ECLI:NL:RBMNE:2022:3646
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Terugvordering WIA-voorschot wegens hogere inkomsten dan bekend bij het Uwv
In deze zaak heeft eiser op 12 augustus 2020 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 22 oktober 2020 een voorschot op de WIA-uitkering toegekend en per 17 november 2020 een WIA-uitkering verleend. Echter, bij besluit van 24 december 2021 heeft het Uwv een bedrag van € 12.455,85 aan teveel betaald voorschot teruggevorderd, omdat eiser hogere inkomsten had dan bij het Uwv bekend was. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft dit bezwaar op 25 maart 2022 ongegrond verklaard.
Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Tijdens de zitting op 29 augustus 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van het Uwv aanwezig waren. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. Eiser voerde aan dat het Uwv moest afzien van terugvordering, verwijzend naar een persbericht van het Uwv waarin werd vermeld dat het Uwv stopt met terugvorderingen van WIA-voorschotten voor mensen die te lang op een WIA-beoordeling hebben moeten wachten. De rechtbank oordeelde echter dat, hoewel het persbericht op zichzelf een indicatie kan geven dat het voorschot niet zou worden teruggevorderd, de terugvordering in dit geval wel gerechtvaardigd was.
De rechtbank concludeerde dat de terugvordering terecht was, omdat de hoogte van het voorschot was gebaseerd op de bij het Uwv bekende verdiensten, en dat de daadwerkelijke verdiensten van eiser hoger waren. De rechtbank wees het beroep van eiser ongegrond en stelde vast dat hij geen recht had op terugbetaling van het griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier J.M.T. Bouwman.