ECLI:NL:RBMNE:2022:3645

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
22/780
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de Ziektewet-uitkering en arbeidsongeschiktheid van eiser na medische beoordeling

In deze zaak gaat het om de beoordeling van de Ziektewet-uitkering van eiser, die als productiemedewerker werkzaam was en op 31 augustus 2020 uitviel door neuspoliepen en klachten aan de linkerpols. Na beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst ontving eiser een Ziektewet-uitkering. De verzekeringsarts stelde de belastbaarheid van eiser vast in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) en concludeerde dat eiser in staat was om ten minste 65% van zijn eerdere loon te verdienen. Dit leidde tot de stopzetting van de uitkering per 21 oktober 2021.

Eiser maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond na een herbeoordeling van de medische situatie. Eiser ging hiertegen in beroep bij de rechtbank, waarbij hij stelde dat het Uwv zijn medische beperkingen had onderschat. De rechtbank oordeelde dat het Uwv zijn besluiten mocht baseren op de rapporten van de verzekeringsartsen, mits deze zorgvuldig waren opgesteld en geen tegenstrijdigheden vertoonden. Eiser had de last om aan te tonen dat de medische beoordeling onjuist was, wat hij niet kon onderbouwen met voldoende medische informatie.

De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat de medische beoordeling juist was. Eiser's argumenten over zijn slaapklachten, overgevoeligheid voor huisstofmijt en andere lichamelijke klachten werden niet overtuigend genoeg bevonden om de FML aan te passen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat de stopzetting van de Ziektewet-uitkering door het Uwv terecht was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22 / 780

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 september 2022 in de zaak tussen

[eiser] te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: J.A. van Ham)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: J.H. Swart).

Inleiding

1. Eiser was laatstelijk werkzaam als productiemedewerker via [werkgever] (de werkgever). Op 31 augustus 2020 is eiser uitgevallen voor zijn werk vanwege neuspoliepen en klachten aan de linkerpols. De arbeidsovereenkomst met de werkgever eindigde in november 2020. Vervolgens heeft eiser een uitkering op basis van de Ziektewet ontvangen.
2. In het kader van de eerstejaars Ziektewet beoordeling heeft de verzekeringsarts de belastbaarheid van eiser vastgelegd in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige op basis van de FML een aantal functies geduid en geconcludeerd dat eiser nog tenminste 65% kan verdienen van het loon dat eiser verdiende voordat hij ziek werd. Dit heeft geleid tot het besluit van 20 september 2021 (het primaire besluit). Daarin is beslist dat de Ziektewet-uitkering van eiser met ingang van 21 oktober 2021 wordt stopgezet.
3. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de medische situatie van eiser opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de mogelijkheden van eiser om te werken juist zijn vastgesteld. Met het besluit van 11 januari 2022 (het bestreden besluit) is het bezwaar van eiser dan ook ongegrond verklaard.
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en heeft daartegen beroep ingesteld bij de rechtbank. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het beroep is behandeld op de zitting van 17 augustus 2022. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het geschil

5. Eiser stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit niet op een toereikende medische grondslag is gebaseerd. Volgens eiser heeft het Uwv zijn medische beperkingen onderschat.
6. Het Uwv blijft bij het bestreden besluit.

Beoordeling door de rechtbank

7. Een verzekerde heeft bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek, recht op ziekengeld. Dat is geregeld in artikel 19 van de Ziektewet. Na 52 weken van arbeidsongeschiktheid geldt als aanvullende voorwaarde dat de verzekerde als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Dit volgt uit artikel 19aa, eerste lid van de Ziektewet. Daarbij komt het maatmaninkomen in principe overeen met het inkomen dat eiser verdiende voordat hij ziek werd. De rechtbank moet dus aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht beoordelen of het Uwv terecht heeft beslist dat eiser meer dan 65% zou kunnen verdienen van het inkomen dat hij had voordat hij ziek werd. Het gaat daarbij om de medische toestand van eiser op 21 oktober 2021 (de datum in geding).
8. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits die rapporten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan die zorgvuldigheidseisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, geen toereikende grondslag vormt voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.
Medisch onderzoek zorgvuldig?
9. De verzekeringsarts heeft in het kader van de eerstejaars Ziektewet beoordeling het medisch dossier van eiser bestudeerd en eiser onderzocht op spreekuur. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de dossiergegevens bestudeerd en op basis daarvan geen aanleiding gezien de vastgestelde belastbaarheid van eiser te wijzigen. Daarnaast is door een tweede verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat ook de door eiser in beroep overgelegde informatie niet maakt dat de FML moet worden bijgesteld. De rechtbank is niet gebleken dat de verzekeringsartsen medische informatie over het hoofd hebben gezien. Op de zitting is komen vast te staan dat de verzekeringsartsen ook de klachten als gevolg van neuspoliepen hebben meegenomen in hun beoordeling. De verzekeringsartsen hebben hun conclusies ook inzichtelijk gemotiveerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het medisch onderzoek dan ook op een zorgvuldige wijze plaatsgevonden.
Medische beoordeling juist?
10. Eiser voert aan dat hij als gevolg van neuspoliepen slecht slaapt waardoor hij overdag geen energie heeft. Naar de rechtbank begrijpt stelt eiser zich op het standpunt dat daarom een urenbeperking aangewezen is.
11. Deze beroepsgrond slaagt niet. In de FML is vanwege de neuspoliepen een beperking opgenomen voor wat betreft blootstelling aan stof en rook. In zijn rapport van 9 januari 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een urenbeperking op arbeidsduur. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er bij eiser namelijk geen sprake van een verminderde energetische reserve, vergrootte recuperatietijd en/of verminderde beschikbaarheid. Ook is een urenbeperking niet nodig vanuit preventief oogpunt. Dit omdat er geen sprake is van een aandoening waarvoor dagelijks een herstelperiode nodig is om (verdere) gezondheidsschade te voorkomen.
12. De rechtbank kan deze conclusies volgen. Eiser heeft geen medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat de in de FML aangenomen beperkingen vanwege de neuspoliepen ontoereikend zouden zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep merkt in zijn rapport van 27 april 2022 verder op dat uit de door eiser overgelegde informatie van zijn huisarts niet blijkt dat de neusaandoening is toegenomen. De rechtbank ziet dan ook geen aanknopingspunten om op dit punt te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling.
13. Eiser stelt verder dat hij overgevoelig is voor huisstofmijt. Daarbij wijst eiser op een verslag van de huisarts, waarin bij het spreekuurcontact van 30 juni 2020 staat: “S […] Bekend met allergie HSM” (waarbij HSM staat voor huisstofmijt en S voor subjectief). Met de overgevoeligheid voor huisstofmijt is in de FML onvoldoende rekening gehouden, zo stelt eiser.
14. De rechtbank overweegt hierover het volgende. De verzekeringsarts heeft in zijn rapport van 25 augustus 2021 overwogen dat bij eiser geen allergie is vastgesteld. In het rapport van 27 april 2022 merkt de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dat de door eiser ingebrachte informatie van zijn huisarts geen aanleiding geeft om het medisch standpunt te wijzigen. Verder concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat met de neusaandoening voldoende rekening is gehouden. De rechtbank kan dit volgen. Het gaat hier immers niet om een (objectieve) eigen waarneming van de huisarts, maar om een opmerking die is opgenomen op aangeven van eiser (dus subjectief). Ook verder is door eiser geen medische informatie overgelegd waaruit volgt dat in de FML ten onrechte geen beperkingen zijn opgenomen vanwege de gestelde overgevoeligheid voor huisstofmijt. De beroepsgrond slaagt dan ook niet.
15. Eiser voert aan dat in de FML ook onvoldoende rekening is gehouden met zijn knie- en schouderklachten, voetklachten en de klachten in zijn linkerpols. Volgens eiser hadden gelet op die klachten beperkingen moeten worden aangenomen op de aspecten frequent reiken, frequent buigen, geknield of gehurkt actief zijn, gebogen en/of getordeerd actief zijn en boven schouderhoogte actief zijn. Verder kan hij hooguit 5 kg tillen en dragen, en niet 10 kg zoals in de FML is vermeld.
16. De rechtbank oordeelt hierover als volgt. In de FML zijn vanwege de klachten in de linkerpols beperkingen aangenomen ten aanzien van links tillen, dragen, duwen en trekken, en het maken van schroefbewegingen met de linkerhand. De verzekeringsartsen hebben geen aanleiding gezien om nadere beperkingen aan te nemen. In het rapport van 25 augustus 2021 is geconstateerd dat het hele bewegingsapparaat van eiser vlot en volledig bewegelijk is en dat eiser een normaal looppatroon heeft. Verder is in het rapport van 27 april 2022 meegenomen dat wat de knieën van eiser betreft bij onderzoek bij de huisarts geen afwijkingen zijn geconstateerd. Eiser heeft geen medische gegevens ingebracht waaruit volgt dat deze constateringen onjuist zijn. Eiser heeft ook niet onderbouwd dat de aangenomen beperkingen vanwege de klachten aan de linkerpols onvoldoende zijn. Uit het door eiser overgelegde rapport van de reumatoloog blijkt dat er geen reumatoïde aandoening is aangetoond. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep vormt het rapport van de reumatoloog dan ook geen reden om de eerder aangenomen beperkingen aan te scherpen. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid van dat oordeel te twijfelen. De beroepsgrond slaagt dus niet.
Arbeidskundige beoordeling juist?
17. Eiser vindt dat hij de drie door de arbeidsdeskundige geselecteerde voorbeeldfuncties niet kan verrichten. Dit vanwege de eisen die bij die functies worden gesteld ten aanzien van het omgaan met stof, het maken van schroefbewegingen, het veelvuldig reiken en het boven schouderhoogte werken.
18. Deze beroepsgrond slaagt niet. Voor wat betreft het veelvuldig reiken en boven schouderhoogte werken bouwt deze beroepsgrond grotendeels voort op de stelling van eiser dat de medische beoordeling onjuist is. De rechtbank heeft hierboven al geoordeeld dat de medische beoordeling niet onjuist is en het Uwv (ook) op die aspecten terecht geen beperkingen heeft aangenomen. Daarom slaagt ook de daarop voortbouwende beroepsgrond tegen de arbeidskundige beoordeling niet. Met betrekking tot de geduide functie van medewerker tuinbouw heeft de arbeidsdeskundige bovendien toegelicht dat de norm van 1200 keer reiken per uur weliswaar wordt overschreden, maar dat dit gezien de lichte belasting (kleine plantjes) en de korte reikafstand van 800 maal 30 cm en 800 maal 40 cm geen knelpunt is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige daarmee voldoende gemotiveerd dat de geselecteerde functie ondanks die overschrijding geschikt is voor eiser.
19. Ook voor wat betreft de andere aspecten heeft de arbeidsdeskundige in zijn rapport van 28 juli 2022 gemotiveerd dat en waarom de geselecteerde functies geschikt zijn voor eiser. Met betrekking tot de functie van wikkelaar heeft de arbeidsdeskundige verduidelijkt dat in die functie geen sprake is van wezenlijke blootstelling aan rook en/of stof. Verder moeten in die functie schroefbewegingen met de rechterhand worden gemaakt maar niet met de linkerhand ten aanzien waarvan eiser beperkt is. Met betrekking tot de geselecteerde functie van heftruckchauffeur heeft de arbeidsdeskundige toegelicht dat geen sprake is van wezenlijk blootstelling aan rook en/of stof, omdat de grote concentraties (zaag)stof worden afgevangen middels goede afzuiging. De rechtbank kan dit volgen en ziet geen aanknopingspunten om aan de juistheid van de arbeidsdeskundige beoordeling te twijfelen.
20. Eiser heeft geen beroepsgronden gericht tegen de berekening die het Uwv op basis van de geselecteerde functies heeft gemaakt. De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid van die berekening, die leidt tot de conclusie dat eiser meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kan verdienen.

Conclusie en gevolgen

21. De conclusie is dat het beroep van eiser ongegrond is. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Gelet op het voorgaande heeft het Uwv in het bestreden besluit namelijk terecht bepaald dat eiser meer dan 65% kan verdienen van het maatmaninkomen. Het Uwv heeft dan ook terecht de Ziektewet-uitkering van eiser stopgezet. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W.A. Schimmel, rechter, in aanwezigheid van
P. Molenaar, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
14 september 2022.
griffier
rechter
De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.