In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een woning en een naastgelegen pakhuis in Utrecht, een omgevingsvergunning aangevraagd voor het maken van een muurdoorbraak tussen de twee panden en voor de verplaatsing van een tuindeur. Het college van burgemeester en wethouders heeft de vergunning geweigerd, omdat het pakhuis als bijbehorend bouwwerk werd aangemerkt en de samenvoeging met de woning in strijd zou zijn met het bestemmingsplan. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft op 23 augustus 2022 geoordeeld dat de doorbraak niet in strijd is met het bestemmingsplan, omdat er geen vergroting van de afwijking van de bouwbepalingen plaatsvindt. De rechtbank concludeert dat het college de omgevingsvergunning niet had mogen weigeren, aangezien er geen andere weigeringsgronden zijn. De rechtbank vernietigt de beslissing op bezwaar en bepaalt dat het college een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen, met inachtneming van deze uitspraak.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat het college het door eiser betaalde griffierecht van €181,- moet vergoeden en veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.