ECLI:NL:RBMNE:2022:3636

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
16.076240.21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging door minderjarige tegen twee jongere slachtoffers

Op 13 maart 2021 heeft de verdachte, een 13-jarige jongen, samen met twee leeftijdsgenoten openlijk geweld gepleegd tegen twee slachtoffers, beiden 11 jaar oud. De slachtoffers werden door de verdachte en zijn mededaders geschopt en getrapt, waarbij één slachtoffer meerdere keren tegen zijn hoofd en lichaam werd geschopt en op zijn hoofd werd gestampt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren en een schadevergoeding van € 1.500,- aan één van de slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor poging tot doodslag, maar dat er wel sprake was van openlijke geweldpleging. De verdachte heeft spijt betuigd en de rechtbank heeft rekening gehouden met zijn jonge leeftijd en de omstandigheden waaronder het geweld heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schadevergoeding, met de mogelijkheid van bevrijding indien mededaders betalen. De rechtbank heeft geen contactverbod opgelegd, omdat de noodzaak hiertoe onvoldoende was onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.076240.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 september 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2007] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden met gesloten deuren op de zitting van de meervoudige kamer van 30 augustus 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie, mr. C. Booij, en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D.G. Nagel, advocaat te Almere, alsmede de advocaat van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , mr. L. Noordanus, advocaat te Lelystad, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1, primair:op 13 maart 2021 te Lelystad met (een) ander(en) heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] te doden door tegen zijn lichaam en hoofd te trappen, op zijn hoofd te stampen en op zijn hoofd te springen;
subsidiairten laste gelegd als openlijke geweldpleging,
meer subsidiairten laste gelegd als openlijke geweldpleging;
feit 2, primair:op 13 maart 2021 te Lelystad met (een) ander(en) heeft geprobeerd om [slachtoffer 2] te doden door tegen zijn lichaam en hoofd te trappen, op zijn hoofd te stampen en op zijn hoofd te springen;
subsidiairten laste gelegd als openlijke geweldpleging,
meer subsidiairten laste gelegd als openlijke geweldpleging.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair tenlastegelegde, nu het onduidelijk is of het schoppen met voldoende kracht was om te spreken van een aanmerkelijke kans op de dood. Wel acht de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging zware mishandeling van het slachtoffer [slachtoffer 1] . Verder acht de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 primair tenlastegelegde, te weten medeplegen van poging tot doodslag op het slachtoffer [slachtoffer 2] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht verdachte integraal vrij te spreken van het onder 1 tenlastegelegde. De raadsvrouw heeft subsidiair verzocht verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw integrale vrijspraak bepleit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer 2] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik en [slachtoffer 2] waren op 13 maart 2021 op het [locatie 1] te [plaats] . Wij kwamen uit de [locatie 2] . Ik voelde dat ik met kracht in mijn onderrug werd getrapt. Ik zag dat drie jongens op [slachtoffer 1] aan het in trappen waren. Ik werd weer in mijn rug getrapt. Ik voelde dat de onderkant van de schoen vol op mijn gezicht terecht kwam. Ik had door deze trap erge pijn in mijn hoofd. Ook voelde ik dat ik tegen mijn knie werd getrapt en tegen mijn arm werd getrapt. Ik weet dat vanwege de intensiteit van de trappen en schoppen deze niet van één persoon afkomstig waren. [2]
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer 1] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat een jongen [slachtoffer 2] in zijn rug trapte. Ik zag dat hij [slachtoffer 2] tackelde. De andere drie jongens samen met de jongen die [slachtoffer 2] tackelde begonnen op [slachtoffer 2] in te trappen. Dit gebeurde met kracht. Ik zag dat ze op het hoofd van [slachtoffer 2] sprongen. Ik sloeg één van de jongens met een saucijzenbroodje. Ik voelde dat ik tegen mijn rug en mijn gezicht werd geschopt. Ik heb halflang haar. [slachtoffer 2] heeft gemillimeterd haar. [3]
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 30 augustus 2022, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik gaf op 13 maart 2021 te [plaats] een schop in de buik van één van de aangevers, die mijn vriend [medeverdachte 2] daarvoor met een kaasbroodje sloeg.
Blijkens een
proces-verbaal van verhoorvan 17 maart 2021 heeft [medeverdachte 1] onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
[verdachte] staat op foto 6. Ik heb beide jongens geschopt. [4]
Blijkens een
proces-verbaal van verhoorvan 22 maart 2021 heeft [medeverdachte 2] onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
[verdachte] staat op foto 3. Ik trapte [slachtoffer 2] in zijn rug. Voor de rest trapte ik die andere jongen. Ik heb hem minimaal twee keer geschopt. [5]
Blijkens een
proces-verbaal van verhoor getuigeheeft [getuige 1] onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat een jongen hard op een andere jongen in schopte. Hij schopte meerdere keren tegen het hoofd van de andere jongen. Er was nog een tweede persoon die deze jongen heeft mishandeld. Ik kan hem als volgt omschrijven: licht getint, ongeveer 12-13 jaar oud, slank postuur, zwarte capuchon op, een zwart gewatteerde jas met een wit Nike teken op de voorzijde van zijn jas, een zwarte broek aan en zwarte sport schoenen met witte zolen met een Nike teken aan de buitenzijde. Ik heb gezien dat deze jongen dezelfde jongen aan het schoppen was. Hij schopte tegen het lichaam van de jongen. [6]
Blijkens een
proces-verbaal van verhoor getuigeheeft [getuige 2] onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat één jongen door twee jongens tegen zijn hoofd en rug werd geschopt. Dat ging echt heel hard. Ze schopten alsof ze tegen een voetbal schopten en daarna van bovenaf naar beneden stampend. Eén van de jongens kan ik als volgt omschrijven: blank/licht getint, iets kleiner dan de andere schopper, slank postuur, een hele donkerblauwe jas met capuchon, zwarte handschoenen, zwarte Nike Airforce schoenen met een witte zool. [7]
Een
proces-verbaal van bevindingen met bijlage, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] vertelden mij het volgende: "De jongen op foto 1 t/m 3 was de jongen die op het slachtoffer aan het intrappen was. De jongen van foto 4 en 5 met handschoenen aan was ook bij de mishandeling betrokken. [8]
Een
proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Getuige [getuige 1] heeft twee jongens een jongen zien schoppen met gemillimeterd haar. Ik constateer dat het slachtoffer [slachtoffer 2] is en de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] moeten zijn. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat twee jongens een jongen met gemillimeterd hebben geschopt. Ik constateer dat het slachtoffer [slachtoffer 2] is en de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] moeten zijn. [9]
Een
proces-verbaal van bevindingen met bijlage, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zie dat [medeverdachte 1] zijn rechter been, vanaf zijn knie omhoog beweegt, en vervolgens met kracht naar benden beweegt in de richting van het hoofd van [slachtoffer 2] . Ik zie dat de hak van de geschoeide voet van [medeverdachte 1] het hoofd van [slachtoffer 2] raakt. [10]
De informatie in de bijlage van het hiervoor genoemde bewijsmiddel bevat onder meer de volgende tekst:
Figuur 10: [medeverdachte 1] stampt op [slachtoffer 2] . [11]
Bewijsoverwegingen
Feitelijke toedracht
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] liepen op 13 maart 2021 vanuit de [locatie 2] naar het [locatie 1] te [plaats] . Op een gegeven moment is [slachtoffer 2] onverhoeds in zijn onderrug getrapt door een jongen, die later medeverdachte [medeverdachte 2] bleek te zijn. [slachtoffer 2] is vervolgens door [medeverdachte 2] getackeld en door hem en minstens nog twee jongens met kracht getrapt toen hij op de grond lag. Een van deze jongens was medeverdachte [medeverdachte 1] , die [slachtoffer 2] meerdere keren hard tegen zijn hoofd heeft getrapt en ook een keer op zijn hoofd heeft gestampt. De derde jongen is verdachte geweest. De uiterlijke signalementen met betrekking tot de tweede verdachte die de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] bij hun verhoor hebben opgegeven, komen namelijk overeen met de uiterlijke kenmerken die te zien zijn op de foto’s, waarop verdachte volgens medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] te zien is. De rechtbank acht deze door de getuigen opgegeven signalementen voldoende onderscheidend. Verder volgt uit de Snapchatbeelden [12] en de verklaring van [slachtoffer 1] dat [medeverdachte 2] op het hoofd van [slachtoffer 2] is gesprongen.
Naast de aanval op [slachtoffer 2] , zijn de verdachten ook [slachtoffer 1] te lijf gegaan. [slachtoffer 1] zag [slachtoffer 2] worden belaagd door de groep jongens en is toen naar hen toegerend en heeft [medeverdachte 2] met een kaas-/saucijzenbroodje geslagen, aan zijn haren getrokken en om zijn nek gehangen. [13] Hierop is [slachtoffer 1] gevallen en geschopt door [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] . [slachtoffer 1] is bij het schoppen geraakt in zijn gezicht, buik en rug.
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte met anderen geprobeerd heeft aangever [slachtoffer 1] te doden, zoals onder feit 1 primair ten laste is gelegd. Daarvan zal verdachte worden vrijgesproken.
Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 subsidiair tenlastegelegde, te weten
openlijkegeweldpleging tegen [slachtoffer 1] . Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat drie jongens op [slachtoffer 1] aan het intrappen waren. Alle drie de verdachten verklaren voorts dat zij [slachtoffer 1] hebben geschopt. Gelet op de bekennende verklaringen in combinatie met de verklaring van [slachtoffer 2] , waaruit kan worden afgeleid dat de drie verdachten als het ware als een groep de geweldshandelingen hebben verricht, is er sprake van een nauwe en bewuste samenwerking, zoals rechtens is vereist bij een bewezenverklaring van het in vereniging geweld plegen als bedoeld in artikel 141 Wetboek van Strafrecht. Verdachte heeft door een schop in de buik te geven een wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld ten aanzien van het slachtoffer [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank heeft zoals reeds beschreven onder ‘feitelijke toedracht’ vastgesteld dat verdachte zich eveneens heeft schuldig gemaakt aan geweldshandelingen jegens [slachtoffer 2] . Anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer 2] te doden, zoals ten laste is gelegd onder 2 primair. De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende informatie bevat om vast te kunnen stellen dat het schoppen, springen en stampen op het hoofd van [slachtoffer 2] van een dusdanige aard en kracht is geweest dat daarmee de aanmerkelijke kans is ontstaan dat [slachtoffer 2] zou komen te overlijden. De rechtbank zal verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde dan ook vrijspreken.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 subsidiair tenlastegelegde, te weten
openlijkegeweldpleging ten aanzien van [slachtoffer 2] . Door [slachtoffer 2] samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] meerdere keren tegen hoofd en lichaam te schoppen is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte heeft daarnaast een voldoende significante bijdrage geleverd aan het geweld door [slachtoffer 2] in ieder geval meerdere keren tegen zijn lichaam te trappen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1, subsidiair:
op 13 maart 2021 te [plaats] openlijk, te
weten op het [locatie 1] , in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] ,
door in het gezicht en tegen het
lichaam van die [slachtoffer 1] te schoppen/trappen;
feit 2, subsidiair:
op 13 maart 2021 te [plaats] , openlijk, te
weten op het [locatie 1] , in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] , door
meerdere malen in het gezicht en/of tegen het hoofd en tegen het
lichaam van die [slachtoffer 2] te schoppen/trappen en op het lichaam te springen
en op het hoofd te stampen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair:
telkens, openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van vier weken, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Als (bijzondere) voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [2009] te [geboorteplaats] , en [slachtoffer 2] , geboren op [2010] te [geboorteplaats] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Uitzondering hierop is indien er een mediationtraject in werking zal worden gezet dan wel er excuusbrief van verdachte aan de slachtoffers zal worden toegezonden. Het contact loopt in dat geval via de advocaat van verdachte;
- een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, van vijftig uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door vijfentwintig dagen jeugddetentie.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht alleen een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen. Nu er geen sprake is van recidivegevaar acht de raadsvrouw een voorwaardelijke jeugddetentie niet opportuun.
De raadsvrouw heeft ook aangevoerd dat verdachte een ‘first offender’ is. Verder volgt uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming dat er geen zorgen zijn omtrent verdachte. Voorts heeft verdachte van zijn ouders huisarrest gekregen en tevens een contactverbod met de medeverdachten. De raadsvrouw heeft verzocht met het voorgaande rekening te houden.
De raadsvrouw heeft verder betoogd dat het verzoek tot het opleggen van een contactverbod dient te worden afgewezen, nu daar geen noodzaak toe is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich als destijds 13-jarige jongen samen met twee leeftijdsgenoten schuldig gemaakt aan
openlijkegeweldpleging tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Hierbij is [slachtoffer 1] tegen zijn gezicht en lichaam getrapt en is [slachtoffer 2] meerdere malen tegen zijn hoofd en lichaam geschopt, en is er tevens ook op zijn hoofd gesprongen en gestampt. De slachtoffers betreffen twee kinderen die nog jonger zijn dan verdachte, namelijk beiden elf jaren jong ten tijde van de feiten. Door het handelen van verdachte en zijn mededaders is een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, die als gevolg van het incident lichamelijk letsel hebben opgelopen. Daarnaast ondervindt [slachtoffer 2] , blijkens de slachtofferverklaring van zijn moeder op de zitting, ook nog steeds de psychische gevolgen van het incident. Een feit als het onderhavige dat zich afspeelde in het publieke domein versterkt bovendien de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid op straat.
Dat er telkens sprake was van fors geweld door meerdere personen tegen één persoon, rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Ook rekent de rechtbank verdachte zwaar aan dat het geweld is doorgegaan, terwijl de slachtoffers reeds weerloos op de grond lagen. Verder waren de slachtoffers twee jaar jonger dan verdachte, hetgeen in deze leeftijdscategorie een aanzienlijk verschil is. De rechtbank houdt verdachte ook medeverantwoordelijk voor de schrik die de ouders van de jonge slachtoffers moeten hebben gehad, toen ze van het incident hoorden.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 28 juli 2022;
- een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 19 maart 2021, opgemaakt door [A] , raadsonderzoeker;
- een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 18 juli 2022, opgemaakt door [A] , raadsonderzoeker.
De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte blijkens voornoemd uittreksel uit de justitiële documentatie niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 18 juli 2022 volgt dat verdachte het goed doet op school. Thuis krijgt hij duidelijke regels en kaders en luistert hij goed. De ouders van verdachte hebben adequaat gereageerd op het politiecontact van verdachte door hem flink straf te geven en meer zicht op hem te houden. Verder komen er vanuit de door de Raad benaderde informanten geen zorgen over verdachte naar voren. De Raad heeft jeugdreclassering en een gedragsinterventie overwogen, maar door gebrek aan zorgen en daardoor een gebrek aan aanknopingspunten, is dit niet geadviseerd. Indien het verhaal van verdachte klopt en hij één schop heeft gegeven, dan acht de Raad een duidelijk signaal in de vorm van een werkstraf passend. Indien het aandeel van verdachte groter is en hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging doodslag, acht de Raad een geheel voorwaardelijke jeugddetentie passend. Dit als zeer duidelijk signaal dat zulk gedrag niet geaccepteerd wordt en gevolgen heeft.
Verdachte heeft op de zitting verklaard spijt te hebben van zijn handelen.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de strafoplegging de oriëntatiepunten voor straftoemeting zoals binnen de Rechtspraak vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) betrokken. Het oriëntatiepunt voor
openlijkegeweldpleging door een jeugdige is veertig uren werkstraf. Nu er sprake is van twee slachtoffers acht de rechtbank een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van vijftig uren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Mede gelet op het feit dat verdachte zich thuis en op school goed ontwikkelt en hij thuis duidelijke regels en kaders krijgt, lijkt er geen sprake te zijn van recidivegevaar. Gelet hierop en het feit dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, acht de rechtbank een voorwaardelijke jeugddetentie naast de op te leggen werkstraf niet opportuun. Tot slot ziet de rechtbank geen aanleiding om verdachte een contactverbod met de slachtoffers op te leggen. De noodzaak daartoe acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.000,-. Dit bedrag bestaat uit € 5.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering benadeelde partij in haar geheel en hoofdelijk dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering, gelet op de door haar bepleite vrijspraak.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde lichamelijk letsel heeft opgelopen. Op grond van artikel 6:106 sub b van het Wetboek van Burgerlijk Recht heeft hij daarom recht op vergoeding van immateriële schade. Bij de begroting van de omvang hiervan heeft de rechtbank acht geslagen op de ernst van het letsel, maar ook op de aard en ernst van de gebeurtenissen, zoals hiervoor is omschreven. Daarnaast is gebleken dat – naast het lichamelijk letsel – ook sprake is geweest van psychische schade. Gelet op deze omstandigheden, en op de bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schade op een bedrag van € 1.500,-.
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 1.500,-.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 1.500,- immateriële schade, hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededaders betalen, de verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, te vermeerderen met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 13 maart 2021, tot die van de voldoening.
Gelet op de leeftijd van verdachte ten tijde van het plegen van dit feit – jonger dan 14 jaren – zal de rechtbank niet overgaan tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet-ontvankelijk is en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, van
50 (vijftig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 25 (vijfentwintig) dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de werkstraf in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 1.500,- (zegge: vijftienhonderd euro), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededaders betalen, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, te vermeerderen met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 13 maart 2021, tot die van de voldoening;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- bepaalt dat de benadeelde partij wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Hebly, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. R.B. Eigeman en I.L. Gerrits, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 september 2022.
De voorzitter is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 13 maart 2021 te Lelystad, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te
beroven, een of meerdere malen in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of
tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geschopt/getrapt en/of op het hoofd
is/heeft gesprongen en/of heeft gestampt, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 13 maart 2021 te Lelystad, althans in Nederland, openlijk, te
weten, op/aan het [locatie 1] en/of de [locatie 2] , in elk geval op of aan de
openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer 1]
door een of meerdere malen in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of tegen het
lichaam van die [slachtoffer 1] te schoppen/trappen en/of op het hoofd te
springen en/of te stampen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 13 maart 2021 te Lelystad, althans in Nederland, openlijk, te
weten, op/aan het [locatie 1] en/of de [locatie 2] , in elk geval op of aan de
openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer 1]
door die [slachtoffer 1] een of meerdere malen in het gezicht en/of op/tegen het hoofd
en/of het lichaam te schoppen/trappen en/of op het hoofd te springen en/of te
stampen en/of een hoge krachtige trap in de rug te geven;
2
hij, op of omstreeks 13 maart 2021 te Lelystad, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te
beroven, een of meerdere malen in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of
tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geschopt/getrapt en/of op het hoofd
is/heeft gesprongen en/of heeft gestampt, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 13 maart 2021 te Lelystad, althans in Nederland, openlijk, te
weten, op/aan het [locatie 1] en/of de [locatie 2] , in elk geval op of aan de
openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer 2] door
een of meerdere malen in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of tegen het
lichaam van die [slachtoffer 2] te schoppen/trappen en/of op het hoofd te springen
en/of te stampen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 13 maart 2021 te Lelystad, althans in Nederland, openlijk, te
weten, op/aan het [locatie 1] en/of de [locatie 2] , in elk geval op of aan de
openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer 2] door
die [slachtoffer 2] een of meerdere malen in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of
het lichaam te schoppen/trappen en/of op het hoofd te springen en/of te stampen
en/of een hoge krachtige trap in de rug te geven.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 april 2021, genummerd 2021079135, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 1 t/m 17, 100 t/m 204, 300 t/m 309, 500 t/m 540, 600 t/m 613, 700 t/m 712, 800 t/m 825, 900 t/m 928, 950 t/m 970. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 150 en 151.
3.Pagina’s 145 en 146.
4.Pagina 524.
5.Pagina’s 914 en 915.
6.Pagina’s 170 en 171.
7.Pagina’s 173 en 174.
8.Pagina 131.
9.Pagina 184.
10.Pagina 190.
11.Pagina 196.
12.Pagina’s 159, 167, 189, 193 en 194.
13.Pagina 145.