ECLI:NL:RBMNE:2022:3573

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 augustus 2022
Publicatiedatum
6 september 2022
Zaaknummer
UTR - 22 _ 169
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen exploitatievergunning voor terras en toegankelijkheid van banken

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug een exploitatievergunning verleend voor een restaurant met terras. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de situering van het terras, omdat dit de toegankelijkheid van banken rondom een boom heeft verminderd. De rechtbank heeft beoordeeld of eiser als belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank concludeert dat eiser louter op persoonlijke titel bezwaar heeft gemaakt en niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat hij niet in de onmiddellijke omgeving van het terras woont en zijn belang niet voldoende onderscheidend is van dat van anderen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van het college om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/169

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, verweerder
(gemachtigde: mr. K. van der Veen).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij] uit [vestigingsplaats] (de vergunninghouder).

Inleiding

Bij besluit van 5 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder aan vergunninghouder een exploitatievergunning verleend voor zijn restaurant inclusief terras.
Bij besluit van 17 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juli 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van verweerder en [A] namens de vergunninghouder. Op de zitting heeft [B] namens eiser het woord gevoerd.

Beoordeling door de rechtbank

Wat is de feitelijke situatie?
1. Voor het restaurant bevindt zich een terras van circa 60 m2 groot. Het terras staat op grond die eigendom is van de gemeente en is vergund aan derde partij. Op het terras staat een boom en rondom die boom staan vier banken. De voorste bank valt volledig buiten het terras en de andere drie banken vallen volledig binnen het terras. Derde partij heeft op de zitting verklaard dat iedereen op de banken mag gaan zitten zonder wat te bestellen al zal wel gevraagd worden of zij iets willen bestellen.
Wat voert eiser aan?
2. Eiser heeft bezwaar tegen de situering van het terras. Hij kan niet meer vrijelijk gebruik maken van de banken rondom de boom. De toegankelijkheid van de banken is minder geworden doordat zij in het terras zijn opgegaan. Eiser maakt gebruik van de banken tijdens zijn dagelijkse wandeling. Hij maakt daar altijd een pitstop. Verder dienen de banken als ontmoetingsplek voor hem en anderen. Omdat de banken onderdeel zijn geworden van het terras, is dat weggevallen. Verder heeft eiser aangevoerd dat het advies van de commissie bezwaarschriften niet deugt, omdat er geen belangenafweging is gemaakt. Het belang van de stichting, namens wie hij bezwaar heeft gemaakt, is daarin onvoldoende betrokken.
Heeft eiser alleen of namens een groep bezwaar gemaakt?
3. De vraag waar de rechtbank zich eerst voor gesteld ziet is of eiser alleen of namens een groep bezwaar heeft gemaakt.
4. Eiser stelt dat hij niet op persoonlijke titel, maar namens een groep bezwaar heeft gemaakt. Hij heeft in zijn e-mail naar de gemeente, waarin hij zijn bezwaren heeft geuit, twintig mensen in de bcc gezet. Deze mensen behoren tot de groep voor wie eiser opkomt. Eiser komt op voor de burgerbelangen, de minder validen en de armlastigen van Driebergen. Volgens eiser heeft verweerder dit ten onrechte niet onderkend.
5. De rechtbank volgt het betoog van eiser niet. Verweerder heeft zich gelet op het bezwaarschrift op het standpunt mogen stellen dat eiser louter op persoonlijke titel bezwaar heeft gemaakt. Dit blijkt onder andere uit zijn formuleringen. Eiser schrijft in zijn stukken voornamelijk vanuit de ik-persoon. Daarnaast zijn er onvoldoende aanknopingspunten voor dat hij namens een groep of een stichting bezwaar heeft gemaakt. Eiser heeft in zijn stukken niemand bij naam en toenaam genoemd. Hij heeft ook geen machtigingen overgelegd dat hij ook namens anderen bezwaar kan maken. Onder het bezwaarschrift staat verder ook geen andere naam dan die van eiser vermeld. Dat eiser anderen in de bcc heeft gezet en onder andere spreekt van “Wij, de gebruikers van de bank rond de boom”, is onvoldoende om deze mensen als partij aan te merken. Eiser heeft weliswaar duidelijk gemaakt dat er meer mensen zijn die moeite hebben met de terrasvergunning, maar gelet op het voorgaande kunnen die niet als bezwaarmaker worden aangemerkt.
Is eiser belanghebbende?
6. De rechtbank beoordeelt vervolgens of eiser als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij het besluit kan worden aangemerkt.
7. Het college heeft het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat hij geen belanghebbende is bij de verleende vergunning. Het college heeft daarom het bezwaar van eiser daarom niet inhoudelijk behandeld.
8. Met het stellen van het vereiste van het zijn van belanghebbende is door de wetgever een begrenzing beoogd van de kring van personen die tegen een besluit bezwaar kunnen maken of beroep kunnen instellen. Het is niet de bedoeling van de wetgever geweest om tegen een besluit beroep open te stellen voor eenieder. Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Met de woorden ‘wiens belang rechtstreeks is betrokken’ wordt die begrenzing beoogd. Dit blijkt uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 1:2 van de Awb. [1] Een louter subjectief gevoel van betrokkenheid bij een besluit is, hoe sterk dat gevoel ook mag zijn, niet voldoende om te kunnen spreken van een rechtstreeks bij het besluit betrokken belang. Maar ook een persoon die wellicht enig belang heeft, maar zich op dat punt niet onderscheidt van grote aantallen anderen, kan niet worden beschouwd als een persoon met een rechtstreeks betrokken belang. Volgens vaste rechtspraak volgt hieruit dat eiser, om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt, een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang moet hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt. [2]
9. Eiser vindt dat hij wel belanghebbende is. Hij heeft op de zitting aangegeven dat hij inwoner van Driebergen-Rijsenburg is en dat hij daarom ook belanghebbende is bij het besluit. Eiser wordt in zijn belangen geraakt, omdat hij de bank voor zijn pitstop gebruikt en het als ontmoetingsplek dient. Doordat de banken in het terras zijn opgegaan, hebben de banken volgens eiser niet meer de functie van ontmoetingsplek.
10. De rechtbank is van oordeel dat eiser geen belanghebbende is en licht dit als volgt toe. Eiser woont niet in de onmiddellijke omgeving van het terras. Op de zitting is gebleken dat zijn woning op 213 meter van het terras ligt. Dit maakt dat het terras geen impact heeft op eisers directe leefomgeving. Verder is niet gebleken dat eiser in zijn belangen is geraakt, nog los van de vraag of schending van zijn aangevoerde belangen een persoonlijk belang kan opleveren. Eisers belang, en ook dat van de anderen die zijn bezwaar ondersteunen, onderscheidt zich ook niet van alle anderen die gebruik maken of kunnen maken van de banken. Dat is ook zo als eiser die bank vaker zou hebben gebruikt dan anderen. Eiser heeft verklaard dat hij de bank gebruikt als pitstop en ontmoetingsplek. Dit kan nog steeds, omdat de voorste bank vrij toegankelijk is. Maar ook de andere banken die op het terras staan kunnen daarvoor gebruikt worden. Voor zover daar twijfel over bestond, is die opgeheven omdat derde partij op de zitting heeft verklaard dat iedereen daar mag gaan zitten en niet verplicht is om wat te bestellen. Verder is op de zitting gebleken dat er zitplaatsen in de directe omgeving aanwezig zijn, waarvan eiser gebruik kan maken zodat er voor eiser alternatieven zijn als hij zich ongemakkelijk voelt om op de bank te gaan zitten. Gelet op het voorgaande kan eiser dus niet als belanghebbende worden aangemerkt.

Conclusie en gevolgen

11. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht het bezwaarschrift van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard.
12. Het beroep is dus ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2022.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 1988/89, 21 221, nr. 3, blz. 32 e.v..
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 26 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3107.