ECLI:NL:RBMNE:2022:3542
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-tijdige indiening en prematuur ingediende ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiseres, die sinds 1 september 2019 werkzaam was voor een bedrijf dat in september 2021 failliet ging, een uitkering aangevraagd op grond van de Werkloosheidswet (Ww) wegens betalingsonmacht van haar werkgever. Na de aanvraag op 8 oktober 2021, bevestigde het Uwv de ontvangst en gaf aan dat eiseres uiterlijk 24 november 2021 een besluit zou ontvangen. Op 3 november 2021 werd besloten dat eiseres niet in aanmerking kwam voor een voorschotuitkering. Eiseres diende op 16 december 2021 bezwaar in tegen het niet-tijdig nemen van een besluit, wat door het Uwv op 16 februari 2022 werd doorgestuurd naar de rechtbank als beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat eiseres niet tijdig een ingebrekestelling heeft gestuurd aan het bestuursorgaan, wat vereist is om in beroep te kunnen gaan. De beslistermijn van zes maanden was op het moment van het indienen van het beroep nog niet verstreken, waardoor het beroep van eiseres als kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter E.M. van der Linde, in aanwezigheid van griffier N.K. Boer - de Bruin, en werd op 2 september 2022 openbaar uitgesproken.