Beoordeling door de rechtbank
8. Eiser vraagt zich af of de pergola als vergunningvrij tuinmeubilair moet worden gezien, aangezien deze niet is voorzien van een dak en/of wanden. Zoals verweerder terecht heeft aangegeven, zou slechts sprake kunnen zijn van vergunningvrij tuinmeubilair als bedoeld in artikel 2, tiende lid, van bijlage II van het Bor als de hoogte maximaal 2,5 meter zou zijn. Het aangevraagde bouwwerk is echter 2,7 meter hoog. Ook is de oppervlakte van het bouwwerk te groot. Er is dus vergunning voor nodig.
Passend in bestemmingsplan?
9. Vervolgens heeft eiser gesteld dat op grond van het bepaalde in artikel 18 van het bestemmingsplan “landelijk gebied Maarssen” vergunning voor de bouw van de pergola op de bestemming tuin zou kunnen worden verleend. De pergola is echter groter dan dit artikel toelaat. Op grond van het bestemmingsplan is de pergola niet toegestaan.
10. Partijen verschillen niet van mening over het feit dat in het huidige bestemmingsplan de perceelsgrens om de twee grondstukken samen heenloopt, zodat er één bouwperceel is ontstaan. Ingevolge artikel 1.63 van het bestemmingsplan moet als hoofdgebouw worden aangemerkt het gebouw dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. In het voorliggende geval is dat de woning op [adres 1] .
11. Eiser doet echter een beroep op het overgangsrecht. Hij heeft erop gewezen dat de stallingsruimte op [adres 2] onder het vorige bestemmingsplan als zelfstandige bedrijfsruimte is vergund en als zodanig wordt gebruikt. Hij is van mening dat op grond van het overgangsrecht het gebouw op perceel [adres 2] nog steeds zou moeten worden beschouwd als hoofdgebouw.
12. Verweerder heeft erop gewezen dat op grond van het bepaalde in artikel 35.2 van het bestemmingsplan, dat ziet op gebruik, eiser het bestaande gebruik van het gebouw op [adres 2] mag voortzetten. Het gebruik is hier echter niet in het geding. Het gaat over de vraag of er een pergola mag worden bijgebouwd.
Het overgangsrecht voor bouwen is neergelegd in artikel 35.1 van het bestemminsplan. De bepaling houdt in dat een bestaand bouwwerk dat in strijd is met het bestemmingsplan mag worden vernieuwd of vervangen, maar de afwijking mag naar aard en omvang niet worden vergroot. Door de bouw van de pergola wordt de afwijking in ieder geval naar omvang vergroot. Volgens verweerder valt de bouw van de pergola dan ook niet onder het overgangsrecht.
De rechtbank is het eens met verweerder.
13. Nu vaststaat dat het bouwplan voor de pergola niet in het bestemmingsplan past en evenmin op grond van het overgangsrecht mogelijk is, heeft verweerder terecht beoordeeld of op grond van de Kruimelregeling alsnog vergunning zou kunnen worden verleend. Daarbij is de beleidsregel van toepassing, inhoudend dat een bijbehorend bouwwerk niet meer dan 25 meter van het hoofdgebouw mag staan. Verweerder heeft aan deze regel getoetst en de vergunning geweigerd. Het college heeft geen aanleiding gezien om van de beleidsregels af te wijken.
Eiser heeft, behoudens het hiervoor al behandelde beroep op het overgangsrecht, geen bijzondere belangen aangevoerd die zouden maken dat verweerder in redelijkheid van de beleidsregels had moeten afwijken.
14. Aangezien het college aan de kruimelgevallenregeling heeft getoetst, hoeft er niet meer een uniforme openbare voorbereidingsprocedure te worden gevolgd.
De beroepsgronden slagen niet, de vergunning is terecht geweigerd.
15. Eiser voert aan dat zijn bezwaar over het niet in behandeling nemen van de aanvraag voor zover die zag op de verdiepingsvloer ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. In het bestreden besluit is ten onrechte niet inhoudelijk op zijn aanvraag voor de verdiepingsvloer ingegaan, tegen het advies van de bezwaarschriftencommissie in. Daarom is sprake van strijd met artikelen 3:46, 3:50 en 7:13 van de Awb.
16. Volgens eiser stond de verdiepingsvloer al op de bouwtekening bij de oorspronkelijke aanvraag. De aanvraag ziet namelijk op het vernieuwen van het bedrijfsgebouw. Op verzoek van de toezichthouder heeft eiser zijn aanvraag op
7 januari 2020 aangevuld. Dit had eiser niet gedaan als hij daar niet om was verzocht.
Het had op de weg van het college gelegen om bij ontvangst van de aanvulling op de aanvraag om verduidelijking te vragen als zijn intentie voor het college niet helder was.
Verder betwist eiser dat het college hem meerdere keren erop zou hebben gewezen dat hij voor de verdiepingsvloer een nieuwe aanvraag moest indienen.
17. Daarnaast voert eiser aan dat het bestaande bedrijfsgebouw al een verdiepingsvloer had, deze is vernieuwd en verzwaard. De indeling en grootte ervan verandert in beperkte mate. Het verzwaren van de verdiepingsvloer betreft niet de hoofddraagconstructie. Volgens eiser stelt het college zich daarom ten onrechte op het standpunt dat geen sprake is van een ondergeschikte wijziging van de aanvraag.
18. In afwijking van het advies van de bezwaarschriftencommissie stelt het college zich op het standpunt dat uit de oorspronkelijke aanvraag niet blijkt dat eiser heeft bedoeld om een vergunning aan te vragen voor de verdiepingsvloer. Er staat namelijk ‘aanvraag dakkapellen en pergola op een bestaand bijbehorend bouwwerk’. Verder stond op de oorspronkelijke bouwtekening het gehele bestaande bouwwerk.
Het college heeft vervolgens in het bestreden besluit aangegeven dat eiser weliswaar op 7 januari 2022 aanvullende gegevens over de constructie heeft overgelegd, maar dat hij daarbij niet heeft aangegeven dat deze stukken hoorden bij de eerdere aanvraag. Het college hoefde de stukken daarom niet mee te nemen bij de beoordeling van de aanvraag.
19. Verder heeft de toezichthouder volgens het college niet aangegeven dat een enkele constructietekening zonder enige toelichting dan wel aankondiging aan de lopende aanvraag kon worden toegevoegd. Het college vindt dat de verdiepingsvloer een nieuwe bouwactiviteit betreft en dat niet kan worden gesproken van hetzelfde bouwplan. Het toevoegen hiervan aan een lopende aanvraag kan niet als wijziging van ondergeschikte aard worden beschouwd. Daarom moet eiser hiervoor een nieuwe aanvraag indienen.
20. De rechtbank stelt vast dat de aanvullende stukken al zijn ingediend voordat op de vergunningaanvraag werd beslist. Naar het oordeel van de rechtbank is in ieder geval tijdens de bezwaarfase duidelijk gebleken dat de aanvraag ook op de verdiepingsvloer zag. Daarom heeft de bezwaarschriftencommissie het college geadviseerd om de verdiepingsvloer mee te nemen bij de beslissing op het bezwaar. Het college heeft dit advies niet overgenomen.
De rechtbank is van oordeel dat het college in het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd waarom in afwijking van het advies van de commissie de verdiepingsvloer niet is meegenomen in de aanvraag. Er waren bij het nemen van de beslissing op bezwaar voldoende gegevens om een begin van beoordeling van de constructieve berekeningen te maken. Het had op de weg van het college gelegen om wel een beslissing te nemen op de aanvraag voorzover die zag op de verdiepingsvloer. De beroepsgrond slaagt.
21. In het rechtbank dossier bevinden zich inmiddels stukken die het college bij schrijven van 13 juli 2022 heeft ingediend. De stukken gaan over de beoordeling van de vergunningaanvraag voor de verdiepingsvloer. Dit betreft met name een eerste toets door de constructeur van verweerder. Volgens het college zijn de constructieve gegevens tot nu toe niet voldoende en dienen er aanvullende gegevens te worden ingediend.
22 De rechtbank stelt vast dat het college met de brief van 13 juli 2022 een aanvullende motivering heeft gegeven, maar dat hij daarbij nog steeds geen beslissing over de verdiepingsvloer heeft genomen. De rechtbank draagt het college op om dit alsnog te doen. Gelet op de in rechtsoverweging 21 bedoelde ontbrekende gegevens, geeft de rechtbank aan het college mee dat, indien hij dit noodzakelijk acht, eiser in de gelegenheid kan worden gesteld om aanvullende gegevens aan hem te verstrekken.