ECLI:NL:RBMNE:2022:3591

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
8 september 2022
Zaaknummer
C/16/542730 / KG ZA 22-366
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de KNVB in tuchtrechtelijke procedures bij incidenten tijdens een bedrijventoernooi

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland werd behandeld, heeft eiser, een contractspeler bij een voetbalvereniging, een kort geding aangespannen tegen de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB). De aanleiding voor het kort geding was een incident dat plaatsvond tijdens een bedrijventoernooi op 2 juli 2022, waarbij eiser betrokken was en een rode kaart ontving. De KNVB startte een tuchtrechtelijk vooronderzoek en legde eiser een voorlopige schorsing op, die later werd opgeheven. Eiser betwistte de bevoegdheid van de KNVB om tuchtrechtelijke maatregelen op te leggen voor het incident, omdat het toernooi niet onder de auspiciën van de KNVB zou vallen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de KNVB wel degelijk bevoegd was om te oordelen over het incident, omdat de reglementen van de KNVB ook van toepassing zijn op wedstrijden die door leden van de KNVB worden gespeeld, ongeacht of deze wedstrijden onder de KNVB-organisatie vallen. De voorzieningenrechter wees de vordering van eiser af en stelde hem in de proceskosten aansprakelijk. Het vonnis werd uitgesproken op 9 september 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/542730 / KG ZA 22-366
Vonnis in kort geding van 9 september 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. C.I.M. Molenaar te Volendam,
tegen
de vereniging
KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND,
gevestigd te Zeist,
gedaagde,
advocaat mr. M.I. van Dijk te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en KNVB genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 16,
  • de producties 1 t/m 10c van de KNVB,
  • de mondelinge behandeling,
  • de pleitnota van [eiser] ,
  • de pleitnota van de KNVB.
1.2.
Op 26 augustus 2022 heeft mr. J.P. Killian, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. G. Delissen, griffier, een mondelinge behandeling gehouden. Daarbij was aanwezig de heer [eiser] , bijgestaan door mr. C.I.M. Molenaar. Namens gedaagde waren aanwezig mr. [A] ( [functie] ) en mr. [B] (jurist), bijgestaan door mr. M.I. van Dijk.
1.3.
Hierna is vonnis bepaald.

2.Waar gaat de zaak over

2.1.
[eiser] is sinds 1 juli 2022 contractspeler bij [voetbalvereniging 1] . Tijdens het [toernooi] op 2 juli 2022, waaraan [eiser] privé deelnam, heeft een incident plaatsgevonden waarbij [eiser] betrokken was en hij een rode kaart kreeg. De KNVB is naar aanleiding van dat incident, waarvan de scheidsrechter schriftelijk aangifte bij de aanklager van de KNVB heeft gedaan, een vooronderzoek gestart en heeft [eiser] hangende dat onderzoek een voorlopige schorsing van 30 dagen opgelegd. De schorsing is ingegaan op 7 juli 2022 en op 19 juli 2022, voordat de 30 dagen voorbij waren, opgeheven. Daardoor heeft [eiser] uiteindelijk zo’n twee weken niet kunnen spelen.
2.2.
De aanklager amateurvoetbal van de KNVB heeft op 27 juli 2022 aangekondigd dat hij [eiser] tuchtrechtelijk gaat vervolgen. Aan [eiser] wordt tenlastegelegd dat hij de scheidsrechter bij de keel heeft gegrepen, heeft getracht een kniestoot te geven, heeft geduwd, dreigend op hem af is gegaan, een op de grond liggende speler tegen het hoofd heeft getrapt, ernstig beledigende taal heeft gebruikt en een toeschouwer heeft geslagen. Op 16 augustus 2022 heeft de aanklager amateurvoetbal van het KNVB de zaak verwezen naar de tuchtcommissie van de KNVB.
2.3.
[eiser] betwist deze verwijten maar is bovenal van mening dat de KNVB niet bevoegd is om te oordelen over het incident tijdens het [toernooi] en om naar aanleiding daarvan maatregelen op te leggen. Daar gaat dit kort geding over. Door de bevoegdheidskwestie in kort geding voor te leggen wil hij voorkomen dat de KNVB hem een schorsingsmaatregel oplegt, voordat er definitief over de bevoegdheidskwestie is beslist. Zijn doel is dat hij kan blijven voetballen en deel kan (blijven) nemen aan de competitie. Hij vordert in dit kort geding dat de beslissing van de aanklager om hem te vervolgen en de zaak aan de tuchtcommissie voor te leggen wordt geschorst en dat hij toegelaten blijft tot de competitie 2022/2023.

3.De beoordeling

Spoedeisendheid

3.1.
De KNVB betwist dat er sprake is van spoedeisendheid en stelt dat dit kort geding prematuur is. [eiser] is op dit moment niet geschorst en kan deelnemen aan trainingen en wedstrijden. Voordat er sprake kan zijn van een schorsing moet eerst de procedure bij de tuchtcommissie doorlopen worden en dat is nog niet gebeurd. Vervolgens kan hij, als de uitkomst van die procedure is dat hem een maatregel wordt opgelegd, hangende de beroepsprocedure schorsing vragen van die maatregel, waardoor hij kan blijven spelen.
3.2.
Volgens [eiser] werkt dat in de praktijk niet zo. Bij het amateurvoetbal bestaat de tuchtcommissie uit lekenrechters en staat de uitkomst van de procedure al bij voorbaat vast. Binnen drie dagen doet die commissie uitspraak en dat is vrijwel altijd een veroordeling conform het voorstel van de aanklager. Om dan nog een procedure te starten om zo’n beslissing te schorsen vraagt te veel tijd. De kans bestaat dat [eiser] dan zes maanden niet mag spelen.
3.3.
De voorzieningenrechter laat een oordeel over het spoedeisend belang van [eiser] hier in het midden, omdat het spoedeisend belang nauw samenhangt met het oordeel over de bevoegdheidskwestie. Immers, als de KNVB niet bevoegd is om te oordelen over het incident dat tijdens het [toernooi] heeft plaatsgevonden, dan hoeft [eiser] de procedure bij de tuchtcommissie niet te doorlopen en ontbreekt zijn spoedeisend belang voor dit kort geding. Als de KNVB wel bevoegd is, kan alleen al om die reden de vordering worden afgewezen. Daarom hoeft alleen de bevoegdheid van de KNVB beoordeeld worden.
Bevoegdheid van de KNVB
3.4.
Volgens [eiser] volgt uit het reglement van het [toernooi] (hierna: het Toernooireglement) dat de KNVB niet bevoegd is om te oordelen over incidenten die tijdens dat toernooi zijn voorgevallen en daar maatregelen voor op te leggen. Het Toernooireglement bepaalt namelijk dat het [toernooi] niet onder de auspiciën van de KNVB valt. Daarnaast zijn de teams die betrokken waren bij het incident, niet bij de KNVB ingeschreven en berustte de algehele leiding van het toernooi bij de organiserende Van [commissie] .
3.5.
In de artikelen van het Toernooireglement waar [eiser] op doelt, is het volgende bepaald:
1. De wedstrijden worden gespeeld op het terrein van [voetbalvereniging 2] .
De wedstrijden worden georganiseerd door de [naam] .
17. Scheenbeschermers zijn verplicht, letsel is en blijft voor eigen risico. Het toernooi wordt gespeeld volgens de regels van de K.N.V.B., maar valt niet onder auspiciën van de K.N.V.B.
20. De algehele leiding berust bij de van [commissie] . Indien een speler een rode kaart krijgt, dient de leiding van het desbetreffende team, zich direct na afloop te melden bij de scheidsrechters coördinator.
3.6.
De KNVB verwijst voor haar bevoegdheid naar artikel 7, lid 1, sub b en artikel 8, lid 1, sub b en lid 2, sub a van de Statuten en artikel 2, lid 2, sub b van het Algemeen Reglement. Uit deze bepalingen volgt, zo stelt zij, dat verplichtingen van de leden van de KNVB alsmede strafbaarheid van overtredingen begaan door leden van de KNVB ook kunnen reiken tot wedstrijden in het kader van een bedrijventoernooi. In deze bepalingen staat namelijk niet dat de gedragingen zich moeten voordoen tijdens een door de KNVB georganiseerde wedstrijd. Bovendien kan de reglementaire bevoegdheid van tuchtrechtelijke organen van de KNVB niet worden beperkt door het Toernooireglement.
3.7.
In de artikelen waar de KNVB zich op beroept is het volgende bepaald.
Artikel 7 Statuten – Verplichtingen van de leden
1. Leden van de KNVB als genoemd in artikel 6 lid 1 van deze Statuten zijn verplicht:
b. de belangen van de KNVB en/of van haar organen en/of van de voetbalsport in het algemeen niet te schaden;
Artikel 8 Statuten – Rechtspraak
1. In het algemeen is strafbaar elk handelen of nalaten:
b. Dat de belangen van de KNVB en/of van haar organen en/of van de voetbalsport in het algemeen schaadt.
2. a. Ingeval van overtreding van het bepaalde in lid 1 onder a en b zijn de in artikel 6 lid 1 van deze Statuten genoemde leden onderworpen aan de tuchtrechtspraak, zulks met inachtneming van de in artikel 9 genoemde reglementen.
b. Het onder a bepaalde is eveneens van toepassing op de in artikel 11 lid 3 van deze Statuten genoemde deelnemers aan het recreatievoetbal, voor zover deze niet reeds uit anderen hoofde lid zijn van de KNVB.
Artikel 2 Algemeen Reglement – Verplichtingen van de leden
2. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 7 van de Statuten verplicht ieder lid, genoemd in artikel 6 lid 2 onder d en e van de Statuten, zich:
b. ter gelegenheid van een voetbalwedstrijd, hetzij voor, hetzij gedurende, hetzij na de wedstrijd, behoorlijk te gedragen en zonodig mee te helpen bij het handhaven van de orde;
3.8.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] een KNVB lid is als bedoeld in artikel 6, lid 1 en lid 2 onder d en e van de Statuten. Deze bepalingen lijken voor alle vormen van voetbalwedstrijden te gelden nu daar geen wedstrijdtype wordt genoemd waarvoor deze verplichtingen niet gelden. Dat betekent dat [eiser] de verplichtingen genoemd in artikel 7 lid 1 onder b van de Statuten en artikel 2, lid 2 onder b van het Algemeen Reglement moet naleven en dat hij op niet naleving daarvan in beginsel door de KNVB aangesproken kan worden. Het geschil spitst zich dan ook toe op de vraag of in het Toernooireglement de bevoegdheid van de KNVB om [eiser] aan te spreken en eventueel te straffen op grond van het niet naleven van deze verplichtingen wordt uitgesloten. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is dat niet het geval.
3.9.
In het Toernooireglement zijn naast de artikelen waar [eiser] op heeft gewezen ook de artikelen 2 en 3 relevant. Daarin staat het volgende:
2. De wedstrijden worden gespeeld volgens de reglementen van de K.N.V.B. In de poulefase levert een gewonnen wedstrijd 3 punten op, een gelijkspel 1 punt en een verloren wedstrijd 0.
3. De wedstrijden worden geleid door K.N.V.B.-scheidsrechters.
Hieruit blijkt dat in het Toernooireglement niet alleen is vastgelegd dat volgens de
regelsvan de KNVB gespeeld wordt, maar ook volgens
de reglementenvan de KNVB. Net als in het door [eiser] aangehaalde artikel 17, wordt ook in dit artikel 2 een concrete (spel)regel genoemd, maar anders dan [eiser] , leidt de voorzieningenrechter daar niet uit af dat het volgen van de regels en reglementen van de KNVB slechts ziet op de spelregels. Het gebruik van twee verschillende termen duidt er naar het oordeel van de voorzieningenrechter eerder op dat men met het Toernooireglement juist heeft willen benadrukken dat naast de spelregels ook de reglementen van de KNVB gelden. Het feit dat de wedstrijden werden geleid door KNVB-scheidsrechters wijst daar ook op. Verder begrijpt de voorzieningenrechter het in artikel 17 bepaalde
maar het toernooi valt niet onder auspiciën van de K.N.V.B., gelet op het daaraan voorafgaande,
Het toernooi wordt gespeeld volgens de regels van de K.N.V.Bzo, dat daarmee bedoeld is aan te geven dat de KNVB als organisatie niet betrokken is bij het toernooi, maar dat wel de regels van de KNVB gelden. In het Toernooireglement ziet de voorzieningenrechter dan ook geen bepaling tot uitsluiting van de bevoegdheid van de KNVB; voor zover overigens uitsluiting al mogelijk is.
3.10.
[eiser] heeft in het kader van het bevoegdheidsverweer ook nog aangevoerd dat de wedstrijd die hij in het [toernooi] heeft gespeeld, niet onder één van de begrippen valt die de KNVB hanteert (productie 15 bij de dagvaarding) Daarmee was de wedstrijd naar zijn mening geen wedstrijd die onder de bevoegdheid van de KNVB valt en dat werd door de organisatie van het toernooi ook altijd zo gecommuniceerd. De KNVB beroept zich er echter niet op dat de wedstrijd wél een wedstrijd is die onder één van deze begrippen valt en dat daaruit haar bevoegdheid volgt. De KNVB stelt nou juist dat iedere wedstrijd die [eiser] speelt onder haar bevoegdheid valt, alleen al vanwege het feit dat hij lid is van de KNVB en artikel 7 van de Statuten bepaalt dat hij als lid de belangen van de KNVB en de voetbalsport in het algemeen niet mag schaden. Zoals hiervoor onder 3.8 al is geoordeeld stelt de KNVB zich terecht op dat standpunt. Verder heeft [eiser] ook onvoldoende duidelijk weten te maken waarom zijn wedstrijd niet onder het begrip vriendschappelijke wedstrijd valt zoals de KNVB dat gebruikt in haar reglementen.
3.11.
De vergelijking die [eiser] maakt met straat- en schoolvoetbal en het gevolg dat de bevoegdheid van de KNVB toch zover niet kan gaan dat ook deze partijtjes onder haar bevoegdheid vallen, gaat ook niet op. Bij dat soort partijtjes is er geen sprake van een reglement, zoals bij het [toernooi] waar wel een wedstrijdreglement was, waarin bovendien de KNVB regels en reglementen van toepassing zijn verklaard en waar de wedstrijden door een KNVB scheidsrechter werden geleid.
3.12.
Op grond van het voorgaande komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat wat [eiser] heeft aangevoerd geen grond oplevert om bij de beoordeling in dit kort geding de KNVB onbevoegd te achten. Omdat de scheidsrechter (en anderen) aangifte bij de aanklager van de KNVB hebben gedaan van het incident waarbij [eiser] betrokken was, is de aanklager van de KNVB op grond van artikel 17, lid 1, onder a van het Reglement Tuchtrechtspraak Amateurvoetbal verplicht de vermoedelijke overtreding in behandeling te nemen. Op basis van datzelfde artikel 17, lid 2 onder a, b en e is de aanklager vervolgens verplicht de zaak ter beoordeling voor te leggen aan de tuchtcommissie. Omdat er in dit geval sprake is van een verplichting heeft de KNVB geen keuzevrijheid wat betreft het al dan niet tuchtrechtelijk vervolgen en dat sluit willekeur uit. Om die reden slaagt ook het beroep van [eiser] op willekeur, waarbij hij stelt dat vergelijkbare gevallen niet aan de tuchtcommissie zijn voorgelegd, niet. [eiser] zal dus de route via de tuchtcommissie van de KNVB moeten doorlopen, waar hij ook de bevoegdheidskwestie aan de orde kan stellen. De uiteindelijke beslissing over de bevoegdheid ligt dan in eerste instantie bij de tuchtcommissie zelf.
De proceskosten
3.13.
Omdat [eiser] in het ongelijk is gesteld, moet hij de proceskosten aan de kant van de KNVB betalen. Die kosten worden tot op heden vastgesteld op € 1.692,- en bestaan uit € 676,- aan griffierecht en € 1.016,- aan advocaatkosten.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vordering af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de kant van de KNVB, tot op heden begroot op € 1.692,-,
4.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Killian, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 9 september 2022. [1]

Voetnoten

1.type: GD