Op 5 september 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging op 14 augustus 2021 te Zeist. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de tenlastelegging te ondersteunen. De zaak kwam voor de rechtbank na een eerdere zitting bij de politierechter en werd behandeld in een meervoudige kamer. Tijdens de zittingen zijn de verklaringen van de aangever, zijn vriendin, de verdachte en zijn medeverdachten uitvoerig besproken.
De officier van justitie had betoogd dat het geweld dat door de aangever en zijn vriendin was geschetst, meer steun vond in het dossier dan de verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachten. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuigen niet voldoende waren om de aangifte te onderbouwen. De belastende verklaring van een getuige werd niet bruikbaar geacht, omdat deze getuige later had verklaard niets van het incident te hebben waargenomen. De rechtbank concludeerde dat het letsel van de aangever niet overeenkwam met de beschrijving van de geweldshandelingen en dat het alternatieve scenario van de verdachte niet kon worden uitgesloten.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat er geen overtuigend bewijs was voor de openlijke geweldpleging en sprak de verdachte vrij. De benadeelde partij, die zich had gevoegd in het geding, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.