ECLI:NL:RBMNE:2022:3597
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontheffing van arbeidsverplichtingen op basis van de Participatiewet en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft verzoeker, een inwoner van [woonplaats], een verzoek ingediend om ontheffing van de arbeidsverplichtingen zoals bedoeld in artikel 9 van de Participatiewet (Pw). De Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug, als verweerder, heeft deze aanvraag aanvankelijk afgewezen met een besluit op 24 november 2021. Na bezwaar van verzoeker heeft verweerder op 10 maart 2022 het bestreden besluit gehandhaafd. Echter, op 9 augustus 2022 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken en besloten verzoeker tot 1 augustus 2023 te ontheffen van de arbeidsverplichtingen en tegenprestatie.
Naar aanleiding van deze intrekking heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen deze vergoeding. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de proceskosten, die door een derde beroepsmatig zijn verleend, op € 1.300,- komen. Dit bedrag is opgebouwd uit kosten voor het indienen van het bezwaarschrift en het beroepschrift.
De rechtbank heeft verweerder ook verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, en is openbaar uitgesproken op 19 augustus 2022. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.