ECLI:NL:RBMNE:2022:3646

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 augustus 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
UTR_22_1799
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering WIA-voorschot wegens hogere inkomsten dan bekend bij het Uwv

In deze zaak heeft eiser op 12 augustus 2020 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 22 oktober 2020 een voorschot op de WIA-uitkering toegekend en per 17 november 2020 een WIA-uitkering verleend. Echter, bij besluit van 24 december 2021 heeft het Uwv een bedrag van € 12.455,85 aan teveel betaald voorschot teruggevorderd, omdat eiser hogere inkomsten had dan bij het Uwv bekend was. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft dit bezwaar op 25 maart 2022 ongegrond verklaard.

Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Tijdens de zitting op 29 augustus 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van het Uwv aanwezig waren. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. Eiser voerde aan dat het Uwv moest afzien van terugvordering, verwijzend naar een persbericht van het Uwv waarin werd vermeld dat het Uwv stopt met terugvorderingen van WIA-voorschotten voor mensen die te lang op een WIA-beoordeling hebben moeten wachten. De rechtbank oordeelde echter dat, hoewel het persbericht op zichzelf een indicatie kan geven dat het voorschot niet zou worden teruggevorderd, de terugvordering in dit geval wel gerechtvaardigd was.

De rechtbank concludeerde dat de terugvordering terecht was, omdat de hoogte van het voorschot was gebaseerd op de bij het Uwv bekende verdiensten, en dat de daadwerkelijke verdiensten van eiser hoger waren. De rechtbank wees het beroep van eiser ongegrond en stelde vast dat hij geen recht had op terugbetaling van het griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier J.M.T. Bouwman.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1799

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

29 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv)
(gemachtigde: mr. J.H. Swart).

Inleiding

1.1.
Eiser heeft op 12 augustus 2020 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Bij besluit van 22 oktober 2020 heeft het Uwv eiser een voorschot op een WIA-uitkering toegekend. Vervolgens heeft het Uwv per 17 november 2020 een WIA-uitkering aan eiser toegekend.
1.2.
Bij besluit van 24 december 2021 (het primaire besluit) heeft het Uwv een bedrag van
€ 12.455,85 aan teveel betaald voorschot op de WIA-uitkering van eiser teruggevorderd in verband met te hoge inkomsten die eiser naast dit voorschot had. Eiser heeft bezwaar tegen dit besluit gemaakt.
1.3.
Bij besluit van 25 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser moet genoemd bedrag aan het Uwv terugbetalen.
1.4.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2022. Op deze zitting zijn eiser en de gemachtigde van verweerder verschenen.
1.6.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

Afzien van terugvordering?
2. Eiser voert aan dat het Uwv moet afzien van terugvordering van het aan hem toegekende voorschot op zijn WIA-uitkering. Eiser wijst daarbij op de eerste zin van het persbericht van het Uwv van 30 augustus 2021 waarin wordt vermeld dat het Uwv stopt met het terugvorderen voorschotten die zijn betaald aan mensen die te lang op een WIA-beoordeling hebben moeten wachten. Deze situatie is volgens eiser bij hem aan de orde. Gelet op het persbericht vindt eiser dat hij erop mag vertrouwen dat zijn voorschot niet wordt teruggevorderd.
3.1.
De rechtbank is het met eiser eens dat uit de eerste zin van het persbericht op zichzelf valt af te leiden dat het voorschot op de WIA-uitkering dat aan eiser is toegekend niet zou worden teruggevorderd. Desondanks is de rechtbank van oordeel dat het Uwv in dit geval het voorschot wel van eiser heeft mogen terugvorderen.
3.2.
Bij toekenning van het voorschot was de hoogte daarvan gebaseerd op het
WIA-maandloon minus de op dat moment bekende verdiensten. Bij toekenning van de WIA-uitkering is gebleken dat eisers daadwerkelijke verdiensten over de voorschotperiode hoger waren dan bij het Uwv bekend was. Hierdoor is de terugvordering ontstaan.
3.3.
Uit de tekst van het persbericht blijkt dat de reden van het Uwv voor het stoppen met terugvordering van WIA-voorschotten is dat door oplopende achterstanden bij de
WIA-claimbeoordelingen het aantal en de duur van de voorschotten fors is gestegen en daarmee ook het aantal en de hoogte van de terugvorderingen. Dit kan ervoor zorgen dat mensen met terugwerkende kracht een periode geen inkomen hebben, omdat zij zonder het voorschot in die periode geen inkomen hadden uit andere voorzieningen, en vervolgens dat voorschot moeten terugbetalen. Deze situatie is niet op eiser van toepassing. Eiser had immers wel inkomen naast het voorschot op zijn WIA-uitkering en is door de terugvordering ook niet in financiële problemen geraakt, omdat hij in de periode waarop de terugvordering ziet geen andere inkomsten had. Eiser erkent dit ook op de zitting. Het persbericht ziet, zoals het Uwv terecht in het verweerschrift en op de zitting heeft aangevoerd, niet op de situatie die bij eiser aan de orde is als het gaat om de terugvordering van het voorschot.
Vertrouwensbeginsel
4. Het beroep van eiser op het vertrouwensbeginsel slaagt ook niet. De rechtbank ziet het algemene persbericht van het Uwv over het stoppen met terugvordering van
WIA-voorschotten niet als een aan het Uwv toe te rekenen concrete, ondubbelzinnige toezegging, waaraan eiser de rechtens te honoreren verwachting kan ontlenen dat zijn voorschot niet zou worden teruggevorderd. Het Uwv heeft eiser ook geen brief gestuurd waarin aan hem persoonlijk wordt meegedeeld dat in zijn geval wordt afgezien van terugvordering.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder terecht is overgegaan tot terugvordering van het voorschot op de WIA-uitkering van eiser. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2022 door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M.T. Bouwman, griffier.
de rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.