3.2Beoordeling en berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Voor de berekening van de opbrengsten en kosten neemt de rechtbank – voor zover niet anders wordt vermeld – tot uitgangspunt wat is opgenomen in het rapport.
Niet betwist wordt de in het rapport tot uitgangspunt genomen opbrengst per dag van veroordeelde, te weten € 90,00 per dag.De rechtbank neemt derhalve dit voor de rechtbank ook aannemelijk geworden uitgangspunt over uit het rapport. Ten aanzien van de gewerkte periodes en het aantal werkdagen, waarover de officier van justitie en de verdediging ieder een ander standpunt hebben ingenomen, overweegt de rechtbank het volgende.
Periodes
Het rapport gaat uit van zes periodes, waarbij de laatste twee periodes zijn van 18 september 2020 tot en met 20 september 2020 en 25 september 2020 tot en met 27 september 2020. Nu veroordeelde is veroordeeld voor mensenhandel van 12 juni 2020 tot en met 27 juli 2020 en partieel is vrijgesproken voor de pleegperiode daarna (tot en met 28 september 2020), gaat de rechtbank ten aanzien van het bepalen van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van de periode tot en met 27 juli 2020. De rechtbank zal aldus de laatste twee periodes in september 2020 niet betrekken in haar berekening.
Aantal werkdagen
De raadsman heeft aangevoerd dat het aantal dagen waarop het slachtoffer heeft gewerkt dient te worden vastgesteld op tien. Hierbij zoekt de raadsman aansluiting bij de verklaringen van het slachtoffer. Uit deze verklaringen volgt volgens de raadsman dat het slachtoffer alleen in de weekenden werkte, waarbij een weekend uit drie dagen bestond, te weten van vrijdag tot en met zondag.
De rechtbank gaat, gelet op het navolgende, uit van vijftien dagen waarop het slachtoffer voor veroordeelde heeft gewerkt.
Het slachtoffer heeft op 29 juni 2021 bij de rechter-commissaris verklaard dat zij op zaterdag en zondag op haar ‘werkplaats’ was en soms op vrijdag. Verder heeft zij verklaard dat zij daar soms op maandag en donderdag verbleef. Het langst heeft zij van donderdag tot maandag gewerkt.Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank het onvoldoende aannemelijk geworden dat het slachtoffer op dinsdag en woensdag heeft gewerkt. De rechtbank zal die dagen dan ook niet in haar berekening betrekken. Voor het vaststellen van het aantal werkdagen per periode overweegt de rechtbank het volgende.
Werkdagen gedurende de eerste periode (van vrijdag 12 juni 2020 tot en met maandag 15 juni 2020)
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat het slachtoffer op maandag 15 juni 2020 voor veroordeelde heeft gewerkt. De rechtbank baseert dat op het objectieve gegeven dat de telefoon van het slachtoffer op 15 juni 2020 van 7:15 uur tot 13:16 uur telefoonpalen in Zwolle aanstraalde,terwijl uit het dossier niet volgt dat zij in Zwolle heeft gewerkt voor veroordeelde. Deze contra-indicatie maakt dat de rechtbank ten aanzien van de eerste periode uitgaat van drie in plaats van vier werkdagen. Dat het slachtoffer op vrijdag 12 juni 2020 tot en met zondag 14 juni 2020 voor veroordeelde werkte is wél voldoende aannemelijk geworden, gelet op de verklaring van het slachtoffer,de telefoongegevens van het slachtoffer en veroordeelde,de banktransacties van de bankrekening van het slachtofferen de online advertentie van het slachtoffer op [website] .nl.
Werkdagen gedurende de overige drie periodes
De rechtbank is van oordeel dat het voldoende aannemelijk is geworden dat het slachtoffer van donderdag 18 juni tot en met maandag 22 juni 2020 (5 dagen), donderdag 16 juli tot en met maandag 19 juli 2020 (4 dagen) en van zaterdag 25 juli tot en met maandag 27 juli 2020 (3 dagen) (in totaal 12 dagen) heeft gewerkt voor veroordeelde. Die aannemelijkheid volgt in voldoende mate uit de verklaring van het slachtoffer bij de rechter-commissaris en de objectieve bewijsmiddelen zoals hiervoor reeds genoemd.
Het totaal aantal werkdagen komt daarmee op 3 +12 = 15 dagen.
Berekening
Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot de volgende berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel:
Bruto opbrengst: 15 (aantal werkdagen) x € 90,-= € 1.350,-
Veroordeelde heeft geen kosten gemaakt die voor aftrek in aanmerking komen,
zodat het (netto) wederrechtelijk verkregen voordeel € 1.350,- bedraagt.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 1.350,-.