termijn is overschreden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen een groot aantal voertuigen en een bushokje/abri. Hij heeft dit gedaan rond middernacht toen er al mensen lagen te slapen. Door aldus te handelen heeft verdachte laten zien geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen en heeft hij ook veel mensen overlast en schade bezorgd. Bovendien zorgen dit soort feiten voor gevoelens van onveiligheid en onrust bij de slachtoffers en in de samenleving in het algemeen (hetgeen ook blijkt uit de reactie van de buurtbewoners en enkele getuigen).
De persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie (strafblad) van verdachte van 20 februari 2019. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder voor belediging van een ambtenaar in functie.
De straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de soort en zwaarte van de op te leggen straf acht geslagen op de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en op straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. De oriëntatiepunten voor openlijke geweldpleging tegen goederen (door een reeks auto's te beschadigen of overige vernielingen aan te richten) gaan uit van de oplegging van een taakstraf voor de duur van 60 uren. Voor belediging geldt een uitgangspunt van een geldboete van € 150,-, maar dit bedrag kan 33-100% worden verhoogd indien het gepleegd is tegenover een ambtenaar in functie. De rechtbank weegt daarbij in strafverzwarende zin mee dat verdachte eerder is veroordeeld voor belediging van een ambtenaar in functie en dat verdachte onder invloed verkeerde van alcohol.
De rechtbank is – al hetgeen hiervoor in aanmerking nemende - van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 60 uren in combinatie met een geldboete van € 300,- dit geval passend en geboden is.
De redelijke termijn
De rechtbank heeft voorts geconstateerd dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De strekking van dat artikel is onder andere om te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een (verdere) strafvervolging zou moeten leven. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat verdachte mocht verwachten dat hij verdacht werd van een strafbaar feit en eindigt op het moment dat uitspraak wordt gedaan. Voor de berechting van de zaak in eerste aanleg (bij de rechtbank) geldt als uitgangspunt dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de zaak is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Gelet op de datum van deze uitspraak is de redelijke termijn met ruim een jaar overschreden. Nu echter de rechtbank een taakstraf zal opleggen waarvan het onvoorwaardelijk gedeelte minder beloopt dan honderd uren, wordt, conform vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, geen vermindering van de straf toegepast. De rechtbank volstaat dan ook met de constatering dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid van het EVRM.

9.BENADEELDE PARTIJ

[bedrijf 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 73,50. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
[aangever 6] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 250,-. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
[aangever 8] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 361,36. Dit bedrag bestaat uit € 261,36 aan materiële schade en € 100,- aan immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
[aangever 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 723,24. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
[bedrijf 3] . heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.214,-. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
[aangever 5] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.000,-. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
[aangever 7] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 437,76. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [bedrijf 2] , [aangever 1] en [aangever 7] geheel voor toewijzing vatbaar zijn. De vordering van de benadeelde partij [aangever 8] is eveneens voor toewijzing vatbaar, met dien verstande dat dit alleen geldt voor de materiële schade en niet voor de immateriële schade. Al deze vorderingen dienen te worden vermeerderd met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk aan verdachte en zijn medeverdachte te worden opgelegd.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [aangever 6] , [bedrijf 3] ., [aangever 5] en [aangever 8] (voor zover die ziet op immateriële schade) heeft de officier van justitie opgemerkt dat deze vorderingen niet voor toewijzing in aanmerking komen, omdat zij niet onderbouwd zijn.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen alsnog niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen, omdat zij, nu zij niet zijn onderbouwd, een onevenredige belasting vormen voor het strafproces, dan wel dat zij moeten worden afgewezen, met uitzondering van de vorderingen van de benadeelde partijen [aangever 1] , [aangever 8] (voor zover het een bedrag van € 236,36 betreft) en [bedrijf 2] . Ten aanzien van deze vorderingen heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade hebben geleden.
Materiële schade
[bedrijf 2] heeft aan materiële schade een bedrag gevorderd van € 73,50 ter zake van kosten ter vervanging van de linkerbuitenspiegel. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen, nu dit bedrag de rechtbank niet onredelijk voorkomt, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 februari 2019 tot de dag van volledige betaling.
[aangever 8] heeft aan materiële schade een bedrag gevorderd van € 261,36 (€ 236,36 +
€ 25,-) ter zake van kosten ter vervanging van de rechterbuitenspiegel. De verdediging heeft gesteld dat het bedrag van € 25,- niet (met stukken) onderbouwd is. De rechtbank gaat hieraan voorbij. De vordering is onderbouwd met een factuur en de € 25,- is toegelicht: dit bedrag is betaald voor een noodreparatie (vanwege wachten op onderdelen). De rechtbank acht dit voorstelbaar en het bedrag komt de rechtbank niet onredelijk voor. De vordering zal dan ook voor wat betreft de materiële schade van € 261,36 worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 februari 2019 tot de dag van volledige betaling.
[aangever 1] heeft aan materiële schade een bedrag gevorderd van € 723,24 ter zake van kosten ter reparatie van de schade aan zijn auto. De rechtbank zal de vordering toewijzen, nu dit bedrag voldoende onderbouwd is en de rechtbank niet onredelijk voorkomt, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 februari 2019 tot de dag van volledige betaling.
[aangever 7] heeft aan materiële schade een bedrag gevorderd van € 437,76 ter zake van vervanging van de buitenspiegel. De verdediging heeft gesteld dat de benadeelde partij in deze vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, dan wel dat de vordering moet worden afgewezen, wegens onvoldoende onderbouwing aangezien de factuur op een andere naam staat. De rechtbank gaat hieraan voorbij. De vordering is onderbouwd met een factuur waarop het kenteken van de auto waarvoor aangifte is gedaan staat en het bedrag komt de rechtbank niet onredelijk voor. De vordering zal dan ook worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 februari 2019 tot de dag van volledige betaling.
Immateriële schade
[aangever 8] heeft naast materiële schade ook een bedrag aan immateriële schade gevorderd, te weten € 100,-. Gelet op de aard van het feit komt de benadeelde partij niet in aanmerking voor immateriële schade. Hoewel een vervelend feit, betreft het geen feit waardoor de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade is toegebracht in die zin dat hij daardoor pijn of letsel heeft opgelopen. Dit deel van de vordering wijst de rechtbank daarom af.
Hoofdelijkheid
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partijen aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van voormelde bedragen, te weten:
  • € 73,50, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 februari 2019 tot aan de dag van volledige betaling ten behoeve van [bedrijf 2] . Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 1 dag gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
  • € 261,36 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 februari 2019 tot aan de dag van volledige betaling ten behoeve van [aangever 8] . Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 5 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
  • € 723,24 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 februari 2019 tot aan de dag van volledige betaling ten behoeve van [aangever 1] . Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
  • € 437,76 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 februari 2019 tot aan de dag van volledige betaling ten behoeve van [aangever 7] . Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 8 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij(en) in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij(en).
Niet-ontvankelijk
[aangever 6] heeft aan materiële schade een bedrag gevorderd van € 250,- ter zake van kosten ter vervanging van de linkerbuitenspiegel. Nu de verdediging de vordering heeft betwist, dient de vordering (nader) te worden onderbouwd. Deze onderbouwing ontbreekt. De rechtbank zal daarom [aangever 6] in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien het alsnog nader laten onderbouwen van de vordering thans een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. [aangever 6] kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[bedrijf 3] . heeft aan materiële schade een bedrag gevorderd van € 2.214,- ter zake van kosten ter vervanging van de ruiten van de abri. Nu de vordering niet op de door de wet voorgeschreven wijze is ingediend en de verdediging de vordering heeft betwist, dient de vordering (nader) te worden onderbouwd. Deze onderbouwing ontbreekt. De rechtbank zal daarom [bedrijf 3] . in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien het alsnog nader laten onderbouwen van de vordering thans een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. [bedrijf 3] . kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[aangever 5] heeft aan materiële schade een bedrag gevorderd van circa € 1.000,- ter zake van geleden schade. Nu de verdediging de vordering heeft betwist, dient de vordering (nader) te worden onderbouwd. Deze onderbouwing ontbreekt. De rechtbank zal daarom [aangever 5] in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien het alsnog nader laten onderbouwen van de vordering thans een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. [aangever 5] kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Proceskosten
Nu deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering, zullen de benadeelde partijen in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 141, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 60 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 30 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- veroordeelt verdachte voor het onder feit 2 bewezen verklaarde tot
een geldboete van
€ 300,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 6 dagen;
Benadeelde partijen [bedrijf 2] , [aangever 8] , [aangever 1] en [aangever 7]
  • wijst de vordering ter zake van materiële schade van [bedrijf 2] toe tot een bedrag van € 73,50;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [bedrijf 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2019 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [bedrijf 2] aan de Staat € 73,50 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2019 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • wijst de vordering ter zake van materiële schade van [aangever 8] toe tot een bedrag van € 261,36;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [aangever 8] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2019 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [aangever 8] aan de Staat € 261,36 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2019 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 5 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • wijst af het meer of anders gevorderde.
  • wijst de vordering ter zake van materiële schade van [aangever 1] toe tot een bedrag van € 723,24;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [aangever 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2019 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [aangever 1] aan de Staat € 723,24 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2019 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • wijst de vordering ter zake van materiële schade van [aangever 7] toe tot een bedrag van € 437,76;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [aangever 7] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2019 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [aangever 7] aan de Staat
€ 437,76 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2019 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 8 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partijen [aangever 6] , [bedrijf 3] . en [aangever 5]
  • verklaart [aangever 6] , [bedrijf 3] . en [aangever 5] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.W.A. Vonk, voorzitter, mr. A. Blanke en mr. O. Böhmer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.S. Wijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 april 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 februari 2019 te Utrecht openlijk, te weten, op/aan de [Straat 1] en/of de [Straat 4] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voorhet publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) goed(eren) te weten
- één of meer personenauto('s), geheel of ten dele toebehorende aan [getuige 3] , [bedrijf 2] , [aangever 6] , [aangever 8] , [aangever 4] , [aangever 2] , [aangever 3] , [aangever 1] , [aangever 9] , [aangever 5] en/of [aangever 7] en/of
- één of meerdere abri(s), geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 3] en/of
- een bushokje door
- ( meermalen) te schoppen/trappen tegen de (buiten)spiegel(s) van voornoemde auto's en/of te trekken aan de (buiten)spiegel(s) van voornoemde auto's
- ( meermalen) te schoppen/trappen tegen de ruit(en) van voornoemde abri('s) en/of voornoemd bushokje en/of (meermalen) met een steen, althans een hard voorwerp te slaan en/of te gooien tegen de ruit(en) van voornoemde abri's en/of voornoemd bushokje;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij op of omstreeks 17 februari 2019 te Utrecht opzettelijk een ambtenaar, te weten [aangever 12] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "mafkees" en/of "kankerleijer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 13 maart 2019, genummerd PL0900-2019049719, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 183. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar mogelijk wordt volstaan met een verkorte en zakelijke weergave.
2.Een proces-verbaal van bevindingen van 17 februari 2019, p. 12 in combinatie met de foto op p. 20.
3.Proces-verbaal van bevindingen van 17 februari 2019, p. 13.
4.Een proces-verbaal van bevindingen van 17 februari 2019, p. 33.
5.Proces-verbaal van bevindingen van 17 februari 2019, p. 34.
6.Een proces-verbaal van bevindingen (bewakingsbeelden) van 19 februari 2019, p. 48.
7.Proces-verbaal van bevindingen (bewakingsbeelden) van 19 februari 2019, p. 49.
8.Proces-verbaal van bevindingen (bewakingsbeelden) van 19 februari 2019, p. 50.
9.Proces-verbaal van bevindingen (bewakingsbeelden) van 19 februari 2019, p. 51.
10.Proces-verbaal van bevindingen (bewakingsbeelden) van 19 februari 2019, p. 52.
11.Proces-verbaal van bevindingen (bewakingsbeelden) van 19 februari 2019, p. 53.
12.Een proces-verbaal aangifte van [aangever 1] van 18 februari 2019, p. 68.
13.Proces-verbaal aangifte van [aangever 1] van 18 februari 2019, p. 69.
14.Een proces-verbaal aangifte van [aangever 2] van 17 februari 2019, p. 71.
15.Een proces-verbaal aangifte van [aangever 3] van 17 februari 2019, p. 76.
16.Proces-verbaal aangifte van [aangever 3] van 17 februari 2019, p. 77.
17.Een proces-verbaal aangifte van [aangever 4] namens [bedrijf 1] van 17 februari 2019, p. 79.
18.Een proces-verbaal aangifte van [aangever 5] namens [aangever 5] van 17 februari 2019, p. 81.
19.Proces-verbaal aangifte van [aangever 5] namens [aangever 5] van 17 februari 2019, p. 82.
20.Proces-verbaal aangifte van [aangever 5] namens [aangever 5] van 17 februari 2019, p. 83.
21.Een proces-verbaal aangifte van [aangever 6] van 17 februari 2019, p. 87.
22.Proces-verbaal aangifte van [aangever 6] van 17 februari 2019, p. 88.
23.Een proces-verbaal aangifte van [aangever 4] van 17 februari 2019, p. 89.
24.Proces-verbaal aangifte van [aangever 4] van 17 februari 2019, p. 89.
25.Een proces-verbaal aangifte van [aangever 7] van 17 februari 2019, p. 92.
26.Een geschrift, te weten een afschrift van aangifte van [aangever 8] van 17 februari 2019, p. 97.
27.Geschrift, te weten een afschrift van aangifte van [aangever 8] van 17 februari 2019, p. 98.
28.Een proces-verbaal aangifte van [aangever 9] van 17 februari 2019, p. 101.
29.Een geschrift, te weten een afschrift van aangifte van [aangever 10] van 20 februari 2019, p. 104.
30.Een proces-verbaal aangifte van [getuige 3] van 17 februari 2019, p. 106.
31.Proces-verbaal aangifte van [getuige 3] van 17 februari 2019, p. 107.
32.Een proces-verbaal aangifte van [aangever 11] namens [bedrijf 3] . van 18 februari 2019, p. 108.
33.Een proces-verbaal van bevindingen (getuige [getuige 4] ) van 19 februari 2019, p. 119.
34.Een proces-verbaal van bevindingen (getuige [getuige 5] ) van 19 februari 2019, p. 124.
35.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 17 februari 2019, p. 132.
36.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 17 februari 2019, p. 133.
37.HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1320, NJ 2016/418.
38.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 13 maart 2019, genummerd PL0900-2019048389, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 183. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar mogelijk wordt volstaan met een verkorte en zakelijke weergave.
39.Een proces-verbaal van bevindingen van 17 februari 2019, p. 12 t/m 14.
40.Een proces-verbaal aangifte van [aangever 12] van 17 februari 2019, p. 117 t/m 118.
41.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 31 maart 2022.