ECLI:NL:RBMNE:2022:3566

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 september 2022
Publicatiedatum
6 september 2022
Zaaknummer
16-206895-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag met een mes tijdens een vechtpartij in Maarssen

Op 7 september 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 2 augustus 2021 in Maarssen heeft geprobeerd om een slachtoffer van het leven te beroven door hem met een mes te steken. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte, dat hij met een huissleutel zou hebben gestoken, niet geloofwaardig was, gezien de getuigenverklaringen en de letselrapportage. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood, omdat de verdachte met een mes in zowel de buik als de borst van het slachtoffer heeft gestoken, wat levensbedreigend letsel kan veroorzaken. De verdachte werd veroordeeld tot 245 dagen jeugddetentie, waarvan 140 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 100 uren. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, die net meerderjarig was en zijn leven op de rit leek te hebben. De benadeelde partij, het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de rechtbank oordeelde dat er sprake was van eigen schuld aan de zijde van de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-206895-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 september 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2002] te [geboorteplaats] (Eritrea),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 augustus 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M. Aygün, advocaat te Breukelen, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] en zijn advocaat mr. N. Amine naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 2 augustus 2021 in Maarssen heeft geprobeerd om [slachtoffer] van het leven te beroven, door hem met een mes te steken.
Subsidiair is dit ten laste gelegd als zware mishandeling.
Meer subsidiair is dit ten laste gelegd als poging tot zware mishandeling.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde in zowel de primaire als de subsidiaire en de meer subsidiaire variant. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op de dood van aangever en dat het door aangever opgelopen letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt, noch dat zwaar lichamelijk letsel kon ontstaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 24 augustus 2022 het volgende verklaard (zakelijk weergegeven):
Op 2 augustus 2021 heb ik het bij mijnheer [slachtoffer] vastgestelde letsel veroorzaakt. Ik heb hem een stoot gegeven. Ik droeg een wit vest en een zwarte broek met aan de zijkant lange witte strepen. Na de vechtpartij ben ik achterop een witte bezorgscooter daar weggegaan. Ik ben de persoon die als ‘de verdachte’ wordt omschreven in het proces-verbaal van bevindingen beschrijving camerabeelden steekincident, vanaf p. 52 van het dossier. [2]
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan en heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 2 augustus 2021 ontstond in Maarssen een vechtpartij tussen twee groepen. Even later merkte ik dat mijn shirt aan mijn lijf plakte. Ik deed mijn shirt omhoog en zag dat ik een wond in mijn buik had. De wond zit aan de bovenzijde van mijn buik, aan de rechterkant van mijn lichaam. In het ziekenhuis heb ik vier hechtingen gekregen. [3]
Forensisch arts J. Verweij heeft het letsel van aangever [slachtoffer] onderzocht:
Op de in het ziekenhuis vervaardigde CT scan is een bloeding in het onderhuidse weefsel achter het huiddefect vastgesteld doorlopend tot net achter het ribkraakbeen rechts. Mogelijk ten overvloede wordt opgemerkt dat gegeven de aard en locatie van het letsel de potentie tot ernstiger inwendig letsel hier zeer reëel was.
Uitwendig letsel zoals waargenomen gedurende het letselonderzoek: een met hechtingen behandelde steekverwonding op de overgang buik en borstholte.
De gegeven toedracht is dat betrokkene gestoken zou zijn met een scherp voorwerp (zoals bijvoorbeeld een mes). Het bij betrokkene waargenomen letsel kan goed passen bij deze toedracht.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat scherp trauma ter hoogte van de buik en borst steeds als potentieel levensbedreigend moet worden aangemerkt (omwille van de vitale structuren aldaar). Gezien de plaats van de steekwond op de overgang van buik en borst had dit kunnen leiden tot dodelijke bloedingen en zeer ernstige orgaanbeschadigingen. [4]
Verbalisant [verbalisant] heeft de videobeelden van het incident bekeken:
Te zien is dat verdachte zijn rechter arm naar beneden houdt en mogelijk iets in zijn handen heeft. Te zien is dat de verdachte naast het slachtoffer gaat staan en zijn rechterarm iets naar achteren haalt. Verdachte haalt vervolgens met zijn rechterarm uit richting het slachtoffer en raakt hem rechts onder zijn borst. [5]
[getuige 1] heeft als getuige bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ineens was er een vechtpartij. Ik rende erheen en zag een mes. Ik zag rechts van de bankjes bij de bosjes die jongen met het mes staan. Ik zag een zwart mes. Die jongen droeg een zwarte broek met witte streep aan de zijkant en een witte jas/trainingsjack. Die jongen met dat mes en die witte streep op zijn broek ging weg achterop een bezorgscooter. [6]
[getuige 2] heeft als getuige bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 2 augustus 2021 was ik met een vriend op het Harmonieplein in Maarssen. Er waren veel jongens op dat plein. Plotseling brak er een gevecht uit en zag ik dat er iemand gestoken werd. Ik zag namelijk dat een jongen gekleed in zwarte broek en als bovenkleding een zwart witte jas met capuchon een mes in zijn hand had. Het zag eruit als een mes, met een zwart handvat en een snijgedeelte dat duidelijk afweek qua kleur, namelijk een blanke metaalkleur. Ik zag die jongen een hele snelle beweging maken met dat mes in de richting van de buik van die jongen die ik later hoorde roepen dat hij gestoken was. [7]
Bewijsoverwegingen
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het bij aangever geconstateerde letsel niet heeft veroorzaakt met een mes, maar met een huissleutel die hij in zijn hand had. Meerdere getuigen hebben waargenomen dat verdachte tijdens de vechtpartij een mes met een zwart heft bij zich droeg. Die waarnemingen zijn niet verenigbaar met de stelling van verdachte dat hij een ‘normale’ huissleutel in zijn hand had. Daarbij komt dat uit de letselrapportage blijkt dat het letsel van aangever goed past bij de toedracht dat hij is gestoken met een scherp voorwerp, zoals bijvoorbeeld een mes. Dat verdachte geen mes in zijn hand had, maar een sleutel, acht de rechtbank dan ook volstrekt ongeloofwaardig. De rechtbank heeft de overtuiging dat verdachte aangever met een mes heeft gestoken.
Dat verdachte willens en wetens heeft geprobeerd om aangever te doden, is niet gebleken. Er is echter sprake van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg als verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg bewust heeft aanvaard.
In zowel de buik als de borst bevinden zich vitale organen waarvan beschadiging de dood tot gevolg kan hebben. Uit de letselrapportage blijkt dat scherp trauma ter hoogte van de buik en borst steeds als potentieel levensbedreigend moet worden aangemerkt. Gezien de plaats van de door verdachte aan aangever toegebrachte steekwond, op de overgang van buik en borst, had dit letsel kunnen leiden tot dodelijke bloedingen en zeer ernstige orgaanbeschadigingen. Naar algemene ervaringsregels is de kans dat een dergelijke steekwond tot de dood leidt dus aanmerkelijk te achten. Dat het letsel in dit geval niet daadwerkelijk levensbedreigend was, doet daaraan niet af. Ook verdachte moet zich bewust zijn geweest van deze aanmerkelijke kans.
Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte, te weten het doelbewust met een mes in de hand uithalen richting de romp van aangever, waarbij hij hem raakte op de grens van buik en borst, heeft verdachte deze aanmerkelijke kans ook bewust aanvaard, terwijl van bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden niet is gebleken.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer dat strekt tot vrijspraak ten aanzien van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 2 augustus 2021 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] met een mes in de romp heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

De raadsman heeft een beroep gedaan op noodweer. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat verdachte door aangever werd aangevallen toen aangever dreigend op verdachte af kwam rennen. Er was, aldus de raadsman, sprake van een wederrechtelijke aanranding van het lijf van verdachte en van zijn vrienden. Het was voor verdachte niet mogelijk zich te onttrekken, omdat hij was omsingeld. De verdediging stelt dat verdachte zich door het geven van een vuistslag proportioneel heeft verweerd tegen de aanval.
Ter terechtzitting heeft de rechtbank de videobeelden getoond en daarbij is door de rechtbank waargenomen dat aangever op geen enkel moment op verdachte af kwam lopen. Wel is te zien dat aangever op een ander, een vriend van verdachte, af rende en dat aangever hem ook daadwerkelijk fysiek aanviel.
Er is dus, anders dan de raadsman stelt, geen sprake geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachtes lijf door aangever, noch van een onmiddellijk dreigende gevaar daarvoor. De enkele vrees voor een dergelijke aanranding is onvoldoende voor het aannemen van noodweer. Het beroep op noodweer faalt daarom in zoverre.
Wel was sprake van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door aangever van het lijf van een derde. Aangever viel op het bewuste moment immers een vriend van verdachte aan. Verdachte zelf had zich naar het oordeel van de rechtbank aan deze aanranding kunnen onttrekken. De rechtbank heeft op de beelden, anders dan de verdediging stelt, niet waargenomen dat verdachte was omsingeld. Voor de vriend van verdachte, die hij te hulp schoot, bestond echter geen reële en redelijke mogelijkheid zich te onttrekken. Verdachte mocht zijn vriend dus verdedigen tegen de aanval door aangever. Echter, het door verdachte gekozen verdedigingsmiddel, het steken met een mes in de romp en daarbij toebrengen van een potentieel dodelijke steekwond, stond in onredelijke verhouding tot de ernst van de aanval, die bestond uit het slaan met de blote vuisten. Dat betekent dat het beroep op noodweer toch niet kan slagen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot doodslag.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

De raadsman heeft een beroep gedaan op noodweerexces. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat het zeer goed mogelijk is dat de aanval van aangever tot een hevige gemoedsbeweging heeft geleid, waardoor verdachte te ver is gegaan in zijn verdediging.
Uit het dossier blijkt niet dat bij verdachte sprake is geweest van een hevige gemoedsbeweging, die werd veroorzaakt door de aanval van aangever op zijn vriend en die heeft geleid tot het overschrijden van de grenzen van de noodzakelijke verdediging bij het verdedigen van zijn vriend tegen die aanval. Dat verdachte bang was zelf te worden geslagen, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, acht de rechtbank onder de concrete omstandigheden van dit geval onvoldoende grond voor het aannemen van een dergelijke hevige gemoedsbeweging. Het beroep op noodweerexces faalt daarom.
Er is ook overigens geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte met toepassing van het jeugdstrafrecht te veroordelen tot een jeugddetentie van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, een contactverbod met het slachtoffer en de verplichting tot het volgen van onderwijs.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest, gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport en het psychologisch rapport.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte.
Het strafbare feit
Door aangever met een mes in de romp te steken, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag. Dat aangever niet levensgevaarlijk is verwond, is een kwestie van geluk. Uit de letselrapportage blijkt dat het veel ernstiger had kunnen aflopen.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 27 november 2021;
- reclasseringsadviezen van 7 november 2021 en 14 maart 2022, uitgebracht door Reclassering Nederland;
- een psychologisch rapport van 14 oktober 2021, opgemaakt door klinisch psycholoog M.G.H. van Willigenburg;
De rechtbank houdt rekening met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank weegt mee dat verdachte inmiddels zijn leven op de rit lijkt te hebben. Hij woont bij zijn ouders, volgt een opleiding en heeft een bijbaan. De beïnvloedbaarheid en weerbaarheid van verdachte zijn echter nog wel aandachtspunten.
Verdachte was 18 jaar oud en dus net meerderjarig ten tijde van het plegen van het feit. In de persoonlijkheid van verdachte, zoals blijkt uit het psychologisch rapport en de adviezen van de reclassering, alsmede de conclusie van de psycholoog dat een pedagogische aanpak voor verdachte mogelijk is ziet de rechtbank aanleiding om verdachte te bestraffen volgens het strafrecht voor minderjarigen.
De straf
Gelet op de veel ernstiger gevolgen die het handelen van verdachte had kunnen hebben, kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Bij het bepalen van de straf weegt de rechtbank anderzijds mee dat er een aanmerkelijke mate van agressie is uitgegaan van zowel aangever als de groep waartoe hij behoorde.
De rechtbank ziet, mede in aanmerking genomen de reclasseringsadviezen, aanleiding voor het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel.
De rechtbank komt op grond van alle hiervoor weergegeven omstandigheden tot het oordeel dat een jeugddetentie van 245 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 140 dagen voorwaardelijk, in combinatie met een taakstraf van 100 uren, passend en geboden is. De rechtbank vindt het niet wenselijk dat verdachte, nadat hij al drie maanden heeft vastgezeten en nu al geruime tijd is geschorst uit de voorlopige hechtenis, nog terug gaat naar de gevangenis. In plaats daarvan zal hij wel nog een taakstraf moeten uitvoeren.
Ter voorkoming van recidive en ter ondersteuning van verdachte acht de rechtbank het opleggen van bijzondere voorwaarden noodzakelijk. Aan het voorwaardelijke deel van de jeugddetentie zal de rechtbank de volgende bijzondere voorwaarden verbinden: een meldplicht bij de reclassering, het deelnemen aan een gedragsinterventie gericht op cognitieve vaardigheden, een contactverbod met aangever en het hebben van onderwijs en/of werk.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.862,90. Dit bedrag bestaat uit € 362,90 aan materiële schade en € 5.500 aan immateriële schade.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank primair om de vordering van de benadeelde partij af te wijzen, gelet op de standpunten van de verdediging met betrekking tot de bewezenverklaring en de strafbaarheid van feit en verdachte. Subsidiair verzoekt de verdediging de rechtbank om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, voor zover deze ziet op immateriële schade, nu sprake is van eigen schuld.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft op de videobeelden van de bewuste vechtpartij waargenomen dat de benadeelde partij doelbewust het gevecht heeft opgezocht. Dat maakt dat het verweer van de verdediging, strekkende tot het aannemen van een mate van eigen schuld aan de zijde van de benadeelde partij, slaagt. Echter, het bepalen van de mate van eigen schuld van de benadeelde partij zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Nu het “eigen schuld” verweer van invloed is op de hele vordering en niet slechts op de immateriële schade, zal de rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van de gehele vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
245 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie
een gedeelte van 140 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als algemene voorwaarden gelden dat veroordeelde:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde gedurende de proeftijd:
* zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2 te Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zal deelnemen aan een gedragsinterventie CoVa of een andere gedragsinterventie gericht op cognitieve vaardigheden, te bepalen door de reclassering, waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie aan verdachte zullen worden gegeven;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met [slachtoffer] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt, met uitzondering van eventueel contact in het kader van herstelbemiddeling;
* zal beschikken over dagbesteding in de vorm van onderwijs en/of werk, voor zover en zolang de reclassering dit nodig acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 100 (honderd) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 (vijftig) dagen jeugddetentie;
Benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Ourahma, voorzitter, mr. P.C. Quak en mr. I.J.B. Corbeij, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.A. Chanier, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 september 2022.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 2 augustus 2021 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans scherp en/of puntig voorwerp, in de romp, althans in het (boven)lichaam, heeft gestoken en/of gesneden en/of geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 2 augustus 2021 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht, althans in Nederland aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer steekwonden, heeft toegebracht door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de romp, althans het (boven)lichaam te steken en/of te snijden en/of te prikken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 augustus 2021 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans scherp en/of puntig voorwerp, in de romp, althans in het (boven)lichaam, heeft gestoken en/of gesneden en/of geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 4 augustus 2021 en 27 januari 2022, respectievelijk genummerd 2021247627 en 2021247627C, beide opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 143.
2.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 augustus 2022.
3.Een proces-verbaal van aangifte van 3 augustus 2021, pagina 27.
4.Een geschrift, inhoudende een letselrapportage forensische geneeskunde van 5 augustus 2021, pagina 111.
5.Een proces-verbaal van bevindingen van 4 augustus 2021, pagina 55-56.
6.Een proces-verbaal van verhoor getuige van 12 augustus 2021, pagina 85-86.
7.Een proces-verbaal van verhoor getuige van 14 augustus 2021, pagina 94.