ECLI:NL:RBMNE:2022:3633

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
16.197841.21; 16-060004-20 (vord. tul); 96-186955-19 (vord. tul) en 96-228807-20 (vord. tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak en poging tot woninginbraak met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 13 september 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2000, die beschuldigd werd van woninginbraak en poging tot woninginbraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 juli 2021 in Nederhorst den Berg samen met een ander een woning is binnengekomen en daarbij horloges en sieraden heeft gestolen. Tevens heeft hij geprobeerd in te breken in een andere woning in Nigtevecht. De verdachte was aanwezig tijdens de zitting, die op 30 augustus 2022 inhoudelijk werd behandeld. De officier van justitie heeft de verdachte beschuldigd van meerdere strafbare feiten, en de rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld. De rechtbank heeft de bewijsstukken en verklaringen van de slachtoffers en de verdachte in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de feiten, met uitzondering van het medeplegen bij de eerste inbraak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan een benadeelde partij voor materiële schade van € 433,18, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook eerdere voorwaardelijke straffen ten uitvoer gelegd, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16.197841.21; 16-060004-20 (vord. tul); 96-186955-19 (vord. tul) en 96-228807-20 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 september 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2000] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft in het openbaar plaatsgevonden op de zittingen van 28 oktober 2021, 17 maart 2022, 7 juni 2022 en 30 augustus 2022. Op 30 augustus 2022 is de zaak inhoudelijk behandeld. Verdachte was bij de inhoudelijke behandeling aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van verdachte, zijn advocaat mr. V.A. van Biljouw, advocaat te Breukelen, en de officier van justitie mr. L.H. van der Veldt.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte van betrokkenheid bij meerdere strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage is gehecht aan dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
1. op 25 juli 2021 in Nederhorst den Berg samen met een ander een woninginbraak heeft gepleegd, waarbij horloges en sieraden zijn buit gemaakt;
2. op 25 juli 2021 in Nigtevecht heeft geprobeerd in te breken in een woning.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, met uitzondering van het onderdeel ‘medeplegen’ bij feit 1.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat vindt dat verdachte voor beide feiten moet worden vrijgesproken. Volgens de advocaat kan de ontkennende verklaring die verdachte heeft gegeven niet door bewijsmiddelen worden weerlegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1 en feit 2
Op 25 juli 2021 deed [slachtoffer 1] , die woont aan de [adres] in [plaats] , aangifte bij de politie. Hij verklaarde dat hij in de nacht van 25 juli 2021 thuis was. Hij hoorde om 02.35 uur gerommel. Daarna zag hij een persoon in zijn slaapkamer staan, die met een lampje in zijn gezicht scheen. Toen [slachtoffer 1] ging schreeuwen, heeft de persoon de woning verlaten. Beneden in de woning zag [slachtoffer 1] dat een raam dat grenst aan de tuin open stond. Het glas daarvan was gebroken en het kozijn was ontzet. [2]
Op 25 juli 2021 deed [slachtoffer 2] , die woont aan de [adres] in [plaats] , aangifte bij de politie. Hij verklaarde dat hij eerder die dag werd gebeld door de buurman, die vertelde dat er bij hen was ingebroken. [slachtoffer 2] zag bij binnenkomst in de hal de kluis op de grond liggen, die normaal op zolder staat. De trap en de muur waren beschadigd. Ook het hek dat in de achtertuin van de woning staat en het kozijn van een raam aan de achterkant van de woning waren beschadigd. [3] Volgens [slachtoffer 2] zijn de volgende goederen weggenomen:
- Een goud en metaal kleurig mannenhorloge van het merk Longines;
- Een goud en metaal kleurig vrouwenhorloge van het merk Longines;
- Een metalen sporthorloge;
- Een gouden broche in de letter H;
- Een witte parelketting;
- Een gouden ring;
- Een zilveren schakelketting;
- Een goudkleurige ketting;
- Een broche in de vorm van een vogel. [4]
In de nacht van 25 juli 2021 kreeg de politie om 3.32 uur de melding om naar de [adres] in [plaats] te gaan. De melder had gezien dat er een man met een zaklamp stond te schijnen in de woningen. Even na 03.57 uur zag de politie een grijze Ford Focus, voorzien van het kenteken [kenteken] , staan in één van de parkeervakken aan de [straat] tegenover perceel [nummer] . In het voertuig zaten geen personen en het voertuig was nog warm. [5] Dezelfde nacht kreeg de politie om 04.52 uur de melding van een woninginbraak aan de [adres] in [plaats] . Toen verbalisant [verbalisant 1] naar de achterkant van de woning rende, zag zij een persoon uit de tuin van die woning komen. [6]
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] zijn in de nacht van 25 juli 2021 rond 4.55 uur, nadat verbalisant [verbalisant 1] een persoon over de daken weg had zien rennen, naar de in de [straat] geparkeerde Ford Focus met kenteken [kenteken] gereden. Zij zagen toen dat, anders dan daarvoor, de ruiten van het voertuig beslagen waren en dat een persoon op de achterbank van het voertuig zat die wegdook bij het zien van de politie. Die persoon was [verdachte] , geboren op [2000] in [geboorteplaats] . [7]
Om 05.05 uur hoorden verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 1] dat collega’s een persoon hadden aangehouden die helemaal nat van het zweet was. Verbalisant [verbalisant 1] zag vervolgens dat de aangehouden verdachte dezelfde persoon was als degene die zij eerder had zien weg rennen uit de tuin van de [adres] . [8]
In de jas van verdachte [verdachte] werd een hoofdlampje gevonden. [9]
Verbalisant [verbalisant 5] heeft een sporenonderzoek gedaan op de [adres] in [plaats] en de [adres] in [plaats] . In de woning aan de [adres] vond zij een roodkleurig breekijzer op een bureau in de studeerkamer (goednummer 2854593, SIN-nummer APD7969NL). In de nabije omgeving van de [straat] is in een brandgangetje een schroevendraaier gevonden (goednummer 2854479, SIN-nummer AAMO0706NL). [10]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft onderzoek gedaan naar de veiliggestelde werktuigsporen. Zij ontving de volgende goederen voor onderzoek:
[1] Zeven afvormingen van werktuigsporen, veiliggesteld tijdens een forensisch sporenonderzoek naar aanleiding van inbraak in een woning gelegen aan de [adres] te [plaats] .
[1.1] S1N AAMN8528NL, vindplaats: “sluitnaad raam, circa 10 cm vanaf onderzijde”;
[1.2] SIN AAMN8529NL, vindplaats: “raamdorpel inklimraam, links onder sluitnaad”;
[1.4] SIN AAMN8535NL, vindplaats: “onderzijde sluitnaad inklimraam”;
[1.5] SIN AANK2559NL, vindplaats: “raamdorpel onder inklimraam”;
[1.6] SIN AANK2560NL, vindplaats: “sluitnaad raam, circa 10 cm vanaf onderzijde”;
[1.7] SIN AANX0214NL, vindplaats: “raamdorpel onder inklimraam”.
[B] Een schroevendraaier, merk Sencys, kleur zwart/grijs, gewaarmerkt met: SIN AAMO0706NL, goednummer PL0900-2021238445-2854479. [11]
Op grond van het vergelijkend werktuigsporenonderzoek concludeert verbalisant [verbalisant 6] dat de afgevormde indruksporen [1.1], [l .2], [l .4], [1.5], [1.6] en [l .7] waarschijnlijk zijn veroorzaakt met schroevendraaier [B]. [12]
Het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) heeft onderzoek gedaan naar verfsporen die tijdens de woninginbraken zijn achtergelaten. Daarbij heeft het NFI de volgende twee hypothesen gebruikt:
Hypothese 1: De deur of het kozijn is beschadigd met het breekijzer [AAPD7969NL];
Hypothese 2: De deur of het kozijn is beschadigd met een willekeurig ander rood breekwerktuig. [13]
Voor de beschadiging aan de dorpel onder het inklimraam aan de [adres] concludeert het NFI dat de resultaten waarschijnlijker zijn als de dorpel onder het inklimraam is beschadigd met het breekijzer [AAPD7969NL] dan wanneer het is beschadigd met een willekeurig ander rood breekwerktuig. [14]
Voor de beschadiging aan de dorpel van het inklimraam aan de [adres] in [plaats] concludeert het NFI dat de resultaten iets waarschijnlijker zijn als de dorpel van het raam is beschadigd met het breekijzer [AAPD7969NL] dan wanneer het is beschadigd met een willekeurig ander rood breekwerktuig. [15]
Interpretatie van de bewijsstukken.
Verdachte heeft verklaard dat hij tijdens de inbraak in [plaats] in de Ford Focus heeft gezeten. Hij had een joint gerookt en had in de auto geslapen. Die verklaring acht de rechtbank, gelet op de hierboven besproken bewijsmiddelen, volstrekt onaannemelijk.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 25 juli 2021 te [plaats] omstreeks 04.52 uur, in een woning, gelegen aan de [adres] , alwaar verdachte zich buiten weten van de rechthebbende bevond, drie horloges en meerdere sieraden die aan [slachtoffer 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
op 25 juli 2021 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning, gelegen aan de [adres] , alwaar hij, verdachte, zich tegen de wil van de rechthebbende bevond, geld/goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak en inklimming,
het raam (aan de zijkant) van die woning heeft geforceerd en vervolgens de woning is betreden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte wordt vrijgesproken van alles wat meer of anders ten laste is gelegd dan wat hierboven is bewezen. De rechtbank heeft taal- en spelfouten uit de tenlastelegging in de bewezenverklaring verbeterd. Dat is niet nadelig voor verdachte.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
diefstal, in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
poging tot diefstal, in een woning door iemand die zich aldaar tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie neemt het verdachte kwalijk dat hij het veiligheidsgevoel van de slachtoffers heeft aangetast. Bovendien is verdachte al eerder meermalen voor soortgelijke feiten veroordeeld. Verdachte had dus gewaarschuwd moeten zijn, vindt de officier van justitie. De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van verdachte verzoekt bij het opleggen van een eventuele straf rekening te houden met de positieve ontwikkeling die verdachte heeft doorgemaakt. Hij heeft een baan, is nog jong en zorgt voor zijn zieke moeder. De advocaat verzoekt daarom om geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen dan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder verdachte die feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De rechtbank legt aan verdachte de straf op die de officier van justitie heeft geëist. Hieronder legt de rechtbank verder uit hoe zij deze straf heeft bepaald.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft in één nacht ingebroken in een woning en geprobeerd in te breken in een andere woning. Verdachte lijkt bij het plegen van de strafbare feiten alleen aan zijn eigen verlangen naar geld of goederen te hebben gedacht en zich niet druk te hebben gemaakt over de gevolgen van zijn gedrag voor anderen en de gevoelens van onveiligheid die de slachtoffers van een inbraak ervaren. De rechtbank rekent dat verdachte aan.
Bij de ernst van de feiten vindt de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf van meerdere maanden passend.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het strafblad (de ‘justitiële documentatie’) blijkt dat verdachte eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. Dat weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee bij het bepalen van de straf.
8.3.3
Conclusie
De rechtbank concludeert dat de straf die de officier van justitie heeft geëist passend is en zal die straf dan ook aan verdachte opleggen. Gelet op het strafblad van verdachte, kan niet worden volstaan met een gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zoals de advocaat heeft verzocht.
De straf die de rechtbank aan verdachte oplegt is hoger dan de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht. Met deze veroordeling is de rechtbank van oordeel dat het strafvorderlijk belang bij het voortzetten van de voorlopige hechtenis zwaarder is gaan wegen dan het persoonlijke belang van verdachte bij het in vrijheid afwachten van een eventueel hoger beroep. De rechtbank heft daarom het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis op.

9.BESLAG

De rechtbank zal teruggave gelasten van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- een personenauto, kenteken [kenteken] (goednummer 2854355);
- een broek (goednummer 2854543);
- een broek (goednummer gg2854554);
- een pet (goednummer 2854569);
- een trui (goednummer 2854544);
- een broek (goednummer 2854552);
- schoenen (goednummer 2854572);
- een shirt (goednummer 2854546);
- schoenen (goednummer 2854567);
- een slipper (goednummer 285478);
- schoenen (goednummer 2854464);
- een handschoen (goednummer 2854555).
aan degenen die redelijkerwijs als rechthebbenden van deze voorwerpen kunnen worden aangemerkt.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 433,18. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de vordering moet worden toegewezen, verhoogd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat vindt primair dat de vordering moet worden afgewezen, omdat verdachte moet worden vrijgesproken. Als de rechtbank dat niet volgt, verzoekt hij de benadeelde partij nietontvankelijk te verklaren in de vordering. De vordering is volgens de advocaat onvoldoende onderbouwd, met name omdat de door de benadeelde partij overgelegde factuur van veel latere datum is dan het ontstaan van de schade aan het raam.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade van € 433,18 voldoende is onderbouwd en een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezenverklaarde feit. Op de overgelegde factuur staat gedetailleerd omschreven welke herstelwerkzaamheden zijn verricht en welke kosten daaraan waren verbonden voor de benadeelde partij. De rechtbank gaat daarom voorbij aan de factuurdatum die is vermeld en is van oordeel dat verdachte aansprakelijk is voor de schade. De vordering wordt tot het gevorderde bedrag toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2021 tot de dag van volledige betaling.
Als de in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot vergoeding van de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 433,18, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 juli 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 8 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als verdachte aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, vervalt de andere.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

16-060004-20
Bij vonnis van 12 augustus 2020 van de politierechter is aan verdachte onder andere een voorwaardelijke taakstraf van 20 uren opgelegd.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen.
De advocaat heeft geen verweer gevoerd op deze vordering.
Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.
96-186955-19
Bij vonnis van 7 december 2020 van de politierechter is aan verdachte onder andere een voorwaardelijke taakstraf van 12 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden opgelegd.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen.
De advocaat heeft geen verweer gevoerd op deze vordering.
Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog gedeeltelijk, namelijk voor wat betreft de taakstraf, ten uitvoer gelegd worden. Voor wat betreft de voorwaardelijke rijontzegging wijst de rechtbank de vordering af.
96-228807-20
Bij vonnis van 21 april 2021 van de kantonrechter is aan verdachte onder andere een voorwaardelijke hechtenis van één week opgelegd.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen.
De advocaat heeft verzocht de proeftijd met een jaar te verlengen.
Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 63, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
negen maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van drie maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de volgende voorwerpen:
  • een personenauto, kenteken [kenteken] (goednummer 2854355);
  • een broek (goednummer 2854543);
  • een broek (goednummer gg2854554);
  • een pet (goednummer 2854569);
  • een trui (goednummer 2854544);
  • een broek (goednummer 2854552);
  • schoenen (goednummer 2854572);
  • een shirt (goednummer 2854546);
  • twee schoenen (goednummer 2854567);
  • een slipper (goednummer 285478);
  • schoenen (goednummer 2854464);
  • een handschoen (goednummer 2854555).
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 433,18;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 433,18 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 8 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-060004-20
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 12 augustus 2020 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 uren;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 96-186955-19
- wijst de vordering gedeeltelijk toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de door de politierechter in de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 7 december 2020 opgelegde voorwaardelijke straf, te weten een taakstraf voor de duur van 12 uren;
- wijst de vordering voor het overige af;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 96-228807-20
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 21 april 2021 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.M. Spelt, voorzitter, mrs. A.J.P. Schotman en C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F. Verkuijlen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 september 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 25 juli 2021 te Nederhorst den Berg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, omstreeks 04.52 uur, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan de [adres] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, drie, althans een of meerdere horloges en/of meerdere sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming;
(art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht)
2. hij op of omstreeks 25 juli 2021 te Nigtevecht, gemeente Stichtse Vecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan de [adres] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, geld/goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen geld/goederen van zijn gading onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming het raam (aan de zijkant) van die woning heeft geforceerd en/of (vervolgens) de woning is betreden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2021239792 van 1 mei 2022, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 231. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 163.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 43.
4.Proces-verbaal van aangifte, p. 44 en proces-verbaal van verhoor aangever p. 200.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 13.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 14.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 10.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 15.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 10.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 136-137.
11.Proces-verbaal vergelijkend werktuigsporenonderzoek, p. 188.
12.Proces-verbaal vergelijkend werktuigsporenonderzoek, p. 189.
13.Een geschrift, te weten: een NFI-rapport van 6 mei 2022, als los bestand toegevoegd aan het dossier, p. 10 van het rapport.
14.Een geschrift, te weten: een NFI-rapport van 6 mei 2022, als los bestand toegevoegd aan het dossier, p. 11 van het rapport.
15.Een geschrift, te weten: een NFI-rapport van 6 mei 2022, als los bestand toegevoegd aan het dossier, p. 12 van het rapport.