4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer 2] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik en [slachtoffer 2] waren op 13 maart 2021 op het [locatie 1] te [plaats] . Wij kwamen uit de [locatie 2] . Ik voelde dat ik met kracht in mijn onderrug werd getrapt. Ik zag dat drie jongens op [slachtoffer 1] aan het in trappen waren. Ik werd weer in mijn rug getrapt. Ik voelde dat de onderkant van de schoen vol op mijn gezicht terecht kwam. Ik had door deze trap erge pijn in mijn hoofd. Ook voelde ik dat ik tegen mijn knie werd getrapt en tegen mijn arm werd getrapt. Ik weet dat vanwege de intensiteit van de trappen en schoppen deze niet van één persoon afkomstig waren.
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer 1] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat een jongen [slachtoffer 2] in zijn rug trapte. Ik zag dat hij [slachtoffer 2] tackelde. De andere drie jongens samen met de jongen die [slachtoffer 2] tackelde begonnen op [slachtoffer 2] in te trappen. Dit gebeurde met kracht. Ik zag dat ze op het hoofd van [slachtoffer 2] sprongen. Ik sloeg één van de jongens met een saucijzenbroodje. Ik voelde dat ik tegen mijn rug en mijn gezicht werd geschopt. Ik heb halflang haar. [slachtoffer 2] heeft gemillimeterd haar.
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 30 augustus 2022, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik gaf op 13 maart 2021 te [plaats] een schop in de buik van één van de aangevers, die mijn vriend [medeverdachte 2] daarvoor met een kaasbroodje sloeg.
Blijkens een
proces-verbaal van verhoorvan 17 maart 2021 heeft [medeverdachte 1] onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
[verdachte] staat op foto 6. Ik heb beide jongens geschopt.
Blijkens een
proces-verbaal van verhoorvan 22 maart 2021 heeft [medeverdachte 2] onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
[verdachte] staat op foto 3. Ik trapte [slachtoffer 2] in zijn rug. Voor de rest trapte ik die andere jongen. Ik heb hem minimaal twee keer geschopt.
Blijkens een
proces-verbaal van verhoor getuigeheeft [getuige 1] onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat een jongen hard op een andere jongen in schopte. Hij schopte meerdere keren tegen het hoofd van de andere jongen. Er was nog een tweede persoon die deze jongen heeft mishandeld. Ik kan hem als volgt omschrijven: licht getint, ongeveer 12-13 jaar oud, slank postuur, zwarte capuchon op, een zwart gewatteerde jas met een wit Nike teken op de voorzijde van zijn jas, een zwarte broek aan en zwarte sport schoenen met witte zolen met een Nike teken aan de buitenzijde. Ik heb gezien dat deze jongen dezelfde jongen aan het schoppen was. Hij schopte tegen het lichaam van de jongen.
Blijkens een
proces-verbaal van verhoor getuigeheeft [getuige 2] onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat één jongen door twee jongens tegen zijn hoofd en rug werd geschopt. Dat ging echt heel hard. Ze schopten alsof ze tegen een voetbal schopten en daarna van bovenaf naar beneden stampend. Eén van de jongens kan ik als volgt omschrijven: blank/licht getint, iets kleiner dan de andere schopper, slank postuur, een hele donkerblauwe jas met capuchon, zwarte handschoenen, zwarte Nike Airforce schoenen met een witte zool.
Een
proces-verbaal van bevindingen met bijlage, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] vertelden mij het volgende: "De jongen op foto 1 t/m 3 was de jongen die op het slachtoffer aan het intrappen was. De jongen van foto 4 en 5 met handschoenen aan was ook bij de mishandeling betrokken.
Een
proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Getuige [getuige 1] heeft twee jongens een jongen zien schoppen met gemillimeterd haar. Ik constateer dat het slachtoffer [slachtoffer 2] is en de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] moeten zijn. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat twee jongens een jongen met gemillimeterd hebben geschopt. Ik constateer dat het slachtoffer [slachtoffer 2] is en de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] moeten zijn.
Een
proces-verbaal van bevindingen met bijlage, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zie dat [medeverdachte 1] zijn rechter been, vanaf zijn knie omhoog beweegt, en vervolgens met kracht naar benden beweegt in de richting van het hoofd van [slachtoffer 2] . Ik zie dat de hak van de geschoeide voet van [medeverdachte 1] het hoofd van [slachtoffer 2] raakt.
De informatie in de bijlage van het hiervoor genoemde bewijsmiddel bevat onder meer de volgende tekst:
Figuur 10: [medeverdachte 1] stampt op [slachtoffer 2] .
Feitelijke toedracht
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] liepen op 13 maart 2021 vanuit de [locatie 2] naar het [locatie 1] te [plaats] . Op een gegeven moment is [slachtoffer 2] onverhoeds in zijn onderrug getrapt door een jongen, die later medeverdachte [medeverdachte 2] bleek te zijn. [slachtoffer 2] is vervolgens door [medeverdachte 2] getackeld en door hem en minstens nog twee jongens met kracht getrapt toen hij op de grond lag. Een van deze jongens was medeverdachte [medeverdachte 1] , die [slachtoffer 2] meerdere keren hard tegen zijn hoofd heeft getrapt en ook een keer op zijn hoofd heeft gestampt. De derde jongen is verdachte geweest. De uiterlijke signalementen met betrekking tot de tweede verdachte die de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] bij hun verhoor hebben opgegeven, komen namelijk overeen met de uiterlijke kenmerken die te zien zijn op de foto’s, waarop verdachte volgens medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] te zien is. De rechtbank acht deze door de getuigen opgegeven signalementen voldoende onderscheidend. Verder volgt uit de Snapchatbeeldenen de verklaring van [slachtoffer 1] dat [medeverdachte 2] op het hoofd van [slachtoffer 2] is gesprongen.
Naast de aanval op [slachtoffer 2] , zijn de verdachten ook [slachtoffer 1] te lijf gegaan. [slachtoffer 1] zag [slachtoffer 2] worden belaagd door de groep jongens en is toen naar hen toegerend en heeft [medeverdachte 2] met een kaas-/saucijzenbroodje geslagen, aan zijn haren getrokken en om zijn nek gehangen.Hierop is [slachtoffer 1] gevallen en geschopt door [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] . [slachtoffer 1] is bij het schoppen geraakt in zijn gezicht, buik en rug.
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte met anderen geprobeerd heeft aangever [slachtoffer 1] te doden, zoals onder feit 1 primair ten laste is gelegd. Daarvan zal verdachte worden vrijgesproken.
Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 subsidiair tenlastegelegde, te weten
openlijkegeweldpleging tegen [slachtoffer 1] . Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat drie jongens op [slachtoffer 1] aan het intrappen waren. Alle drie de verdachten verklaren voorts dat zij [slachtoffer 1] hebben geschopt. Gelet op de bekennende verklaringen in combinatie met de verklaring van [slachtoffer 2] , waaruit kan worden afgeleid dat de drie verdachten als het ware als een groep de geweldshandelingen hebben verricht, is er sprake van een nauwe en bewuste samenwerking, zoals rechtens is vereist bij een bewezenverklaring van het in vereniging geweld plegen als bedoeld in artikel 141 Wetboek van Strafrecht. Verdachte heeft door een schop in de buik te geven een wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld ten aanzien van het slachtoffer [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank heeft zoals reeds beschreven onder ‘feitelijke toedracht’ vastgesteld dat verdachte zich eveneens heeft schuldig gemaakt aan geweldshandelingen jegens [slachtoffer 2] . Anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer 2] te doden, zoals ten laste is gelegd onder 2 primair. De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende informatie bevat om vast te kunnen stellen dat het schoppen, springen en stampen op het hoofd van [slachtoffer 2] van een dusdanige aard en kracht is geweest dat daarmee de aanmerkelijke kans is ontstaan dat [slachtoffer 2] zou komen te overlijden. De rechtbank zal verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde dan ook vrijspreken.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 subsidiair tenlastegelegde, te weten
openlijkegeweldpleging ten aanzien van [slachtoffer 2] . Door [slachtoffer 2] samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] meerdere keren tegen hoofd en lichaam te schoppen is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte heeft daarnaast een voldoende significante bijdrage geleverd aan het geweld door [slachtoffer 2] in ieder geval meerdere keren tegen zijn lichaam te trappen.