In deze zaak heeft eiseres, die een privé parkeerplaats in haar voortuin wil realiseren, toestemming gevraagd aan de gemeente Almere om over gemeentegrond te rijden. Dit verzoek werd afgewezen via een e-mail op 10 juni 2021. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college van burgemeester en wethouders verklaarde dit bezwaar op 21 december 2021 niet-ontvankelijk, omdat de e-mail volgens hen geen besluit was waartegen bezwaar openstond. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, maar dit beroep kwam te laat binnen bij de rechtbank, namelijk op 4 februari 2022, terwijl de termijn op 1 februari 2022 afliep. Eiseres stelde dat zij haar beroep al op 25 januari 2022 had gepost, maar dat het adres van de rechtbank onjuist was vermeld in de rechtsmiddelenclausule van het besluit. De rechtbank oordeelde dat de toelichting van eiseres geloofwaardig was en dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. Hierdoor werd het beroep ontvankelijk verklaard.
De rechtbank beoordeelde vervolgens de inhoud van het beroep en oordeelde dat de afwijzing van het verzoek door de gemeente terecht was. De afwijzende e-mail was geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat deze niet was gebaseerd op een wettelijke grondslag. De rechtbank concludeerde dat er geen gemeentelijke verordening was die voorschriften gaf voor het aanleggen van inritten, waardoor de afwijzing geen publiekrechtelijke rechtshandeling was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank wees op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.