ECLI:NL:RBMNE:2022:3637

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
16.072837.21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging en poging zware mishandeling door minderjarige verdachten

Op 13 maart 2021 heeft de verdachte, een 12-jarige jongen, samen met twee leeftijdsgenoten openlijke geweldpleging gepleegd tegen [slachtoffer 1] en een poging tot zware mishandeling tegen [slachtoffer 2]. De slachtoffers, beide 11 jaar oud, werden door de verdachten met kracht geschopt en getrapt, waarbij [slachtoffer 1] in het gezicht en lichaam werd geraakt en [slachtoffer 2] meerdere keren tegen zijn hoofd en lichaam werd geschopt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het meeste geweld heeft gebruikt. De rechtbank oordeelt dat een voorwaardelijke jeugddetentie van vier weken, met een proeftijd van twee jaar, in combinatie met een leerstraf van 25 uur en een werkstraf van 20 uur, passend is. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van € 1.500,- aan [slachtoffer 2] voor immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het delict. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot € 5.000,- afgewezen, maar heeft de schadevergoeding vastgesteld op € 1.500,-. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, omdat er onvoldoende bewijs was voor de intentie om de slachtoffers te doden. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven en de verdachte is niet eerder veroordeeld voor een strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.072837.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 september 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2008] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek heeft plaatsgevonden op de terechtzitting met gesloten deuren van de meervoudige kamer van 30 augustus 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie, mr. C. Booij, en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. E. Lucas, advocaat te Lelystad, alsmede de advocaat van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , mr. L. Noordanus, advocaat te Lelystad, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1, primair:op 13 maart 2021 te Lelystad met (een) ander(en) heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] te doden door tegen zijn lichaam en hoofd te trappen, op zijn hoofd te stampen en op zijn hoofd te springen;
subsidiairten laste gelegd als medeplegen van poging tot zware mishandeling,
meer subsidiairten laste gelegd als openlijke geweldpleging;
feit 2, primair:op 13 maart 2021 te Lelystad met (een) ander(en) heeft geprobeerd om [slachtoffer 2] te doden door tegen zijn lichaam en hoofd te trappen, op zijn hoofd te stampen en op zijn hoofd te springen;
subsidiairten laste gelegd als medeplegen van poging tot zware mishandeling,
meer subsidiairten laste gelegd als openlijke geweldpleging.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier acht niet wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair tenlastegelegde, nu het onduidelijk is of het schoppen met voldoende kracht was om te spreken van een aanmerkelijke kans op de dood. Wel acht de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 subsidiair tenlastegelegde. Verder acht de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 primair tenlastegelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 primair en subsidiair tenlastegelegde. Verdachte had geen (voorwaardelijk) opzet op het doden van de aangevers of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij de aangevers.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer 2] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik en [slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) waren op 13 maart 2021 op het [locatie 1] te [plaats] . Wij kwamen uit de [locatie 2] . Ik voelde dat ik met kracht in mijn onderrug werd getrapt. Ik zag dat drie jongens op [slachtoffer 1] aan het in trappen waren. Ik werd weer in mijn rug getrapt. Ik lag op de grond. Ik voelde dat de onderkant van de schoen vol op mijn gezicht terecht kwam. Op dat moment ging bij mij het licht uit. Ik wist niet meer wat er gebeurde. Ik had door deze trap erge pijn in mijn hoofd. Ook voelde ik dat ik tegen mijn knie werd getrapt en tegen mijn arm werd getrapt. Vooral de trappen op mijn hoofd hadden veel impact. Ik weet dat vanwege de intensiteit van de trappen en schoppen deze niet van één persoon afkomstig waren. [2]
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer 1] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat een jongen [slachtoffer 2] in zijn rug trapte. Ik zag dat hij [slachtoffer 2] tackelde. De andere drie jongens samen met de jongen die [slachtoffer 2] tackelde begonnen op [slachtoffer 2] in te trappen. Dit gebeurde met kracht. Ik zag dat ze op het hoofd van [slachtoffer 2] sprongen. Ik voelde dat ik tegen mijn rug en gezicht werd geschopt. Ik hoorde omstanders roepen: "hee hoo wacht eens even." Op dat moment voelde ik dat de jongens stopten met schoppen. Ik heb halflang haar. [slachtoffer 2] heeft gemillimeterd haar. [3]
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 30 augustus 2022, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Aangever [slachtoffer 2] lag op de grond. Ik heb hem meerdere keren geschopt en getrapt. Ik schopte tegen de zijkant van het lichaam van [slachtoffer 2] . Ik heb daarna meerdere malen tegen zijn hoofd geschopt. Ik schopte tegen het hoofd alsof het een voetbal was. Ik had schoenen aan. Ik schopte ook tegen de buik van [slachtoffer 2] . [medeverdachte 1] is op [slachtoffer 2] gesprongen. Ik en [medeverdachte 1] hebben tegen de rug geschopt van aangever [slachtoffer 1] . Ik had een groene camouflagejas aan.
Blijkens een
proces-verbaal van verhoorvan 17 maart 2021 heeft [verdachte] onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
[medeverdachte 2] staat op foto 6. [4]
Blijkens een
proces-verbaal van verhoorvan 18 maart 2021 heeft [medeverdachte 2] onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik schopte in de buik van één van de jongens. [5]
Blijkens een
proces-verbaal van verhoorvan 22 maart 2021 heeft [medeverdachte 1] onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
[medeverdachte 2] staat op foto 3. Ik trapte [slachtoffer 2] in zijn rug. Voor de rest trapte ik die andere jongen. [6]
Blijkens een
proces-verbaal van verhoor getuigeheeft [getuige 1] onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag op 13 maart 2021 op het [locatie 1] een jongen met een leger print gekleurde jas hard tegen een andere jongen aanschoppen. Hij schopte meerdere keren tegen het hoofd van deze jongen. Deze jongen had kort gemillimeterd haar. Er was nog een tweede persoon die deze jongen heeft mishandeld. Ik kan hem als volgt omschrijven: licht getint, ongeveer 12-13 jaar oud, slank postuur, zwarte capuchon op, een zwart gewatteerde jas met een wit Nike teken op de voorzijde van zijn jas, een zwarte broek aan en zwarte sportschoenen met witte zolen met een Nike teken aan de buitenzijde. Ik heb gezien dat deze jongen dezelfde jongen aan het schoppen was. Hij schopte tegen het lichaam van de jongen. Dat ging afwisselend met de eerste jongen die aan het schoppen was. De eerste persoon heeft denk ik wel vijftien keer tegen het lichaam van de jongen geschopt. De tweede persoon heeft ongeveer vier keer tegen het lichaam van de jongen geschopt. [7]
Blijkens een
proces-verbaal van verhoor getuigeheeft [getuige 2] onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat één jongen door twee jongens tegen zijn hoofd en rug werd geschopt. Dat ging echt heel hard. Ze schopten alsof ze tegen een voetbal schopten en daarna van bovenaf naar beneden stampend. Eén van de jongens kan ik als volgt omschrijven: blank/licht getint, iets kleiner dan de andere schopper, slank postuur, een hele donkerblauwe jas met capuchon, zwarte handschoenen, zwarte Nike Airforce schoenen met een witte zool. [8]
Een
proces-verbaal van bevindingen met bijlage, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] vertelden mij het volgende: "De jongen op foto 1 t/m 3 was de jongen die echt op het slachtoffer aan het intrappen was. De jongen van foto 4 en 5 met handschoenen aan was ook bij de mishandeling betrokken. Ik trof de jongen van foto 1 t/m 3 aan bij de [..] . Ik zag hem vijf minuten voordat ik de getuigen sprak. Ik herkende hem aan de opvallende jas die hij droeg. Tevens heb ik deze jongen op 10 maart 2021 gecontroleerd in de [.] [plaats] . Ik herkende deze jongen als [verdachte] , geboren op [2008] . [9]
Een
proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Getuige [getuige 1] heeft twee jongens een jongen zien schoppen met gemillimeterd haar. Ik constateer dat het slachtoffer [slachtoffer 2] is en de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2] moeten zijn. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat twee jongens een jongen met gemillimeterd hebben geschopt. Ik constateer dat het slachtoffer [slachtoffer 2] is en de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2] moeten zijn. [10]
Een
proces-verbaal van bevindingen met bijlage, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zie op de video dat een jongen met een gecamoufleerde jas met een zogenaamde voetbaltrap met kracht tegen het hoofd van een andere jongen trappen. De jongen trapt vervolgens nog twee tot drie keer tegen het hoofd van de andere jongen. [11]
De informatie in de bijlage van het hiervoor genoemde bewijsmiddel bevat onder meer de volgende tekst:
Figuur 8: De voetbalschop van de jongen met de gecamoufleerde jas tegen het hoofd van de andere jongen. [12]
Een
proces-verbaal van bevindingen met bijlage, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zie op de telefoon van [medeverdachte 2] een filmpje betreffende de openlijke geweldpleging van 13 maart 2021. Ik zie dat [medeverdachte 1] in de lucht zweeft en [slachtoffer 2] , die op de grond ligt, schoppen. Ik zie dat [verdachte] meerdere keren schopt, waarbij hij zijn been naar achteren beweegt en een schoppende beweging maakt naar het hoofd van [slachtoffer 2] . Ik zie dat hij dit vier keer doet. Ik zie op het filmpje dat [verdachte] zijn been vanaf zijn knie omhoog beweegt en vervolgens met kracht naar benden beweegt in de richting van het hoofd van [slachtoffer 2] . Ik zie dat de hak van de geschoeide voet van [verdachte] het hoofd van [slachtoffer 2] raakt. [13]
De informatie in de bijlage van het hiervoor genoemde bewijsmiddel bevat onder meer de volgende tekst:
Figuur 7: film 3: [medeverdachte 1] hangt in de lucht
Figuur 10: [verdachte] stampt op [slachtoffer 2] . [14]
Bewijsoverwegingen
Feitelijke toedracht
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] liepen op 13 maart 2021 vanuit de [locatie 2] naar het [locatie 1] te [plaats] . Op een gegeven moment is [slachtoffer 2] onverhoeds in zijn onderrug getrapt door een jongen, die later medeverdachte [medeverdachte 1] bleek te zijn. [slachtoffer 2] is vervolgens door [medeverdachte 1] getackeld en door hem en minstens nog twee jongens met kracht getrapt toen hij op de grond lag. Verdachte was één van de jongens die [slachtoffer 2] trapte. Verdachte heeft [slachtoffer 2] meerdere keren hard tegen zijn hoofd getrapt en ook een keer op zijn hoofd gestampt. Daarnaast heeft medeverdachte [medeverdachte 2] op [slachtoffer 2] ingetrapt toen hij op de grond lag. Verder volgt uit de Snapchatbeelden en de verklaring van [slachtoffer 1] dat [medeverdachte 1] op het lichaam van [slachtoffer 2] is gesprongen.
Naast de aanval op [slachtoffer 2] , zijn de verdachten ook [slachtoffer 1] te lijf gegaan. [slachtoffer 1] zag [slachtoffer 2] worden belaagd door de groep jongens en is toen naar hen toegerend en heeft [medeverdachte 1] met een kaas-/saucijzenbroodje geslagen, aan zijn haren getrokken en om zijn nek gehangen. [15] Hierop is [slachtoffer 1] gevallen en geschopt door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] . [slachtoffer 1] is bij het schoppen geraakt in zijn gezicht, buik en rug.
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte met anderen geprobeerd heeft aangever [slachtoffer 1] te doden, zoals onder feit 1 primair ten laste is gelegd. Verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.
Evenmin acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 subsidiair tenlastegelegde, te weten het medeplegen van poging zware mishandeling. De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende informatie bevat om vast te kunnen stellen dat het schoppen in het gezicht en tegen het lichaam van [slachtoffer 1] van een dusdanige aard en kracht is geweest dat daarmee de aanmerkelijke kans is ontstaan dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Het is bijvoorbeeld onduidelijk hoe vaak in het gezicht van [slachtoffer 1] is geschopt en hoe hard de trappen zijn geweest.
De rechtbank acht, gelet op voormelde bewijsmiddelen, wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde, te weten
openlijkegeweldpleging ten aanzien van [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van feit 2
Anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer 2] te doden, zoals ten laste is gelegd onder 2 primair. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende informatie om vast te kunnen stellen dat het schoppen, springen en stampen op het hoofd van [slachtoffer 2] van een dusdanige aard en kracht is geweest dat daarmee de aanmerkelijke kans is ontstaan dat [slachtoffer 2] zou komen te overlijden.
Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, zoals ten laste is gelegd onder 2 subsidiair. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Vaststaat dat verdachte meermaals met geschoeide voet met kracht tegen het hoofd van [slachtoffer 2] heeft getrapt. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij tegen het hoofd van [slachtoffer 2] schopte alsof het een voetbal was. Daarnaast heeft verdachte gestampt op het hoofd van [slachtoffer 2] , die weerloos op de grond lag.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat verdachte de verweten geweldshandelingen tezamen en in vereniging heeft gepleegd. Het feit dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] elkaar afwisselden in het geven van trappen maakt reeds dat er een nauwe en bewuste samenwerking was tot het plegen van geweld. Het geweld van verdachte en [medeverdachte 1] tezamen nog daargelaten.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verdachten, het voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Gelet op de geweldshandelingen van verdachten, en dan met name het meerdere malen met geschoeide voet hard trappen tegen het hoofd van de weerloze aangever, bestond er een aanmerkelijke kans dat aangever hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De verdachten hebben deze aanmerkelijk kans op zwaar lichamelijk letsel bewust aanvaard door – nadat [slachtoffer 2] reeds was geschopt en op de grond terecht was gekomen – [slachtoffer 2] meermaals met geschoeide voet hard tegen zijn hoofd te blijven schoppen dan wel te stampen totdat omstanders van zich lieten horen. Hieruit volgt dat zij de kans op zwaar lichamelijk letsel bij aangever op de koop toe hebben toegenomen. De rechtbank oordeelt dat de verdachten zich, ondanks hun jonge leeftijd, bewust waren van de aanmerkelijke kans dat door hun handelen [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte met zijn handelingen zonder meer een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het in vereniging plegen van de poging tot zware mishandeling.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1, meer subsidiair:
op 13 maart 2021 te [plaats] openlijk, te
weten, op het [locatie 1] , in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon , te weten [slachtoffer 1] ,
door die [slachtoffer 1] in het gezicht en tegen het lichaam te schoppen/trappen;
feit 2, subsidiair:
op 13 maart 2021 te [plaats] , tezamen en in
vereniging met anderen, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, meerdere malen in het gezicht en/of tegen het
hoofd en tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geschopt/getrapt en op
het lichaam is/heeft gesprongen en op het hoofd heeft gestampt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1, meer subsidiair:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
feit 2, subsidiair:
medeplegen van poging tot zware mishandeling

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van vier weken, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Als (bijzondere) voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [2009] te [geboorteplaats] , en [slachtoffer 2] , geboren op [2010] te [geboorteplaats] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Uitzondering hierop is indien er een mediationtraject in werking zal worden gezet dan wel er excuusbrief van verdachte aan de slachtoffers zal worden toegezonden. Het contact loopt in dat geval via de advocaat van verdachte;
- een taakstraf, bestaande uit de leerstraf Tools4UPlus van vijfentwintig uren;
- een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, van twintig uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door tien dagen jeugddetentie.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht geen voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen gezien de leeftijd van verdachte. De raadsvrouw beschouwt de leerstraf Tools4U Plus van vijfentwintig uren in combinatie met een werkstraf van twintig uren wel als passend.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich als destijds 12-jarige jongen samen met twee leeftijdsgenoten schuldig gemaakt aan
openlijkegeweldpleging tegen [slachtoffer 1] en het in vereniging plegen van een poging zware mishandeling tegen [slachtoffer 2] . Hierbij is [slachtoffer 1] tegen zijn gezicht en lichaam getrapt en is [slachtoffer 2] meerdere malen tegen zijn hoofd en lichaam geschopt, en is er ook op zijn hoofd gesprongen en gestampt. Verdachte heeft van de drie daders het meeste geweld gebruikt. De slachtoffers betreffen twee kinderen die nog jonger zijn dan verdachte, namelijk beiden elf jaren jong ten tijde van de feiten. Door het handelen van verdachte en zijn mededaders is een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, die als gevolg van het incident lichamelijk letsel hebben opgelopen. Daarnaast ondervindt [slachtoffer 2] , blijkens de slachtofferverklaring van zijn moeder op de zitting, ook nog steeds de psychische gevolgen van het incident. Een feit als het onderhavige dat zich in het publieke domein afspeelde versterkt bovendien de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid op straat.
Dat er telkens sprake was van fors geweld door meerdere personen tegen één persoon, rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Ook rekent de rechtbank verdachte zwaar aan dat het geweld is doorgegaan, terwijl de slachtoffers reeds weerloos op de grond lagen. Verder was het jongste slachtoffer, [slachtoffer 2] , bijna twee jaar jonger dan verdachte, hetgeen in deze leeftijdscategorie een aanzienlijk verschil is. De rechtbank houdt verdachte hier medeverantwoordelijk voor. De rechtbank houdt verdachte ook medeverantwoordelijk voor de schrik die de ouders van de jonge slachtoffers moeten hebben gehad, toen ze van het incident hoorden.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 28 juli 2022;
- een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 26 juli 2022, opgemaakt door [A] , raadsonderzoeker;
- een rapport van [organisatie] van 9 augustus 2022, opgemaakt door [B] , medewerker bij [organisatie] .
De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte blijkens voornoemd uittreksel uit de justitiële documentatie niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 26 juli 2022 volgt dat het Algemeen Recidive Risico hoog is bij verdachte. Vóór onderhavige feiten is verdachte immers vaker in aanraking gekomen met de politie, echter heeft hij zich niet eerder hoeven verantwoorden voor een strafbaar feit.
De score op het Dynamisch Risico Profiel is laag, hetgeen inhoudt dat er beperkte criminogene factoren zijn die van invloed zijn op de kans van herhaling. De Raad ziet dat verdachte zich na onderhavig incident zeer positief heeft ontwikkeld. Zo verloopt de schoolgang goed en zal hij volgend schooljaar doorstromen naar de derde klas van het vmbo-bbl. Daarnaast werkt hij nu wekelijks bij supermarkt de [supermarkt] en voetbalt hij bij een vereniging. Ook is er geen sprake meer geweest van fysieke of verbale agressie. Wanneer verdachte voelt dat hij boos wordt, loopt hij weg.
Verdachte is de afgelopen anderhalf jaar begeleid door een jeugdreclasseerder, in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis. Uit het rapport van de Raad volgt dat verdachte zich aan alle schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. Het voornemen van de Raad was om een leerstraf te adviseren. Om deze reden heeft de jeugdreclasseerder dan ook niet eerder ingezet op sociale vaardigheidstraining. Ondanks het feit dat verdachte sinds onderhavige verdenking niet meer in de problemen is gekomen en er sprake is van een stijgende lijn, meent de Raad dat een training gericht op het vergroten van de vaardigheden helpend kan zijn voor verdachte. Er is sprake van een heftige verdenking en de afgelopen anderhalf jaar is nog geen gerichte behandeling ingezet. De Raad is van mening dat de leerstraf Tools4U Plus verdachte kan helpen, zodat hij extra handvatten heeft, mocht hij in de toekomst nog in een risicovolle situatie belanden. De Raad adviseert gezien de jonge leeftijd van verdachte de Tools4U Plus-variant, zodat moeder ook betrokken is bij de training.
De Raad acht het niet nodig om nogmaals een maatregel Toezicht en Begeleiding op te leggen, gelet de positieve ontwikkeling die verdachte heeft doorgemaakt, maar ook gezien de duur van de schorsingsmaatregel en het feit dat hij zich aan alle schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. Daarnaast is moeder erg betrokken bij verdachte en schat de Raad in dat het moeder lukt om verdachte de benodigde sturing en begeleiding te bieden.
Gezien de ernst van de verdenking adviseert de Raad de rechtbank om verdachte naast de leerstraf Tools4U Plus een geheel voorwaardelijke jeugddetentie als ‘stok achter de deur’ op te leggen. Een onvoorwaardelijke jeugddetentie vindt de Raad zeer onwenselijk. De Raad schat in dat dit de positieve ontwikkeling die verdachte heeft doorgemaakt zal schaden. Daarnaast verwacht de Raad dat de kans op negatieve beïnvloeding in een Justitiële Jeugdinrichting voor verdachte zeer groot is gezien zijn jonge leeftijd en de zorgen over zijn weerbaarheid. Een onvoorwaardelijke werkstraf is overwogen, echter prevaleert een leerstraf boven een werkstraf.
[organisatie] heeft bij een eventuele bewezenverklaring dezelfde straf geadviseerd als de Raad.
Verdachte heeft op de zitting verklaard spijt te hebben van zijn handelen en heeft zijn excuses aan de ouders van het slachtoffer [slachtoffer 2] aangeboden.
De op te leggen straf
Alles overwegende acht de rechtbank een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van vier weken, met een proeftijd van twee jaren, in combinatie met de leerstraf Tools4You Plus van vijfentwintig uren en een werkstraf van twintig uren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. De rechtbank acht het raadzaam om naast een taakstraf, nog een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen. Ondanks het feit dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, legt de rechtbank, gelet op de ernst van de feiten en het aandeel van verdachte in het geweld, geen lagere straf op dan door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank ziet geen aanleiding om verdachte een contactverbod met de slachtoffers op te leggen. De noodzaak daartoe acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.000,-. Dit bedrag bestaat uit € 5.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering benadeelde partij in haar geheel en hoofdelijk dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht het schadevergoedingsbedrag te matigen tot € 1.000,-.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde lichamelijk letsel heeft opgelopen. Op grond van artikel 6:106 sub b van het Wetboek van Burgerlijk Recht heeft hij daarom recht op vergoeding van immateriële schade. Bij de begroting van de omvang hiervan heeft de rechtbank acht geslagen op de ernst van het letsel, maar ook op de aard en ernst van de gebeurtenissen, zoals hiervoor is omschreven. Daarnaast is gebleken dat – naast het lichamelijk letsel – ook sprake is geweest van psychische schade. Gelet op deze omstandigheden, en op de bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schade op een bedrag van € 1.500,-.
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 1.500,-.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 1.500,- immateriële schade, hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededaders betalen, de verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, te vermeerderen met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 13 maart 2021, tot die van de voldoening.
De rechtbank veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet-ontvankelijk is en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 141, 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
4 (vier) weken;
- bepaalt dat de jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten de
leerstraf Tools4U Plusvan
25 (vijfentwintig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 12 (twaalf) dagen hechtenis;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, van
20 (twintig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 10 (tien) dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de werkstraf in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht;
Voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 1.500,- (zegge: vijftienhonderd euro), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededaders betalen, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, te vermeerderen met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 13 maart 2021, tot die van de voldoening;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- bepaalt dat de benadeelde partij wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Eigeman, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. I.L. Gerrits en R.A. Hebly, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 september 2022.
De jongste rechter is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 13 maart 2021 te Lelystad, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te
beroven, een of meerdere malen in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of
tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geschopt/getrapt en/of op het hoofd
is/heeft gesprongen en/of heeft gestampt, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 13 maart 2021 te Lelystad, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een of meerdere malen in het gezicht en/of
op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft
geschopt/getrapt en/of op het hoofd is/heeft gesprongen en/of heeft gestampt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 13 maart 2021 te Lelystad, althans in Nederland, openlijk, te
weten, op/aan het [locatie 1] en/of de [locatie 2] , in elk geval op of aan de
openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer 1]
door die [slachtoffer 1] een of meerdere malen in het gezicht en/of op/tegen het hoofd
en/of het lichaam te schoppen/trappen en/of op het hoofd te springen en/of te
stampen en/of een hoge krachtige trap in de rug te geven;
2
hij, op of omstreeks 13 maart 2021 te Lelystad, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te
beroven, een of meerdere malen in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of
tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geschopt/getrapt en/of op het hoofd
is/heeft gesprongen en/of heeft gestampt, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 13 maart 2021 te Lelystad, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, een of meerdere malen in het gezicht en/of op/tegen het
hoofd en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geschopt/getrapt en/of op
het hoofd is/heeft gesprongen en/of heeft gestampt, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 13 maart 2021 te Lelystad, althans in Nederland, openlijk, te
weten, op/aan het [locatie 1] en/of de [locatie 2] , in elk geval op of aan de
openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer 2] door
die [slachtoffer 2] een of meerdere malen in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of
het lichaam te schoppen/trappen en/of op het hoofd te springen en/of te stampen
en/of een hoge krachtige trap in de rug te geven.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 april 2021, genummerd 2021079135, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 1 t/m 17, 100 t/m 204, 300 t/m 309, 500 t/m 540, 600 t/m 613, 700 t/m 712, 800 t/m 825, 900 t/m 928, 950 t/m 970. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 150 en 151.
3.Pagina 145 en 146.
4.Pagina 524.
5.Pagina 813.
6.Pagina’s 914 en 915.
7.Pagina’s 170 en 171.
8.Pagina’s 173 en 174.
9.Pagina 131.
10.Pagina 184.
11.Pagina 159.
12.Pagina 169.
13.Pagina’s 188 en 190.
14.Pagina’s 194 t/m 196.
15.Pagina 145.