ECLI:NL:RBMNE:2022:3542

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 september 2022
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
22/1185
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-tijdige indiening en prematuur ingediende ingebrekestelling

In deze zaak heeft eiseres, die sinds 1 september 2019 werkzaam was voor een bedrijf dat in september 2021 failliet ging, een uitkering aangevraagd op grond van de Werkloosheidswet (Ww) wegens betalingsonmacht van haar werkgever. Na de aanvraag op 8 oktober 2021, bevestigde het Uwv de ontvangst en gaf aan dat eiseres uiterlijk 24 november 2021 een besluit zou ontvangen. Op 3 november 2021 werd besloten dat eiseres niet in aanmerking kwam voor een voorschotuitkering. Eiseres diende op 16 december 2021 bezwaar in tegen het niet-tijdig nemen van een besluit, wat door het Uwv op 16 februari 2022 werd doorgestuurd naar de rechtbank als beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat eiseres niet tijdig een ingebrekestelling heeft gestuurd aan het bestuursorgaan, wat vereist is om in beroep te kunnen gaan. De beslistermijn van zes maanden was op het moment van het indienen van het beroep nog niet verstreken, waardoor het beroep van eiseres als kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter E.M. van der Linde, in aanwezigheid van griffier N.K. Boer - de Bruin, en werd op 2 september 2022 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1185

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 september 2022 in de zaak tussen

[eiseres] uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.S. Pot),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder.

Inleiding

1.1
Eiseres werkte vanaf 1 september 2019 voor [bedrijf] . Dit bedrijf is in september 2021 failliet gegaan. De curator heeft het dienstverband van eiseres daarom per 30 september 2021 opgezegd. Op 8 oktober 2021 heeft eiseres op grond van de Werkloosheidswet (Ww) een uitkering wegens betalingsonmacht van haar (failliete) werkgever aangevraagd bij het Uwv.
1.2
Het Uwv heeft de ontvangst hiervan aan eiseres bevestigd en daarin vermeld dat zij uiterlijk 24 november 2021 (vier weken na de aanvraag) een besluit ontvangt. Bij besluit van 3 november 2021 heeft het Uwv bepaald dat eiseres niet in aanmerking komt voor een voorschotuitkering. Eiseres ontvangt uiterlijk 26 april 2022 (zes maanden na de aanvraag) een definitief besluit op haar aanvraag
1.3
Op 16 december 2021 heeft eiseres bij verweerder bezwaar gemaakt tegen het niet (tijdig) nemen van een besluit op haar aanvraag. Verweerder heeft deze brief op 16 februari 2022 doorgestuurd naar de rechtbank om in behandeling te nemen als beroep tegen het niet (tijdig) nemen van een besluit. Bij brief van 30 maart 2022 heeft mr. R.S. Pot zich als gemachtigde gesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

2. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is, gelet op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
3. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag. Dit staat onder meer in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4. Eiseres heeft een aanvraag ingediend om een uitkering wegens betalingsonmacht van haar (failliete) werkgever. Dit is een uitkering zoals omschreven in hoofdstuk IV van de Werkloosheidswet. Verweerder moet binnen vier weken na ontvangst van deze aanvraag beslissen of eiseres voor een voorschot in aanmerking komt. Dat staat in artikel 127a, tweede lid van de Ww. Binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag moet verweerder een definitief besluit nemen. Dat staat in het derde lid van dit artikel.
5. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres op 26 oktober 2021 ontvangen. Verweerder moest dus uiterlijk 23 november 2021 (vier weken later) beslissen over het voorschot, en uiterlijk 26 april 2022 (zes maanden na ontvangst van de aanvraag) een definitief besluit nemen op de aanvraag van eiseres. Met het besluit van 3 november 2021, dus op tijd, heeft verweerder beslist over het voorschot. Op 16 december 2021 heeft eiseres beroep ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd een definitief besluit op de aanvraag heeft genomen. Op dat moment was de beslistermijn van zes maanden, die liep tot 26 april 2022, echter nog niet verstreken. En al was de beslistermijn verstreken dan is de rechtbank ook niet gebleken dat eiseres verweerder een ingebrekestelling heeft gestuurd.
6. Het beroep van eiseres is kennelijk niet-ontvankelijk. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep nietontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. Boer - de Bruin, griffier. De beslissing is op 2 september 2022 in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.