ECLI:NL:RBMNE:2022:3634

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
16.080190.21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging en poging zware mishandeling door minderjarige verdachten

Op 13 maart 2021 heeft de verdachte, een 12-jarige jongen, samen met twee leeftijdsgenoten openlijke geweldpleging gepleegd tegen [slachtoffer 1] en geprobeerd [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De slachtoffers, beide 11 jaar oud, werden door de verdachte en zijn medeverdachten met kracht geschopt en getrapt, waarbij [slachtoffer 2] ook op zijn hoofd werd gesprongen en gestampt. De rechtbank oordeelt dat de verdachte de aanstichter was van het geweld door [slachtoffer 2] met een 'flying kick' in zijn onderrug te trappen. De rechtbank legt een voorwaardelijke jeugddetentie van vier weken op, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van vijftig uren. Daarnaast moet de verdachte € 1.500,- schadevergoeding betalen aan [slachtoffer 2]. De rechtbank overweegt dat de verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd, zich bewust was van de gevolgen van zijn daden en dat het geweld een ontoelaatbare inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers heeft gemaakt. De rechtbank houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen heeft en zich positief ontwikkelt in zijn omgeving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.080190.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 september 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2009] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op de zitting van de meervoudige kamer van 30 augustus 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie, mr. C. Booij, en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. R. Zwiers, advocaat te Almere, alsmede de advocaat van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , mr. L. Noordanus, advocaat te Lelystad, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1, primair:op 13 maart 2021 te Lelystad met (een) ander(en) heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] te doden door tegen zijn lichaam en hoofd te trappen, op zijn hoofd te stampen en op zijn hoofd te springen;
subsidiairten laste gelegd als medeplegen van poging tot zware mishandeling,
meer subsidiairten laste gelegd als openlijke geweldpleging;
feit 2, primair:op 13 maart 2021 te Lelystad met (een) ander(en) heeft geprobeerd om [slachtoffer 2] te doden door tegen zijn lichaam en hoofd te trappen, op zijn hoofd te stampen en op zijn hoofd te springen;
subsidiairten laste gelegd als medeplegen van poging tot zware mishandeling,
meer subsidiairten laste gelegd als openlijke geweldpleging.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier acht niet wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair tenlastegelegde, nu het onduidelijk is of het schoppen met voldoende kracht was om te spreken van een aanmerkelijke kans op de dood. Wel acht de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 subsidiair tenlastegelegde. Verder acht de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 primair tenlastegelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 primair en subsidiair tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder 1 en 2 meer subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer 2] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik en [slachtoffer 2] waren op 13 maart 2021 op het [locatie 1] te [plaats] . Wij kwamen uit de [locatie 2] . Ik voelde dat ik met kracht in mijn onderrug werd getrapt. Ik zag dat drie jongens op [slachtoffer 1] aan het in trappen waren. Ik werd weer in mijn rug getrapt. Ik lag op de grond. Ik zag dat de jongen die mij als eerste trapte voor mij stond. Ik zag dat hij met zijn been in de richting van mijn hoofd zwiepte. Ik voelde dat de onderkant van de schoen vol op mijn gezicht terecht kwam. Op dat moment ging bij mij het licht uit. Ik wist niet meer wat er gebeurde. Ik had door deze trap erge pijn in mijn hoofd. Ook voelde ik dat ik tegen mijn knie werd getrapt en tegen mijn arm werd getrapt. Vooral de trappen op mijn hoofd hadden veel impact. Ik weet dat vanwege de intensiteit van de trappen en schoppen deze niet van één persoon afkomstig waren. [2]
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer 1] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat een jongen [slachtoffer 2] in zijn rug trapte. Ik zag dat hij [slachtoffer 2] tackelde. De andere drie jongens samen met de jongen die [slachtoffer 2] tackelde begonnen op [slachtoffer 2] in te trappen. Dit gebeurde met kracht. Ik zag dat ze op het hoofd van [slachtoffer 2] sprongen. Ik voelde dat ik tegen mijn rug en gezicht werd geschopt. Ik hoorde omstanders roepen: "hee hoo wacht eens even." Op dat moment voelde ik dat de jongens stopte met schoppen. Ik heb halflang haar. [slachtoffer 2] heeft gemillimeterd haar. [3]
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 30 augustus 2022, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik sprong op een jongen en trapte hem. Dit was een flying kick. Ik schopte de andere jongen die mij aan mijn haren trok en mij met een kaas-/saucijzenbroodje sloeg. Ik heb hem geraakt tegen zijn hoofd en rug. [medeverdachte 1] heeft de jongen geschopt die ik als eerste heb getrapt. [medeverdachte 2] trapte hem ook.
Blijkens een
proces-verbaal van verhoorvan 17 maart 2021 heeft [medeverdachte 1] onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik heb beide jongens geschopt. [4]
Blijkens een
proces-verbaal van verhoorvan 15 maart 2021 heeft [medeverdachte 1] onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik had een legerjas aan. [5]
Blijkens een
proces-verbaal van verhoorvan 18 maart 2021 heeft [medeverdachte 2] onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik schopte in de buik van één van de jongens die mijn vriend met een kaasbroodje sloeg. Ik had een zwarte Nike jas met een wit Nike logo aan. Ik had zwarte Nike Air Force schoenen met een wit Nike logo en witte zolen aan. [6]
Blijkens een
proces-verbaal van verhoor getuigeheeft [getuige 1] onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag op 13 maart 2021 op het [locatie 1] een jongen met een leger print gekleurde jas hard tegen een andere jongen aanschoppen. Hij schopte meerdere keren tegen het hoofd van deze jongen. Deze jongen had kort gemillimeterd haar. Er was nog een tweede persoon die deze jongen heeft mishandeld. Hij droeg een zwarte jas met een wit Nike teken en zwarte schoenen van Nike met witte zolen. Ik heb gezien dat deze jongen dezelfde jongen aan het schoppen was. Hij schopte tegen het lichaam van de jongen. Dat ging afwisselend met de eerste jongen die aan het schoppen was. De eerste persoon heeft denk ik wel vijftien keer tegen het lichaam van de jongen geschopt. De tweede persoon heeft ongeveer vier keer tegen het lichaam van de jongen geschopt. [7]
Blijkens een
proces-verbaal van verhoor getuigeheeft [getuige 2] onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat één jongen door twee jongens tegen zijn hoofd en rug werd geschopt. Dat ging echt heel hard. Ze schopten alsof ze tegen een voetbal schopten en daarna van bovenaf naar beneden stampend. De ene schopper had een legerjas aan. De andere schopper droeg zwarte Nike Airforce schoenen met witte zolen. [8]
Een
proces-verbaal van bevindingen met bijlage, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zie op de telefoon van [medeverdachte 2] een filmpje betreffende de openlijke geweldpleging van 13 maart 2021. Ik zie dat [verdachte] in de lucht zweeft en [slachtoffer 2] , die op de grond ligt, schoppen. Ik zie op het filmpje dat [medeverdachte 1] zijn been vanaf zijn knie omhoog beweegt en vervolgens met kracht naar benden beweegt in de richting van het hoofd van [slachtoffer 2] . Ik zie dat de hak van de geschoeide voet van [medeverdachte 1] het hoofd van [slachtoffer 2] raakt. [9]
De informatie in de bijlage van het hiervoor genoemde bewijsmiddel bevat onder meer de volgende tekst:
Figuur 7: film 3: [verdachte] hangt in de lucht
Figuur 10: [medeverdachte 1] stampt op [slachtoffer 2] . [10]
Bewijsoverwegingen
Feitelijke toedracht
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] liepen op 13 maart 2021 vanuit de [locatie 2] naar het [locatie 1] te [plaats] . Op een gegeven moment is [slachtoffer 2] onverhoeds in zijn onderrug getrapt door een jongen, die later verdachte bleek te zijn. [slachtoffer 2] is vervolgens door verdachte getackeld en door hem en minstens nog twee jongens met kracht getrapt toen hij op de grond lag. Uit de snapchatbeelden en de verklaring van [slachtoffer 1] volgt dat verdachte ook op het lichaam van [slachtoffer 2] is gesprongen. Medeverdachte [medeverdachte 1] was één van de andere jongens die [slachtoffer 2] trapte. [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer 2] meerdere keren hard tegen zijn hoofd getrapt en ook een keer op zijn hoofd gestampt. Daarnaast heeft medeverdachte [medeverdachte 2] op [slachtoffer 2] ingetrapt toen hij op de grond lag.
Naast de aanval op [slachtoffer 2] , zijn de verdachten ook [slachtoffer 1] te lijf gegaan. [slachtoffer 1] zag [slachtoffer 2] worden belaagd door de groep jongens en is toen naar hen toegerend en heeft verdachte met een kaas-/saucijzenbroodje geslagen, aan zijn haren getrokken en om zijn nek gehangen. [11] Hierop is [slachtoffer 1] gevallen en geschopt door verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . [slachtoffer 1] is bij het schoppen geraakt in zijn gezicht, buik en rug.
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte met anderen geprobeerd heeft aangever [slachtoffer 1] te doden, zoals onder feit 1 primair ten laste is gelegd. Daarvan zal verdachte worden vrijgesproken.
Evenmin acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 subsidiair tenlastegelegde, te weten het medeplegen van poging zware mishandeling. De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende informatie bevat om vast te kunnen stellen dat het schoppen in het gezicht en tegen het lichaam van [slachtoffer 1] van een dusdanige aard en kracht is geweest dat daarmee de aanmerkelijke kans is ontstaan dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Het is bijvoorbeeld onduidelijk hoe vaak in het gezicht van [slachtoffer 1] is geschopt en hoe hard de trappen zijn geweest. Van het subsidiair ten laste gelegde medeplegen van een poging zware mishandeling, zal verdachte dus ook worden vrijgesproken.
De rechtbank acht, gelet op voormelde bewijsmiddelen, wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde, te weten openlijke geweldpleging ten aanzien van [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van feit 2
Anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer 2] te doden, zoals ten laste is gelegd onder 2 primair. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende informatie om vast te kunnen stellen dat het schoppen, springen en stampen op het hoofd/lichaam van [slachtoffer 2] van een dusdanige aard en kracht is geweest dat daarmee de aanmerkelijke kans is ontstaan dat [slachtoffer 2] zou komen te overlijden. Hiervan zal verdachte dus worden vrijgesproken.
Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, zoals ten laste is gelegd onder 2 subsidiair. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer 2] door zowel verdachte als medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met kracht is geschopt, terwijl hij weerloos op de grond lag. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij [slachtoffer 2] uitsluitend in zijn rug heeft getrapt en daarna [slachtoffer 1] heeft getrapt. Deze verklaring schuift de rechtbank echter terzijde, nu uit de verklaring van beide aangevers volgt dat verdachte (samen met de medeverdachten, aldus [slachtoffer 1] ) nog op [slachtoffer 2] heeft ingetrapt toen hij reeds op de grond lag. Daarnaast is verdachte ook nog op het lichaam van [slachtoffer 2] gesprongen. Voorts heeft [slachtoffer 2] verklaard dat vanwege de intensiteit van de trappen en schoppen deze niet van één persoon afkomstig waren. Gelet op voormelde gedragingen die zien op een gelijktijdige en gezamenlijke uitvoering, is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten ten aanzien van de gepleegde geweldshandelingen. De rechtbank acht voorts dat verdachte met zijn handelingen een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verdachten, gelet op het voorgaande, het voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Gelet op de geweldshandelingen van verdachten, en dan met name het meerdere malen met geschoeide voet hard trappen tegen het hoofd van de weerloze aangever, bestond er een aanmerkelijke kans dat aangever hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De verdachten hebben deze aanmerkelijk kans op zwaar lichamelijk letsel bewust aanvaard door – nadat [slachtoffer 2] reeds was geschopt en op de grond terecht was gekomen – [slachtoffer 2] meermaals met geschoeide voet hard tegen zijn hoofd te blijven schoppen dan wel te stampen totdat omstanders van zich lieten horen. Hieruit volgt dat zij de kans op zwaar lichamelijk letsel bij aangever op de koop toe hebben toegenomen. De rechtbank oordeelt dat de verdachten zich, ondanks hun jonge leeftijd, bewust waren van de aanmerkelijke kans dat door hun handelen [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1, meer subsidiair:
op 13 maart 2021 te [plaats] openlijk, te
weten, op het [locatie 1] , in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon , te weten [slachtoffer 1] ,
door die [slachtoffer 1] in het gezicht en tegen het lichaam te schoppen/trappen;
feit 2, subsidiair:
op 13 maart 2021 te [plaats] , tezamen en in
vereniging met anderen, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, meerdere malen in het gezicht en/of tegen het
hoofd en tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geschopt/getrapt en op
het lichaam is/heeft gesprongen en op het hoofd heeft gestampt, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1, meer subsidiair:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
feit 2, subsidiair:
medeplegen van poging tot zware mishandeling

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van vier weken, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Als (bijzondere) voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [2009] te [geboorteplaats] , en [slachtoffer 2] , geboren op [2010] te [geboorteplaats] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Uitzondering hierop is indien er een mediationtraject in werking zal worden gezet dan wel er excuusbrief van verdachte aan de slachtoffers zal worden toegezonden. Het contact loopt in dat geval via de advocaat van verdachte;
- een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, van vijftig uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door vijfentwintig dagen jeugddetentie.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verder is de redelijke termijn in strafzaken voor minderjarigen geschonden. In dat verband is voorts relevant dat verdachte ruim vijftien maanden in een schorsing heeft gelopen, hetgeen voor hem los van de druk van een op komst zijnde strafzitting, een extra belasting heeft opgeleverd. De raadsman heeft verzocht een geheel voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich als destijds 12-jarige jongen samen met twee leeftijdsgenoten schuldig gemaakt aan openbare geweldpleging tegen [slachtoffer 1] en het in vereniging plegen van poging zware mishandeling tegen [slachtoffer 2] . Hierbij is [slachtoffer 1] tegen zijn gezicht en lichaam getrapt en is [slachtoffer 2] meerdere malen tegen zijn hoofd en lichaam geschopt, en is er ook op zijn hoofd gesprongen en gestampt. Verdachte is de aanstichter geweest van dit geweld door [slachtoffer 2] met een ‘flying kick’ in zijn onderrug te trappen. De slachtoffers betreffen twee kinderen die nog jonger zijn dan verdachte, namelijk beiden elf jaren jong ten tijde van de feiten. Door het handelen van verdachte en zijn mededaders is een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, die als gevolg van het incident lichamelijk letsel hebben opgelopen. Daarnaast ondervindt [slachtoffer 2] , blijkens de slachtofferverklaring van zijn moeder op de zitting, ook nog steeds de psychische gevolgen van het incident. Een feit als het onderhavige dat zich afspeelde in het publieke domein versterkt bovendien de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid op straat.
Dat er sprake was van fors geweld door meerdere personen tegen één persoon, rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Ook rekent de rechtbank verdachte zwaar aan dat het geweld is doorgegaan, terwijl de slachtoffers reeds weerloos op de grond lagen. Verder waren de slachtoffers bijna een jaar jonger dan verdachte, hetgeen in deze leeftijdscategorie een behoorlijk verschil is. De rechtbank houdt verdachte ook medeverantwoordelijk voor de schrik die de ouders van de jonge slachtoffers moeten hebben gehad, toen ze van het incident hoorden.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 28 juli 2022;
- een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 23 juni 2022, opgemaakt door [A] , raadsonderzoeker;
- een rapport van [organisatie 1] van 3 augustus 2022, opgemaakt door [B] , medewerker bij [organisatie 1] .
De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte blijkens voornoemd uittreksel uit de justitiële documentatie niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 23 juni 2022
volgt dat het Algemeen Recidive Risico van verdachte heel laag is, gelet op vaststaande
gegevens zoals geslacht, hoeveelheid politiecontacten en soorten delicten. Het Dynamisch
Risico Profiel is eveneens heel laag, hetgeen inhoudt dat er (nagenoeg) geen risicofactoren
uit het onderzoek naar voren zijn gekomen die maken dat een leerstraf, een
gedragsinterventie of hulpverlening in verplicht kader geïndiceerd is.
Uit het rapport van de Raad volgt verder dat verdachte een met broertje woont bij zijn
ouders in [plaats] . Ouders hebben een gezinshuis, waardoor er door de week vijf
gezinshuiskinderen bij hen wonen. Dit is voor verdachte niet altijd even makkelijk. Toch
stelt hij zich positief op en dient hij als een voorbeeld in het gezin. Ouders zijn pedagogisch
sterk en geven verdachte wat hij nodig heeft aan regels, kaders en aandacht.
Verdachte voetbalt in zijn vrije tijd. Hij speelt op het hoogste niveau en heeft een
zeer reële kans om uit te groeien tot profvoetballer. Het talent heeft hij en tot op
heden ook de inzet. Voetbal neemt hierdoor veel tijd in beslag, wat een positieve
invulling van zijn vrije tijd is.
Op school gaat het goed met verdachte. Hoewel het niveau niet bij verdachte past, is hij
zich blijven inzetten. Verdacht gaat komend schooljaar naar een school voor
praktijkonderwijs, hetgeen beter bij zijn niveau past.
Voorts volgt uit het rapport dat verdachte in eerste instantie vaak verkeerd wordt begrepen.
Verdachte wordt overschat, waardoor hij mensen niet goed begrijpt. Hierdoor kan verdachte
brutaal reageren of dichtklappen. Dit maakt dat verdachte anders overkomt dan hoe hij is en
kan zijn. Verdachte leert hier steeds beter mee omgaan. Hij is meer open en blijft rustig.
Verdachte heeft een positieve groep vrienden. Het is voor verdachte van belang dat hij
met jongeren omgaat die positief zijn. Verdachte is beïnvloedbaar en wil niet onder
doen voor zijn leeftijdsgenoten. Hij kijkt op naar oudere jongeren en trekt hier
naartoe. Verdachte kan zijn eigen grenzen overgaan wanneer hij met oudere, minder
positieve jongeren optrekt. Dit lijkt volgens de Raad ook zo te zijn gegaan tijdens het
onderhavige delict.
Inmiddels laat verdachte zien risicovolle situaties uit de weg te gaan. Het is van belang dat
verdachte dit vast blijft houden. De afgelopen vijftien maanden, gedurende de schorsing, is
verdachte niet opnieuw in beeld gekomen bij de politie. Verdachte is zeer jong en de feiten,
de voorgeleiding, de schorsing en de rechtszaak maken grote indruk op hem. Voor de
huidige verdenking staat normaal gesproken onvoorwaardelijke jeugddetentie. De Raad acht
dit niet noodzakelijk en in pedagogisch opzicht niet wenselijk. Verdachte is een zeer jonge
en beïnvloedbare jongen. Jeugddetentie zou zeer negatieve gevolgen voor hem hebben.
Verdachte is geschorst met jeugdreclasseringstoezicht. De jeugdreclasseerder heeft, net als
de Raad, geen risicofactoren gesignaleerd, waardoor het ontbreekt aan aanknopingspunten.
Hierdoor heeft een verplicht contact met de jeugdreclasseerder geen meerwaarde. Een
duidelijk signaal is wel passend indien verdachte schuldig bevonden wordt aan een poging
tot doodslag. Dit kan gegeven worden in de vorm van een geheel voorwaardelijke jeugddetentie. De Raad heeft daarnaast een (onvoorwaardelijke) werkstraf overwogen. Gezien het feit dat verdachte vijftien maanden in een schorsing heeft gelopen, niet gerecidiveerd is en groei laat zien op het gebied van zijn beïnvloedbaarheid, maar ook op het vlak van inzicht in risicovolle situaties, acht de Raad in pedagogisch opzicht een werkstraf niet nodig. Verdachte geeft blijk van de situatie geleerd te hebben en zich nu anders op te stellen. Verdachte heeft bij zowel bij de [organisatie 2] te [plaats] als op zijn school een weerbaarheidstraining gevolgd. De jeugdreclasseerder zal zich net als de Raad
echter niet verzetten tegen een eventuele werkstraf.
Uit het rapport van [organisatie 1] van 3 augustus 2022 volgt dat [organisatie 1] bij een
eventuele bewezenverklaring een geheel voorwaardelijke jeugddetentie adviseert zo nodig
aangevuld met een werkstraf.
Verdachte heeft op de zitting verklaard spijt te hebben van zijn handelen.
De op te leggen straf
Alles overwegende acht de rechtbank een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van vier weken, met een proeftijd van twee jaren, in combinatie met een werkstraf van vijftig uren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte naast een forse stok achter de deur in de vorm van een voorwaardelijke jeugddetentie ook een onvoorwaardelijke straf in de vorm van een werkstraf moet worden opgelegd. Ondanks het feit dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, legt de rechtbank, gelet op de ernst, de aard en de impact van de feiten, geen lagere straf op dan door de officier van justitie gevorderd.
De rechtbank constateert, evenals de raadsman van verdachte, dat het ruim één maand langer heeft geduurd om in deze zaak tot een oordeel te komen dan de door de Hoge Raad genoemde redelijke termijn in jeugdzaken van zestien maanden. De rechtbank volstaat echter met de enkele vaststelling dat met deze overschrijding van de redelijke termijn een inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De rechtbank komt tot dit oordeel omdat het slechts een geringe overschrijding van de redelijke termijn betreft.
Voorts ziet de rechtbank geen aanleiding om verdachte een contactverbod met de slachtoffers op te leggen. De noodzaak daartoe acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.000,-. Dit bedrag bestaat uit € 5.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering benadeelde partij in haar geheel en hoofdelijk dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht het schadevergoedingsbedrag te matigen tot € 400,-, te verdelen over alle verdachten, en de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde lichamelijk letsel heeft opgelopen. Op grond van artikel 6:106 sub b van het Wetboek van Burgerlijk Recht heeft hij daarom recht op vergoeding van immateriële schade. Bij de begroting van de omvang hiervan heeft de rechtbank acht geslagen op de ernst van het letsel, maar ook op de aard en ernst van de gebeurtenissen, zoals hiervoor is omschreven. Daarnaast is gebleken dat – naast het lichamelijk letsel – ook sprake is geweest van psychische schade. Gelet op deze omstandigheden, en op de bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schade op een bedrag van € 1.500,-.
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 1.500,-.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 1.500,- immateriële schade, hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededaders betalen, de verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, te vermeerderen met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 13 maart 2021, tot die van de voldoening.
De rechtbank veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet-ontvankelijk is en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 141, 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
4 (vier) weken;
- bepaalt dat de jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, van
50 (vijftig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 25 (vijfentwintig) dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de werkstraf in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht;
Voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 1.500,- (zegge: vijftienhonderd euro), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededaders betalen, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, te vermeerderen met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 13 maart 2021, tot die van de voldoening;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- bepaalt dat de benadeelde partij wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Eigeman, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. I.L. Gerrits en R.A. Hebly, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 september 2022.
De jongste rechter is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 13 maart 2021 te Lelystad, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te
beroven, een of meerdere malen in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of
tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geschopt/getrapt en/of op het hoofd
is/heeft gesprongen en/of heeft gestampt, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 13 maart 2021 te Lelystad, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een of meerdere malen in het gezicht en/of
op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft
geschopt/getrapt en/of op het hoofd is/heeft gesprongen en/of heeft gestampt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 13 maart 2021 te Lelystad, althans in Nederland, openlijk, te
weten, op/aan het [locatie 1] en/of de [locatie 2] , in elk geval op of aan de
openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer 1]
door die [slachtoffer 1] een of meerdere malen in het gezicht en/of op/tegen het hoofd
en/of het lichaam te schoppen/trappen en/of op het hoofd te springen en/of te
stampen en/of een hoge krachtige trap in de rug te geven;
2
hij, op of omstreeks 13 maart 2021 te Lelystad, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te
beroven, een of meerdere malen in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of
tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geschopt/getrapt en/of op het hoofd
is/heeft gesprongen en/of heeft gestampt, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 13 maart 2021 te Lelystad, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, een of meerdere malen in het gezicht en/of op/tegen het
hoofd en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geschopt/getrapt en/of op
het hoofd is/heeft gesprongen en/of heeft gestampt, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 13 maart 2021 te Lelystad, althans in Nederland, openlijk, te
weten, op/aan het [locatie 1] en/of de [locatie 2] , in elk geval op of aan de
openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer 2] door
die [slachtoffer 2] een of meerdere malen in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of
het lichaam te schoppen/trappen en/of op het hoofd te springen en/of te stampen
en/of een hoge krachtige trap in de rug te geven.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 april 2021, genummerd 2021079135, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 1 t/m 17, 100 t/m 204, 300 t/m 309, 500 t/m 540, 600 t/m 613, 700 t/m 712, 800 t/m 825, 900 t/m 928, 950 t/m 970. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 150 en 151.
3.Pagina 145 en 146.
4.Pagina 524.
5.Pagina 516.
6.Pagina’s 813 en 814.
7.Pagina’s 170 en 171.
8.Pagina’s 173 en 174.
9.Pagina’s 188 en 190.
10.Pagina’s 194 t/m 196.
11.Pagina 145.