ECLI:NL:RBMNE:2022:3619

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
12 september 2022
Zaaknummer
16/284136-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlengde invoer van cocaïne met medeplichtigheid

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 september 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1961 te Suriname, die werd beschuldigd van het medeplegen van de verlengde invoer van cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen in de periode van 27 augustus 2021 tot en met 9 september 2021 ongeveer 2,9 kilo cocaïne heeft ingevoerd in Nederland. De verdachte, werkzaam bij DHL, heeft een cruciale rol gespeeld in het onttrekken van een pakket aan het reguliere bezorgproces en het overhandigen aan een medeverdachte. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen en camerabeelden, in onderling verband bezien en geconcludeerd dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de rol van de verdachte in het drugstransport. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/284136-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 september 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1961] te [geboorteplaats] (Suriname),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 augustus 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. drs. A.E. Lohuis en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. N.R. Coffi, advocaat te Amersfoort, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 27 augustus 2021 tot en met 9 september 2021 te Utrecht / Amsterdam samen met (een) ander(en) een materiaal bevattende 160 kilo cocaïne in Nederland heeft ingevoerd.
Subsidiair is medeplichtigheid aan deze invoer van cocaïne ten laste gelegd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op 8 september 2021 is in de kofferbak van de auto van [medeverdachte] een pakket aangetroffen:
Op 8 september 2021 kreeg ik de melding om te gaan naar een bedrijf in Utrecht. Aldaar zouden er door DHL een drietal pakketten zijn geleverd. Deze pakketten waren niet door het bedrijf besteld. De pakketten waren afkomstig uit Colombia. Zojuist zou er door een onbekende man, met Surinaams accent, naar het bedrijf zijn gebeld dat hij de drie pakketten zou komen ophalen.
Ik zag dat er drie gele dozen met opdruk DHL in het pand stonden. Ik zag dat een van de dozen geopende was en was voorzien van een label met het volgende opschrift:
From: [naam]
[woonplaats]
Colombia
Origin:
BAQ
Tel/Ph: [telefoonnummer]
[e-mail] @gmail.com
Ik zag dat er twee plastic zakken met een bruinkleurige poederachtige substantie in het geopende postpakket zat. Ik rook een sterke chemische lucht vanuit het pakket komen.
Ik zag dat er een donkergetinte man, mogelijk van Surinaamse afkomst, vanuit de richting van de "naam straat" het pand lopend passeerde. Ter hoogte van de "naam straat" hield ik de man staande. Ik vorderde van hem inzage in een geldig identiteitsbewijs. Ik zag dat de man mij een Nederlands rijbewijs overhandigde waaruit bleek dat hij was: [medeverdachte] .
Hierop ben ik met [medeverdachte] naar zijn taxi gegaan. Toen ik de kofferbak opende zag ik dat er een geel DHL postpakket in de laadruimte lag. Ik zag dat dit pakket was voorzien van de volgende gegevens:
From: [naam]
[woonplaats]
Colombia
Origin:
BAQ
Tel/Ph: [telefoonnummer]
[e-mail] @gmail.com [2]
De overige gegevens van dit pakket zijn achterhaald:
Op het pakket dat in de auto van verdachte [medeverdachte] was aangetroffen stonden de volgende gegevens:
Track and tracenummer: [nummer] , goednummer: [nummer] .
Toen wij dit track and tracenummer invoerden op de website www. [website] .n1, zagen wij dat alle verzend informatie zichtbaar werd.
Wij zagen dat het pakket met goednummer [nummer] op dinsdag 7 september om 07:57 uur de volgende status had gekregen: “Gereed voor afhaling door ontvanger, volgens afspraak.” [3]
Dit pakket bleek op 7 september 2021 te zijn afgehaald:
De security officer van DHL verklaarde dat het pakket van de zending met Waybill nummer [nummer] met nummer [nummer] op 7 september 2021 omstreeks 16:58 uur was opgehaald bij het DHL Express depot aan de [adres] te [woonplaats] . [4]
DHL security leverde meer informatie aan over het pakket met nummer [nummer] en Waybill-nummer [nummer] :
DHL security bevestigde dat er geen verzoek was geregistreerd voor de genoemde zending om deze op de vestiging Utrecht (UTX) op te halen. Waarom de zending door verdachte [verdachte] klaargezet werd om opgehaald te worden, was voor DHL niet duidelijk, want daar was geen enkel verzoek of registratie van. [5]
Verdachte heeft ter zitting verklaard over het afhalen van dit pakket:
Op 6 september 2021 om 13.27 uur heb ik het pakket met nummer [nummer] uit het transport gehaald en klaargezet. Dat is ook te zien aan de door mijn raadsman overgelegde lijst, aan de vermeldingen op 6 september 2021 om 13:27:21 uur en om 13:27:24 uur. De code UTW1-A duidt aan dat het pakket op dat moment in Utrecht is en door de klant kan worden opgehaald. Op dat laatste duidt ook de vermelding “consignee contacted”.
Op 7 september om 16:58 kwam [medeverdachte] aan de balie. Toen heeft hij het pakket met nummer [nummer] opgehaald. Op de lijst ziet u bij tijdstip 17:00:19 “ [B] ” staan. Dat heb ik in het systeem gezet.
Ik wist vooraf dat [medeverdachte] dat pakket op 7 september 2021 zou komen halen. [medeverdachte] heeft over het afhalen van dat pakket contact met mij opgenomen. Dat ging niet via DHL, maar direct met mij privé. Hij vroeg wanneer de zending binnen zou komen en of die klaargelegd kon worden om te worden afgehaald. Hij gaf mij het Waybill-nummer van de zending: [nummer] . Op basis van dat nummer ben ik de zending gaan zoeken.
Ik kende [medeverdachte] al langer. Wij waren in het verleden collega’s bij DHL. Ik had vaker telefonisch contact met [medeverdachte] . Er is tussen mij en [medeverdachte] ook contact geweest over een ander Waybill-nummer dan [nummer] . [6]
De camerabeelden, afkomstig van de DHL vestiging aan de [adres] te [woonplaats] , zijn bekeken:
De bevindingen die op basis van de beelden zijn gedaan, zijn getoetst aan het “normale” proces binnen de DHL vestiging. De toelichting over dit normale proces werd gegeven door de security officer van DHL.
16:55:10 Vrijwel direct na binnenkomst van [medeverdachte] , komt de DHL medewerker naar de balie in de afhaalruimte. De security officer van DHL geeft aan dat dit abnormaal snel plaatsheeft ten opzichte van de normale situatie.
16:55:14 [medeverdachte] loopt in de richting van de balie waar de DHL-medewerker staat en pakt een mobiele telefoon uit een klein tasje dat hij bij zich draagt.
16:55:22 [medeverdachte] zoekt kennelijk iets op in de telefoon die hij in zijn hand heeft.
16:55:27 [medeverdachte] en de DHL-medewerker praten kennelijk met elkaar. Er is duidelijk te zien dat de DHL-medewerker zijn handen tijdens het gesprek boven het numerieke gedeelte van het toetsenbord houdt, maar hij toetst niets in. Normaal gesproken bekijkt een DHL-medewerker dan een zendingsnummer of Waybill nummer om de zending te kunnen vinden.
16:55:30 Na niets ingetoetst te hebben, loopt de DHL-medewerker in de richting van de ruimte waar de pakketten klaar staan om afgehaald te worden. Hij neemt daarbij geen papieren mee of ander bewijs wat het pakketnummer is dat hij moet zoeken.
16:55:46 De DHL-medewerker loopt de ruimte in waar de pakketten klaarliggen en loopt zonder twijfelen richting de gele stelling en de plaats waar het betreffende pakket ligt.
16:55:56 De DHL-medewerker pakt vanaf de onderkant van de stelling de gele doos die hij op 6 september 2021 uit de bestelauto had gepakt en op het karretje klaar had gezet in de ruimte.
16:56:09 De DHL-medewerker zet het gele pakket op het karretje dat hij leeg had gemaakt.
16:57:04 De DHL-medewerker loopt met het karretje de afhaalruimte in en zet het pakket in het zicht neer.
16:57:06 De DHL-medewerker zoekt iets op in de computer en praat met [medeverdachte] .
16:57:08 De DHL-medewerker scant de barcode van het pakket.
16:57:34 [medeverdachte] laat iets op zijn telefoon zien aan de DHL-medewerker.
16:57:55 DHL-medewerker laat iets op het scherm zien aan [medeverdachte] .
16:59:29 DHL-medewerker zoekt nog iets op de computer op.
16:59:53 DHL-medewerker laat voor een tweede keer iets aan [medeverdachte] zien vanaf het scherm van de computer.
17:00:15 [medeverdachte] tilt het pakket van het karretje op. Gelijktijdig pakt de DHL-medewerker de handheld waarop ontvangers van pakketten een handtekening voor ontvangst moeten zetten. Op de beelden is te zien dat de DHL-medewerker zelf een beweging met de vinger over het scherm van de handheld maakt en kennelijk tekent voor ontvangst van het pakket.
17:00:23 [medeverdachte] loopt met het pakket de DHL-vestiging uit. [7]
Er is navraag gedaan bij DHL over de regels en procedures die voor verdachte golden ten aanzien van zijn werkzaamheden:
Door [getuige] , werkzaam bij de afdeling Security van DHL Express werd het volgende verklaard:
In onze wereldwijde procedures is het volgende beschreven voor wanneer een klant een zending wil ophalen op een vestiging. Dit dient door de ontvanger aangevraagd te worden via klantenservice, of een daarvoor door DHL beheerd platform wat specifiek voor dat doel bestemd is. Hierdoor zal er altijd een registratie zijn van zo een verzoek, waarbij er ook een check gedaan wordt of het een valide verzoek is en of de persoon die het verzoek doet daarvoor autorisatie heeft. Bij het afhalen dient vervolgens de identiteit geverifieerd te worden van degene die de zending ophaalt, dit moet de ontvanger zijn of een aantoonbaar gemachtigde.
In het geval van de zending die door [medeverdachte] opgehaald is op de vestiging UTX ( [nummer] ) van DHL Express, zijn deze instructies niet gevolgd. Ook is er in het systeem ingevoerd door [verdachte] dat de naam van de persoon die de zending ophaalt [B] is. De beelden tonen duidelijk aan dat deze persoon niet zo heet. Er is niet zoals beschreven in onze procedures via klantenservice of een daarvoor bestemd platform het verzoek gedaan om de zending op te halen. De zending is door [verdachte] , op het moment dat deze al in een voertuig van een koerier geladen was, zonder aantoonbare reden uit het voertuig van een koerier gehaald en klaargezet bij de zendingen die door klanten opgehaald worden. [verdachte] heeft verklaard dat daar om gevraagd is op zijn privé nummer en heeft hier gehoor aan gegeven, ondanks dat hij vanuit zijn functie en jarenlange ervaring en training had moeten weten dat deze werkwijze niet conform procedure is. [verdachte] heeft dus niet de procedure gevolgd. Ook tonen de beelden aan dat [verdachte] de identiteit niet verifieert van de persoon die de zending ophaalt. Tevens laten de beelden zien dat [verdachte] niet in het DHL-systeem zoekt welke zending er opgehaald wordt. [verdachte] loopt zonder de DHL-systemen te gebruiken linea recta naar de zending toe en draagt deze over. [verdachte] weet dus zonder de systemen te raadplegen over welke zending het gaat, wat vreemd is gezien de grote hoeveelheid zendingen die dagelijks door klanten opgehaald worden. De persoon die de zending ophaalt staat niet als ontvanger op de zending, en de zending wordt daarmee afgegeven aan iemand waarvan niet vastgesteld is dat deze persoon geautoriseerd is om deze zending mee te nemen.
Ook is er op de dag dat het pakket binnengekomen is een verzoek gedaan door de Douane afdeling van DHL om het pakket terug te sturen naar Schiphol voor inzage door de Douane. Dit verzoek is per mail binnengekomen in de algemene mailbox van de vestiging, maar nooit opgevolgd. In plaats daarvan is de zending meegegeven met de persoon die de zending op kwam halen. De dienstdoende support officer is er voor verantwoordelijk om de genoemde mailbox bij te houden, de mails te lezen en tijdig de gevraagde actie te ondernemen. De dienstdoende support officer was [verdachte] . De mail is binnengekomen om 14:34. De zending is om 17:00 opgehaald op de vestiging. [verdachte] heeft dus 2 uur en 26 minuten de tijd gehad om het verzoek op te volgen, maar dat niet gedaan. Het is niet logisch om zo lang niet in de mailbox van de vestiging te kijken.
Daarnaast zijn er bij DHL Express veel verplichte trainingen die door iedereen gevolgd dienen te worden en elke 2 jaar herhaald dienen te worden. Deze trainingen zijn door [verdachte] gevolgd en herhaald, hij is van de inhoud op de hoogte. Het DHL trainingsprogramma wordt CIS genoemd, wat staat voor Certified International Specialist. De relevante trainingen zijn: CIS Introductie, inclusief de module Security Awareness. In deze module zit bijvoorbeeld ook een filmpje waarin je ziet hoe een zending geïnspecteerd moet worden, waarom dat is en een voorbeeld van een slechte inspectie. Het volgen van deze training geeft duidelijk inzicht in de basis principes en instructies betreffende het inspecteren van zendingen, dat er drugs verstopt kan zitten en hoe je dat kunt vinden en welke signalen er kunnen zijn dat er mogelijk sprake van is.
Compliance Awareness
Code of conduct (ethisch gedrag) [8]
Verdachte heeft tegenover een security officer van DHL en de Service Center Manager van DHL Express Utrecht een verklaring afgelegd en die verklaring ondertekend:
Ik heb de zending met [nummer] waar u over spreekt uit de route gehaald en klaargezet om door de klant opgehaald te worden. Deze zending is door de klant op 7 september omstreeks 17:00 opgehaald, waarbij ik persoonlijk de klant geholpen heb. De zending heb ik voor de klant klaargezet omdat de klant mij daar in een telefoongesprek om gevraagd heeft. De klant heet mij hier over gebeld op mijn privételefoonnummer, te weten [telefoonnummer] . Deze persoon ken ik omdat hij in het verleden voor DHL Express gewerkt heeft. Er is bij mij door deze klant ook navraag gedaan over de zending met [nummer] . Hier is ook via WhatsApp contact over geweest met mij op genoemd telefoonnummer. Het is niet ongebruikelijk dat er contact met mij opgenomen wordt over zendingen van DHL. Het komt regelmatig voor dat mensen uit mijn omgeving andere mensen doorverwijzen naar mij, en mijn telefoonnummer geven, omdat zij weten dat ik bij DHL Express werk. Zo is het ook gekomen dat er door dezelfde personen, die dus via bekenden van mij met mij in contact gekomen zijn, regelmatig navraag werd gedaan naar de status van zendingen. Hier ging het wel eens over zendingen die door de Douane in beslag genomen waren. En er werd verkapt naar zendingen verwezen. Hier werd dan bijvoorbeeld over tante gesproken, in plaats van zendingen.
Ik heb wel eens het gevoel gehad dat het niet klopte, of dat er mogelijk iets aan de hand was met zendingen waar ik niet bij betrokken hoor te zijn. Ik had beter moeten weten. [9]
De telefoon van verdachte is uitgelezen:
Ik zag dat de berichtenhistorie tussen [medeverdachte] [verdachte] aanving op 27 december 2019. Ik zag dat de laatste inhoud van de chat een spraakoproep van [medeverdachte] was op 8 september 2021 om 11:47.48 uur. Ik zag dat er op 12 december 2020 een aantal relevante berichten te lezen waren. Ik zag dat [medeverdachte] aan [verdachte] had geschreven of het mogelijk was dat ze een bedrijf en hun nummer konden gebruiken.
“Is het mogelijk dat ze een bedrijf en hun nr gebruiken?”
“Maar zij maken dan eigen mail zodat het bedrijf niks merk”
Opvallend aan de berichten van 12 december 2020 is dat [medeverdachte] een constructie beschrijft die gelijkend is aan de wijze waarop de onderschepte pakketten met cocaïne naar Nederland zijn verzonden. Deze pakketten waren geadresseerd aan bedrijven die deze niet hadden “besteld”. Bij deze pakketten was een e-mailadres gebruikt, dat niet bij het geadresseerde bedrijf in gebruik was.
Het laatste contact via Whatsapp dat in de uitlezing aanwezig was met [medeverdachte] , was een inkomende oproep die dateerde van 8 september 2021 om 11 :47:48 uur.
Uit het onderzoek naar de chats in de telefoon van verdachte [medeverdachte] bleek dat [medeverdachte] op 8 september 2021 via Whatsapp contact had met [verdachte] (verdachte [verdachte] ). Uit het genoemde proces-verbaal blijkt dat [medeverdachte] een afbeelding van de track and trace van een DHL pakket had verstuurd aan [verdachte] om 10:40:30 uur (08:40:30 uur UTC+0). De berichten en afbeelding die genoemd werden in dat proces-verbaal, werden niet aangetroffen in de uitlezing van de telefoon van [verdachte] en waren daarin ook niet als verwijderde berichten terug te vinden. In de uitlezing van de telefoon van [medeverdachte] waren de eerste geregistreerde Whatsapp contacten met [verdachte] van 7 september 2021. Deze berichten/oproepen werden niet teruggevonden in de uitlezing van de telefoon van [verdachte] . Een mogelijke verklaring voor het ontbreken van de berichten in de uitlezing van de telefoon van [verdachte] , is dat de berichten zijn verwijderd door de gebruiker.
Uit de telefoonuitlezing bleken er 54 spraakoproepen tussen [medeverdachte] en [verdachte] geregistreerd te zijn, waarbij via Whatsapp was gebeld. De historie laat zien dat beide gebruikers elkaar bellen. [10]
Er is onderzoek ingesteld naar in de telefoon van [medeverdachte] aangetroffen informatie:
Op de telefoon werd de volgende WhatsApp chat aangetroffen met contact “ [verdachte] ” Op woensdag 8-9-2021 wordt door [medeverdachte] een afbeelding van een DHL bezorgstatus gedeeld. Aan contact [verdachte] wordt aangegeven dat de pakketten in Brussel waren en “vrij” zijn. Vervolgens is er zes maal een “Outgoing Call” naar [verdachte] . Het is onduidelijk of dit gesprek wordt beantwoord. [medeverdachte] geeft vervolgens aan [verdachte] aan: “Al gebeld”. Het tijdstip van 12:09 uur Nederlandse tijd komt overeen met het telefonisch contact dat [medeverdachte] heeft gehad met het bedrijf over het ophalen van de pakketten. Door [medeverdachte] wordt aangegeven dat hij ze bij (naam bedrijf) kan ophalen. [verdachte] informeert: “Is het nog gelukt?” [11]
Het contact tussen verdachte en [medeverdachte] is nader onderzocht:
Uit een CIOT bevraging was gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer] op naam stond van DHL-medewerker [verdachte] . Bij de aanhouding van [verdachte] was gebleken dat hij naast een Huawei smartphone, ook een Nokia prepaid telefoon bij zich had. Uit onderzoek was gebleken dat het nummer van de simkaart in dat toestel [telefoonnummer] was.
Gelet op voorgaande heb ik de telefoonuitlezing van [medeverdachte] onderzocht op gesprekken tussen:
[telefoonnummer] en [telefoonnummer]
en [telefoonnummer] .
Gesprekken [telefoonnummer] en [telefoonnummer] :
In de telefoonuitlezing van het toestel van [medeverdachte] vond ik in totaal acht vermeldingen van oproepen tussen het nummer van [medeverdachte] (“ [medeverdachte] ”) en [verdachte] (“ [verdachte] ”). Al deze oproepen waren via Whatsapp en daarmee via een data verbinding. Hieruit blijkt dat er op 7 september 2021 om 23:31:10 uur een zeer kort gesprek tussen beiden was geweest van 7 seconden. Dit betrof een inkomend gesprek waarbij [verdachte] had gebeld naar [medeverdachte] . Dit was de dag van het ophalen van het pakket door [medeverdachte] bij de DHL Express in Utrecht. Op de dag van de aanhouding van [medeverdachte] (8 september 2021 te 13:50 uur), waren er twee langere gesprekken tussen [medeverdachte] en [verdachte] geweest. Beide gesprekken waren uitgaand, waarbij [medeverdachte] naar [verdachte] had gebeld. Deze gesprekken waren respectievelijk om 11 :27:02 uur voor de duur van 02:39 minuut en 11 :47:46 uur voor de duur van 04:09 minuut.
Gesprekken [telefoonnummer] en [telefoonnummer] :
In de uitlezing vond ik twee verwijzingen naar het prepaid nummer van [verdachte] . Hieruit bleek mij dat er op 7 september 2021 te 22:42:15 uur een gemiste oproep was van het nummer [telefoonnummer] . Op 8 september 2021 te 11:31 :21 uur was er een inkomend telefoongesprek tussen beide nummers geregistreerd dat een duur had van 01 :13 minuut. [12]
De inhoud van het pakket is onderzocht:
Goednummer: PL0900—2021287131—2873290
SIN : AAPD2987NL
Aantal : 1
Omschrijving: DHL doos met daarin 4 zakken met bruin poeder a 5 kg per zak
Sporendrager
Goednummer : PLO900—202l28713l—2873290
SIN : AAPD2987NL
Relatie met SIN : AAOV8099NL
Object : Pakketpost
Kleur : Geel
Registratienummer : [nummer]
Bijzonderheden : Betreft een DHL pakket afkomstig uit Colombia
Omschrijving : DHL doos met daarin 4 zakken met bruin poeder
Gewicht netto : 20 kg (per zak 5 kg)
Monster C
Spoornummer : PLO900—2021287l31—16894O
SIN : AAOV8099NL
Relatie met SIN : AAPD2987NL
Spooromschrijving : Overige, cocaïne
Wijze veiligstellen : Zak plastic
Datum/tijd veiligstellen : 9 september 2021 om 08:49 uur
Plaats veiligstellen : DHL doos met 4 zakken bruin poeder a 5 kg per zak, totaal 20 kg
Bijzonderheden : Indicatief cocaïne
GC—MS : Positief voor cocaïne [13]
Het NFI heeft het materiaal in het pakket onderzocht en vastgesteld dat het cocaïne bevat:
Overzicht te onderzoeken materiaal 2021.09.14.103 aanvraag 1:
AAOV8099NL: doos met 4 zakken bruin poeder a 4 kg per stuk totaal 20 kg.
Resultaat: bevat een zout van cocaïne; vermoedelijk een zout van cocaïne en koper- en/of ijzerthiocyanaat complexen. Gemiddeld is het equivalent van ca. 16% cocaïnebase aangetoond.
Interpretatie en conclusie
Het onderzoeksmateriaal bestaat voornamelijk uit slecht in water oplosbaar zouten bestaande uit cocaïne en koper en/of ijzerthiocyanaat complexen. Dergelijke zouten worden met enige regelmaat voor onderzoek aangeboden aan het NFI en zijn gerelateerd aan heimelijke cocaïne invoer. Cocaïne is vermeld op lijst I van de Opiumwet. In artikel 1 lid 2 van de Opiumwet worden - voor toepassing van de Opiumwet en de daarop berustende bepalingen - zouten van cocaïne gelijkgesteld aan cocaïne zelf.
Gemiddeld is in het materiaal uit aanvraag 1 het equivalent van ca. 16% cocaïnebase aangetoond. Dit is zoals eerder vermeld een minimaal gehalte aan cocaïne. Na de extractie van de cocaïne uit het dragermateriaal wordt de cocaïnebase nog gezuiverd en omgezet in cocaïne HCl, het gangbare eindproduct op de Nederlandse drugsmarkt. Uitgegaan wordt van circa 10% verlies tijdens dit bewerkingsproces. [14]
Bewijsoverwegingen
Opzet
Aangezien ongeveer 2,9 kilo cocaïne, verpakt in een materiaal van in totaal 20 kilo, in het bewuste pakket zat, ging het om een waardevol drugstransport. Daarom is het onaannemelijk dat bij een dergelijk transport volstrekt onwetende personen worden betrokken. Dit levert immers aanzienlijke risico’s op, zoals het risico dat iemand zich de drugs toe-eigent of de politie inlicht.
De logistiek rond de invoer van cocaïne is complex en bij een transport zijn noodzakelijkerwijs meerdere personen betrokken. Cocaïne kan immers niet openlijk worden ingevoerd, maar moet verhuld worden gesmokkeld.
Alle handelingen die betrekking hebben op die complexe logistiek, moeten daarom in beginsel worden geacht gericht te zijn op het opzet tot het in Nederland invoeren van cocaïne. Onder het invoeren van verdovende middelen wordt niet alleen het binnen het grondgebied van Nederland brengen zelf begrepen, maar ook het verrichten van handelingen gericht op het verdere vervoer, de opslag en de aflevering van de verdovende middelen.
Uit de bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, volgt dat de rol van verdachte bestond uit het onttrekken van het pakket aan het reguliere bezorgproces van DHL en het afgeven van het pakket aan de volgende persoon in de schakel, voor het verdere vervoer binnen Nederland. Verdachte heeft een uit Colombia afkomstig pakket, dat al in een voertuig van een koerier geladen was, zonder aantoonbare reden uit dat voertuig gehaald en klaargezet bij de zendingen die door klanten kunnen worden opgehaald. Vervolgens heeft verdachte dit pakket afgegeven aan een bekende van hem, die niet de geadresseerde van dit pakket was. Daarmee heeft verdachte minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zich in dat pakket verdovende middelen bevonden.
De telefonische communicatie tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] bevestigt dat verdachte heeft geweten dat geen sprake was van een legaal transport. [medeverdachte] heeft immers al op 12 december 2020 bij verdachte geïnformeerd naar het gebruiken van bedrijfsnamen en -nummers onder een ander e-mailadres. Via zo’n constructie is het pakket met cocaïne naar Nederland verzonden. De verklaring van verdachte dat hij geen wetenschap had van de inhoud van dat pakket, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde.
Al het voorgaande in aanmerking genomen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzet had op de (verlengde) invoer van cocaïne.
Medeplegen
Voor medeplegen is noodzakelijk dat er sprake is van een voldoende bewuste en nauwe samenwerking, gericht op het uitvoeren van het delict. Een verdachte dient daarvoor een materiële of intellectuele bijdrage te leveren die van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling en de rol in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling van het delict. Het is niet nodig dat een verdachte weet had van de (exacte) gedragingen die later of eerder in het traject door zijn medeverdachten zijn verricht.
Uit de beschreven gang van zaken en de overige bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, blijkt van gezamenlijk en op elkaar afgestemd handelen. Verdachte heeft rondom de dag waarop [medeverdachte] het pakket heeft afgehaald regelmatig (telefonisch) contact gehad met [medeverdachte] . Bovendien vervulde verdachte als DHL-medewerker een essentiële rol in de uitvoering van het plan om het pakket voortijdig uit de transportstroom te halen en zo te voorkomen dat het terechtkwam bij het bedrijf waaraan het was geadresseerd. Hiermee heeft verdachte een wezenlijke rol gespeeld in het gehele invoerproces van het pakket. Het handelen van verdachte is onderdeel geweest van een groter proces, dat al op 27 augustus 2021 is begonnen door het verzenden van het pakket vanuit Colombia. De bijdrage van verdachte aan dit proces is als onmisbaar onderdeel van het transport aan te merken als een bijdrage van voldoende gewicht. Om die reden kwalificeert de rechtbank de gedragingen van verdachte als het medeplegen van de invoer van het pakket.
In de bewezenverklaring gaat de rechtbank uit van een hoeveelheid van ongeveer 2,9 kilo cocaïne. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de door het NFI vastegestelde concentratie cocaïne en de genoemde 10% verlies.
Partiële vrijspraak
Aangezien niet is gebleken dat verdachte enige concrete bijdrage heeft geleverd aan de invoer van de overige zeven aangetroffen pakketten, zal de rechtbank verdachte in zoverre van het ten laste gelegde vrijspreken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in periode van 27 augustus 2021 tot en met 9 september 2021 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 2,9 kilo cocaïne, verpakt in een materiaal van in totaal 20 kilo, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 42 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft opgemerkt de eis van de officier van justitie als exorbitant te beschouwen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de invoer van cocaïne. Verdachte is daarmee medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van cocaïne veroorzaakt. Cocaïne is een harddrug met een sterk verslavende werking en is schadelijk voor de gezondheid van gebruikers. De handel in cocaïne staat bovendien in verband met verschillende vormen van criminaliteit, overlast en illegale geldstromen en vormt daarmee een bron van overlast voor de samenleving. Verdachte heeft zich bij zijn keuze om zich bezig te houden met de invoer van drugs om al deze gevolgen niet bekommerd.
De persoon van verdachte
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 juli 2022 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Uit het reclasseringsadvies van 26 augustus 2022 komt naar voren dat verdachte heeft aangegeven dat hij geen problemen heeft waarbij hij hulp nodig heeft en dat hij prima in staat is zijn leven in goede banen te leiden. De reclassering heeft op basis van beschikbare informatie en gelet op de proceshouding van verdachte geen inschatting kunnen maken van de kans op recidive. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen.
De straf
Gelet op de aard en ernst van het feit, kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met de straffen die doorgaans in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking hoeveel cocaïne is ingevoerd, wat de rol van verdachte in het geheel was en het feit dat hij geen openheid van zaken heeft gegeven.
De rechtbank ziet, ook gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies, geen aanleiding voor het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 24 (vierentwintig) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Ourahma, voorzitter, mr. G. Schnitzler en mr. E.J. van Rijssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dam, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 september 2022.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 27 augustus 2021 tot en met 9 september 2021 te Utrecht en/of Amsterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 160 kilo cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] en/of een of meer (nog) onbekend gebleven perso(o)n(en), in of omstreeks de periode van 27 augustus 2021 tot en met 9 september 2021 te Utrecht en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 160 kilo cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 27 augustus 2021 tot en met 9 september 2021 te Utrecht en/of Bilthoven, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door (met bovenomschreven feit als doel):
- een of meer afspraken (telefonisch, al dan niet middels versluierde berichten) te maken met en/of tussen een of meer van bovengenoemde verdachte(n) en/of andere personen en/of met deze personen contact te onderhouden en/of
- informatie te ontvangen en/of op te slaan en/of te verstrekken met betrekking tot de DHL zending met nummer [nummer] en/of een of meer andere zending(en) en/of
- zich (als DHL medewerker) beschikbaar te houden voor de in ontvangst name en/of verstrekking van de zending met nummer [nummer] , althans een of meer andere zendingen met cocaïne, en/of
- de zending met nummer [nummer] , althans een of meer andere zendingen met cocaïne, (tijdens zijn werkzaamheden als DHL medewerker) van de stelling af te halen en/of klaar te zetten en/of te verstrekken aan bovengenoemde verdachte.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 24 november 2021 (Einddossier [medeverdachte] ), 11 februari 2022 (Einddossier) en 14 februari 2022 (Aanvulling einddossier), allen genummerd PL0900-2021287131, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 224 (Einddossier), 1 tot en met 286 (Einddossier [medeverdachte] ) en een ongenummerd proces-verbaal (Aanvulling einddossier). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen van 10 september 2021, Einddossier p. 11.
3.Een proces-verbaal van bevindingen van 9 september 2021, Einddossier [medeverdachte] p. 27-28.
4.Een proces-verbaal van bevindingen van 20 september 2021, Einddossier p. 21.
5.Een proces-verbaal van bevindingen van 25 november 2021, Einddossier p. 74.
6.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 augustus 2022.
7.Een proces-verbaal van bevindingen van 25 september 2021, Einddossier p. 62-71.
8.Een proces-verbaal van bevindingen van 11 februari 2022, Einddossier p. 170-171 en 175.
9.Een geschrift, gevoegd als bijlage bij een proces-verbaal van bevindingen van 14 februari 2022, Aanvulling einddossier p. 1.
10.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 januari 2022, Einddossier p. 96-98.
11.Een proces-verbaal van bevindingen van 19 september 2021, Einddossier p. 34-36.
12.Een proces-verbaal van bevindingen van 16 november 2021, Einddossier p. 167-169.
13.Een proces-verbaal van bevindingen van 9 september 2021, Einddossier [medeverdachte] p. 233-236.
14.Een NFI-rapport van 22 november 2021, Einddossier [medeverdachte] p. 240-243.