ECLI:NL:RBMNE:2022:3535

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 september 2022
Publicatiedatum
2 september 2022
Zaaknummer
C/16/542888 / KL ZA 22-169
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot inzage en afgifte van documenten in kort geding met betrekking tot lidmaatschap en financiële participatie in windpark

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 2 september 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap (B.V.) en de Ontwikkelvereniging Zeewolde (OVZ), Windpark Zeewolde B.V. (WPZ) en een derde B.V. De eiseres, een B.V., vorderde inzage in en afgifte van documenten die verband hielden met haar lidmaatschap en financiële participatie in het windpark. De rechtbank oordeelde dat de eiseres een spoedeisend belang had bij de gevraagde voorzieningen, met name inzake de ledenovereenkomst en de rechten die aan het lidmaatschap verbonden zijn. De rechtbank wees de vordering tot inzage in bepaalde stukken toe, maar wees andere vorderingen af, waaronder de vordering tot het opleggen van een dwangsom aan OVZ. De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet voldoende had aangetoond dat zij recht had op de gevraagde documenten en dat de vorderingen van de gedaagden om de proceskosten te vergoeden, werden toegewezen. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijkheid over de rechten en verplichtingen van leden binnen de vereniging en de noodzaak om deze in overeenstemming met de wet en statuten te handhaven.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/542888 / KL ZA 22-169
Vonnis in kort geding van 2 september 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaten mrs. W.M. Bijloo en A.C. Teeuw te Middelharnis,
tegen
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
ONTWIKKELVERENIGING ZEEWOLDE,
gevestigd te Zeewolde,
advocaat mr. mr. J.J.M. Hendrickx te Zeist,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WINDPARK ZEEWOLDE B.V.,
gevestigd te Zeewolde,
advocaat mrs. H.A. Bijkerk en L.C.M. Veerbeek te Utrecht,
3. de stichting
[gedaagde sub 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. J.P.J.M. Naus te Arnhem.
Partijen worden hierna [eiseres] , OVZ, WPZ en de [gedaagde sub 3] genoemd. OVZ, WPZ en de [gedaagde sub 3] worden hierna ook wel gezamenlijk ‘gedaagden’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 11 augustus 2022,
  • de akte overlegging producties met 16 producties namens [eiseres] horende bij de dagvaarding,
  • de akte overlegging producties met 6 producties namens Windpark Zeewolde,
  • de aanvullende producties 17 tot en met 19 namens [eiseres] ,
  • de akte overlegging producties met 3 producties namens OVZ,
  • de akte overlegging producties met productie 7 en 8 van WPZ.
  • de mondelinge behandeling van 19 augustus 2022,
  • de pleitnota van [eiseres] ,
  • de pleitnota van OVZ,
  • de pleitnota van WPZ,
  • de pleitnota van de [gedaagde sub 3] .
1.2.
Op de mondelinge behandeling is besloten productie 9 van WPZ buiten beschouwing te laten, zodat deze geen onderdeel uitmaakt van het procesdossier.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] exploiteert een [.] in [vestigingsplaats] .
2.2.
OVZ is in maart 2015 opgericht om plannen te maken voor de sanering van windmolens en de bouw van nieuwe windmolens inclusief de financiering daarvan. De voorloper van OVZ is de Windvereniging Zeewolde.
2.3.
In het werkgebied van OVZ en de Windvereniging Zeewolde pachtte [eiseres] percelen landbouwgrond.
2.4.
In november 2016 is WPZ opgericht, met onder meer als doel het verweren van grondposities om een windenergieproject mogelijk te maken, alsook de ontwikkeling en exploitatie van windturbines. Ook de [gedaagde sub 3] is opgericht, met onder meer als doel aandelen te verwerven tegen uitgifte van certificaten en het innen van de op die aandelen te ontvangen dividenden en andere uitkeringen.
2.5.
OVZ en WPZ hebben op 8 augustus 2017 een overeenkomst gesloten, ter overdracht van het windpark door OVZ aan WPZ ‘met alle activa en passiva, in de omvang en de staat waarin het zich ten tijde van de levering bevindt’ (hierna: de overeenkomst van overdracht). De koopprijs van het windpark is € 0,00.
2.6.
Leden van OVZ hadden de gelegenheid geld te lenen aan OVZ en WPZ. Voor deze geldleningen ontvingen de leden van OVZ onder andere certificaten van aandelen. Deze certificaten van aandelen werden uitgegeven via de [gedaagde sub 3] .
2.7.
Tussen [eiseres] , OVZ en de Windvereniging Zeewolde heeft een procedure plaatsgevonden. Kort gezegd zijn in deze procedure de vragen beantwoord of [eiseres] lid is of mocht worden van de Windvereniging Zeewolde en OVZ en of OVZ onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld door haar lidmaatschap te weigeren. In het arrest van 14 december 2021 (hierna: het arrest) heeft het gerechtshof:
voor recht verklaard dat [eiseres] lid is van WVZ,
OVZ gelast om [eiseres] toe te laten en in te schrijven als lid van OVZ, op straffe van een dwangsom van € 2.000,00 per dag of gedeelte daarvan met een maximum van € 100.000,00,
voor recht verklaard dat het besluit van het bestuur van OVZ om [eiseres] niet als lid toe te laten, onrechtmatig is,
OVZ veroordeeld tot een schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
OVZ gelast te bewerkstelligen dat [eiseres] alle rechten krijgt die aan het lidmaatschap verbonden zijn, waaronder het recht op financiële participatie in OVZ, op gelijke wijze als bestaande leden dat recht hebben gekregen.
2.8.
Op 17 december 2021 heeft OVZ [eiseres] bericht dat zij gevolg zal geven aan het arrest, dat zij [eiseres] met ingang van 16 december 2021 heeft toegelaten als lid en dat [eiseres] daarover nog een e-mail ontvangt. Op 20 december 2021 heeft [eiseres] het arrest laten betekenen aan OVZ.
2.9.
Bij exploot van 30 maart 2022 heeft [eiseres] zich op de nietigheid van de overeenkomst van overdracht beroepen.
2.10.
Het windmolenpark is per 31 juli 2022 gerealiseerd.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. OVZ te veroordelen om binnen 48 uur na betekening van het vonnis aan [eiseres] een door OVZ ondertekende ledenovereenkomst (productie 14) voor te leggen, gelijk aan andere leden die hebben ondertekend om in het windpark te participeren, op straffe van een dwangsom van € 25.000,00 per dag(deel) met een maximum van € 1.000.000,00,
II. te bepalen dat aan de veroordeling in het arrest om [eiseres] alle rechten te geven die aan het lidmaatschap zijn verbonden, op gelijke wijze als bestaande leden die hebben gekregen, alsnog een dwangsom wordt verbonden van € 25.000,00 per dag met een maximum van € 1.000.000,00,
III. dat binnen 14 dagen na betekening van het vonnis inzage wordt gegeven in en een gewaarmerkt afschrift wordt afgegeven van de volgende stukken:
Door OVZ:
a. de ledenovereenkomst met bijlagen (waarbij [eiseres] partij is),
b. de notulen van alle ledenvergaderingen van de Windvereniging Zeewolde,
c. de notulen van alle ledenvergaderingen en de jaarrekeningen van OVZ vanaf oprichting tot en met heden,
d. het geldleningenregister van de OVZ,
Door OVZ, WPZ en de [gedaagde sub 3] hoofdelijk:
e. de overeenkomst van overdracht,
f. de met de overeenkomst van overdracht samenhangende rechtshandelingen en de onderliggende correspondentie over die overdracht,
g. de overeenkomst/afspraken die OVZ, WPZ en de [gedaagde sub 3] met de Staat zijn overeengekomen over het blijvend kunnen toetreden van nieuwe leden, ook na de bouw van het windpark,
h. alle correspondentie die de Windvereniging Zeewolde vanaf 2013 heeft verzonden aan de leden van OVZ en de Windvereniging Zeewolde,
i. alle correspondentie die OVZ vanaf 2013 heeft verzonden aan de leden van OVZ en de Windvereniging Zeewolde,
j. alle correspondentie die WPZ en de [gedaagde sub 3] vanaf 2013 hebben verzonden aan de leden van OVZ en de Windvereniging Zeewolde,
Door WPZ en de [gedaagde sub 3] hoofdelijk:
k. de overeenkomsten en afspraken tussen WPZ en de [gedaagde sub 3] ,
l. de notulen van de aandeelhoudersvergaderingen van WPZ en de [gedaagde sub 3] ,
m. het aandelenregister van WPZ en de [gedaagde sub 3] ,
n. de jaarrekeningen van WPZ en de [gedaagde sub 3] vanaf de oprichting tot en met heden.
Al het voorgaande op straffe van een dwangsom van € 25.000,00 per dag dat niet volledig aan het vonnis wordt voldaan met een maximum van € 1000.000,00.
IV. OVZ, WPZ en de [gedaagde sub 3] hoofdelijk te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis - conform het arrest - aan [eiseres] alle rechten te geven gelijk andere leden die hebben gekregen:
- aan [eiseres] ter hand te stellen 286,5 (certificaten van de [gedaagde sub 3] van) aandelen in WPZ, die volledig gelijkwaardig zijn aan (de certificaten van) aandelen die aan de andere leden van OVZ zijn uitgegeven,
- van [eiseres] te lenen, met terugwerkende kracht, de ‘ontwikkellening’ van
€ 108.000,00 onder dezelfde voorwaarden als de andere leden van OVZ deze lening hebben uitgegeven aan WPZ,
- van [eiseres] te lenen, met terugwerkende kracht, de ‘Equity Close lening’ van € 305.000,00 onder dezelfde voorwaarden als de andere leden van OVZ deze lening hebben uitgegeven aan WPZ,
- het vanaf heden verstrekken van alle toekomstige correspondentie,
Al het voorgaande op straffe van een dwangsom van € 25.000,00 per dag dat niet volledig aan het vonnis wordt voldaan met een maximum van € 1000.000,00.
V. Met hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de proces- en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na het vonnis.
3.2.
[eiseres] heeft haar eis onder III verminderd nadat gedaagden enkele stukken, waar [eiseres] om heeft gevraagd, in de procedure hebben ingebracht. Onder de beoordeling wordt daarop ingegaan.
3.3.
Gedaagden voeren verweer en concluderen dat de vorderingen van [eiseres] afgewezen moeten worden, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten. WPZ en de [gedaagde sub 3] hebben daarnaast gevraagd om een veroordeling in de nakosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Het spoedeisend belang

4.1.
[eiseres] stelt dat zij een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen. Gedaagden betwisten dat en lichten dit verweer ten aanzien van de vorderingen III en IV toe.
4.2.
Als een vordering op grond van artikel 843a Rv in kort geding wordt ingesteld, zoals in dit geval vordering III, kunnen er geen hoge eisen aan het spoedeisend belang worden gesteld. Deze vordering verschilt in wezen niet van andere vorderingen tot verkrijging van bewijs voorafgaand aan een procedure, zoals het voorlopig getuigenverhoor en het voorlopig deskundigenbericht. Deze vorderingen hebben onder andere de strekking om proceskansen in een eventuele (bodem)procedure in te schatten. Daarmee verdraagt zich niet dat een vordering tot verkrijging van schriftelijke bescheiden bij gebreke van een voldoende zwaarwegend spoedeisend belang eerst in een bodemprocedure moet worden ingesteld. Aangenomen moet worden dat in beginsel uit de aard van de vordering op grond van artikel 843a Rv voortvloeit dat de eisende partij daarbij een voldoende spoedeisend belang heeft. In deze zaak bestaat geen grond voor een ander oordeel. Het verweer van OVZ dat eerst moet komen vast te staan wat het lidmaatschapsrecht van [eiseres] inhoudt en of zij nog kan participeren, speelt wellicht bij de inhoudelijke beoordeling van de vordering een rol, maar maakt niet dat het spoedeisend belang ontbreekt.
4.3.
Ten aanzien van de vordering bij de certificaten en geldleningen heeft [eiseres] gesteld dat WPZ voornemens is om in september 2022 uitkeringen te doen aan de certificaathouders, zonder dat [eiseres] begunstigde is. Dat heeft volgens [eiseres] gevolgen voor de liquiditeit van gedaagden en zal haar rechtspositie verslechteren. Gedaagden hebben niet betwist dát er op korte termijn uitgekeerd zal worden. Zij verschillen echter van mening over de (nadelige) gevolgen daarvan voor [eiseres] en de vraag of dat een spoedeisende voorziening vereist. De rechtbank oordeelt dat [eiseres] voldoende heeft gesteld om te kunnen spreken van een spoedeisend belang. Ook kan een vordering tot het toekennen van een lening of certificaten in kort geding worden ingesteld.
4.4.
Op zichzelf is gelet op het voorgaande voldoende gebleken van een spoedeisend belang om ontvankelijk te zijn in dit kort geding. Gelet op deze conclusie zal de rechtbank de vorderingen hierna inhoudelijk beoordelen.
De vorderingen
4.5.
De vorderingen van [eiseres] bestaan, kort gezegd, uit de volgende onderdelen:
dat OVZ een ledenovereenkomst aan [eiseres] voorlegt ter ondertekening,
dat alsnog een dwangsom wordt verbonden aan de veroordeling in het arrest om [eiseres] alle rechten te geven die aan het lidmaatschap verbonden zijn, op gelijke wijze als bestaande leden,
het krijgen van inzage in en een afschrift van stukken,
dat OVZ, WPZ en de [gedaagde sub 3] aan [eiseres] (certificaten van) aandelen verstrekken in WPZ en dat [eiseres] leningen kan uitgeven aan WPZ, waarbij alle toekomstige correspondentie wordt verstrekt,
de vergoeding van de proces- en nakosten.
4.6.
Hierna worden deze vorderingen afzonderlijk besproken.
Ad 1)ondertekening van de ledenovereenkomst van OVZ
4.7.
De vordering van [eiseres] dat OVZ een getekende ledenovereenkomst moet voorleggen, zoals bijgevoegd in productie 14, wordt toegewezen. Dat oordeel wordt hierna uitgelegd.
4.8.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft OVZ verklaard dat [eiseres] als lid staat ingeschreven per 16 december 2021. Zij heeft op zich geen bezwaar tegen het tekenen van de ledenovereenkomst met [eiseres] , maar stelt dat [eiseres] daar geen belang bij heeft. [eiseres] heeft echter toegelicht dat zij nog steeds belang heeft bij ondertekening van de overeenkomst, zodat op papier staat welke rechten en verplichtingen voor haar gelden. Verder heeft [eiseres] terecht verwezen naar artikel 4 van de statuten van OVZ, waarin staat dat leden van OVZ uitsluitend kunnen zijn natuurlijke of rechtspersonen die (samen met enkele andere voorwaarden) de ‘Ledenovereenkomst Ontwikkelvereniging Zeewolde’ hebben ondertekend. De conclusie dat [eiseres] de overeenkomst moet tekenen, wordt ten slotte gesterkt door de beslissing in het arrest. Daarin is beslist dat [eiseres] alle rechten van OVZ dient te verkrijgen die aan het lidmaatschap verbonden zijn, gelijk aan die andere leden hebben gekregen. Er staat niet ter discussie dat andere leden de ledenovereenkomst hebben getekend, zodat ook [eiseres] die gelegenheid moet krijgen.
4.9.
[eiseres] heeft een termijn van 48 uur gesteld aan OVZ om de getekende ledenovereenkomst voor te leggen. Aan het verweer van OVZ dat deze termijn vanwege administratieve handelingen te kort is, wordt tegemoet gekomen door een termijn van 7 dagen voor nakoming te geven. De gevorderde dwangsom wordt beperkt tot een bedrag van € 2.000,00 per dag of gedeelte daarvan dat OVZ niet aan de vordering voldoet na de termijn van 7 dagen, met een maximum van € 100.000,00.
Ad 2)de dwangsom ten aanzien van de veroordeling van het hof
4.10.
[eiseres] vordert verder dat OVZ alsnog een dwangsom krijgt opgelegd, omdat zij moet voldoen aan de veroordeling in het arrest om aan [eiseres] alle rechten
te geven die aan het lidmaatschap zijn verbonden, op gelijke wijze als bestaande leden die hebben gekregen.
4.11.
Op de mondelinge behandeling is gebleken dat er discussie tussen partijen bestaat over de rechten en verplichtingen die verbonden zijn aan het lidmaatschap van OVZ. [eiseres] meent dat uit het arrest volgt zij met terugwerkende kracht leningen moet kunnen verstrekken en moet kunnen participeren. OVZ heeft aangevoerd dat deze lezing van het arrest onjuist is en dat zij, door [eiseres] per 16 december 2021 lid te maken, aan de veroordeling uit het arrest heeft voldaan. De voorzieningenrechter heeft niet tot taak de door het gerechtshof besliste rechtsverhouding zelfstandig opnieuw te beoordelen. Wel moet de voorzieningenrechter de door [eiseres] beoogde rechtshandelingen toetsen aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moeten worden vastgesteld. Bovendien zal in aanmerking worden genomen dat een in het dictum uitgesproken veroordeling steeds moet worden gelezen in verband met de daaraan voorafgaande rechtsoverwegingen waarop zij steunt.
4.12.
Met inachtneming van het hiervoor beschreven toetsingskader is het van belang hoe de veroordeling van het gerechtshof om aan [eiseres] alle rechten
te geven die aan het lidmaatschap zijn verbonden, op gelijke wijze als bestaande leden die hebben gekregen, moet worden gelezen in samenhang bezien met in dit geval rechtsoverweging 4.24 van het arrest. In rechtsoverweging 4.24 staat: ‘
als (toe te laten en in te schrijven) lid van OVZ dient OVZ te bewerkstelligen dat [eiseres] alle rechten die aan het lidmaatschap zijn verbonden verkrijgt, waaronder het recht op financiële participatie in Windpark Zeewolde, op gelijke wijze als bestaande leden dat recht hebben verkregen. OVZ is daartoe ook in staat, doordat haar bestuurders ook bestuurder zijn van het Windpark’. Welke rechten en verplichtingen aan het lidmaatschap zijn verbonden en wat er precies onder financiële participatie wordt verstaan, blijkt niet uit het arrest. De stelling van [eiseres] dat uit het arrest volgt dat rechten met terugwerkende kracht moeten worden toegekend, slaagt niet, en deze stelling is ook niet aannemelijk. Het gerechtshof heeft namelijk geoordeeld dat OVZ de schade van [eiseres] moet vergoeden, omdat zij in 2018 niet is toegelaten als lid van OVZ. Daarmee lijkt het erop - zoals OVZ betoogt - dat het gerechtshof niet voor ogen heeft gehad dat [eiseres] feitelijk in de positie moet worden gebracht als ware zij vanaf het begin of vanaf 2018 lid geweest van OVZ.
4.13.
Voorzover de beoogde rechtshandelingen door [eiseres] geen onderdeel zijn geweest van de rechtsstrijd tussen partijen in de procedure bij het gerechtshof, dan geldt het volgende. In dit kort geding kan - op basis van de informatie die partijen hebben ingebracht - ook niet vastgesteld worden welke rechten het lidmaatschap van OVZ meebrengt. Het blijkt niet uit de overgelegde stukken en er is geen ruimte voor bewijslevering.
4.14.
Onder deze omstandigheden moet de vordering van [eiseres] om een dwangsom te verbinden aan de veroordeling door het gerechtshof worden afgewezen. Dat zou enkel leiden tot meer (executie)geschillen, terwijl eerst vast moet komen te staan tussen partijen - al dan niet via een bodemprocedure - welke rechten voortvloeien uit het lidmaatschap.
Ad 3)de inzage in en een afschrift van stukken
4.15.
Om met kans op succes inzage in stukken te vorderen in kort geding, moet sprake zijn van (1) een rechtmatig belang bij de inzage. Verder moeten de stukken waarin inzage wordt gevraagd (2) voldoende specifiek zijn en ten slotte is vereist dat (3) de gevraagde stukken zien op een rechtsbetrekking waarbij de eisers partij zijn. Als aan deze vereisten is voldaan, kan inzage in de stukken alsnog worden afgewezen vanwege gewichtige redenen of omdat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder inzage in de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
4.16.
Vooraf wordt opgemerkt dat [eiseres] slechts in zijn algemeenheid enkele stellingen inneemt over het rechtmatig belang, de bepaaldheid van de bescheiden en het bestaan van een rechtsbetrekking. Zij onderbouwt het rechtmatig belang met name met het arrest, waarin is beslist dat [eiseres] de rechten moet krijgen verbonden aan het lidmaatschap van OVZ. [eiseres] stelt dat zij moet kunnen vaststellen welke rechten en verplichtingen daaronder vallen. Verder betoogt [eiseres] dat zij een rechtmatig belang heeft omdat zij haar schade ten opzichte van OVZ en eventueel de bestuurders van gedaagden moet kunnen vaststellen. De omschrijving ‘correspondentie’ en ‘dossier’ is volgens [eiseres] voldoende specifiek. Het bestaan van een rechtsbetrekking baseert [eiseres] op haar lidmaatschap, het arrest, het onrechtmatig handelen van OVZ, artikel 2:46 BW en het paulianeus handelen van OVZ en WPZ bij het sluiten van de overeenkomst tot overdracht van het windpark.
4.17.
Hierna wordt bij de beoordeling de aanduiding van de stukken genoemd in punt 3.1 vordering III onder a. tot en met n. aangehouden.
Ad a, c (deels) en e.de in de procedure ingebrachte stukken
4.18.
[eiseres] heeft op de mondelinge behandeling haar vordering tot inzage en afschrift verminderd, voor zover de gevraagde stukken al in de procedure zijn ingediend door gedaagden. De rechtbank constateert dat het gaat om de ledenovereenkomst met bijlagen (a), de jaarrekening van 2015 van OVZ (deels c) en de overeenkomst van opdracht (e). De behandeling van deze stukken is gelet op de eisvermindering niet nodig.
Ad b en h.de notulen en correspondentie van de Windvereniging Zeewolde
4.19.
De notulen en correspondentie van de Windvereniging Zeewolde hoeven niet door gedaagden te worden verstrekt. De Windvereniging Zeewolde is geen partij in dit kort geding en [eiseres] heeft niet toegelicht waarom gedaagden verplicht kunnen worden deze stukken te verstrekken.
Ad c. en i.de notulen van alle ledenvergaderingen en OVZ en de jaarrekeningen van OVZ vanaf de oprichting tot en met heden (c) en de correspondentie van OVZ vanaf 2013 aan haar leden en de leden van de Windvereniging Zeewolde (i)
4.20.
Het gerechtshof heeft beslist dat OVZ vanaf 18 maart 2018 onrechtmatig heeft gehandeld en vanaf 16 december 2021 is [eiseres] toegelaten als lid van OVZ. Dat betekent dat [eiseres] - uit hoofde van haar lidmaatschap en ter nakoming van het arrest, maar ook om haar rechten of schade vast te stellen - belang heeft bij de notulen van de ledenvergaderingen, de jaarrekeningen en correspondentie vanaf 18 maart 2018. OVZ heeft echter onweersproken aangevoerd dat vanaf 2017 geen notulen en jaarrekeningen meer zijn opgemaakt, omdat zij vanaf dat moment haar rechten en verplichtingen heeft overgedragen aan WPZ en sindsdien een slapend bestaan leidt. De vordering tot inzage en een afschrift van deze stukken wordt daarom afgewezen. Voor zover OVZ vanaf 18 maart 2018 nog correspondentie aan haar leden heeft gestuurd, moet zij deze ter nakoming van het arrest wel met [eiseres] delen. Het gaat hierbij alleen om algemene berichten, zoals nieuwsbrieven, die aan alle leden gelijk zijn toegestuurd. OVZ hoeft geen persoonlijke en specifieke berichten - die aan leden afzonderlijk zijn toegestuurd - te delen met [eiseres] . De vordering in punt 3.1 vordering III onder i zal daarom deels worden toegewezen. Er wordt geen hoofdelijke veroordeling van gedaagden uitgesproken, daarvoor ontbreekt een grondslag. Alleen OVZ kan worden verplicht de correspondentie te verstrekken. De correspondentie hoeft ten slotte niet met een
gewaarmerktafschrift te worden verstrekt, daar is geen aanleiding voor gesteld door [eiseres] .
4.21.
De door [eiseres] gevorderde dwangsom zal worden afgewezen. Het staat niet vast dat er algemene correspondentie is verstuurd vanaf 18 maart 2018, zodat het toewijzen van een dwangsom mogelijk tot executieproblemen zou leiden.
Ad d.het geldleningenregister van OVZ
4.22.
Inzage en een afschrift van het geldleningsregister van OVZ wordt afgewezen, omdat [eiseres] haar belang bij inzage in en een afschrift hiervan onvoldoende heeft onderbouwd. Bovendien kan het geldleningenregister ten kantore van OVZ ingezien worden op grond van artikel 10B lid 10 van de statuten van OVZ. Aan [eiseres] staat daarom een andere weg ter beschikking om kennis te nemen van de gevraagde stukken.
Ad f.de samenhangende rechtshandelingen en de onderliggende correspondentie bij de overeenkomst van overdracht
4.23.
De vordering van [eiseres] die betrekking heeft op deze stukken zal worden afgewezen. Het verweer van OVZ en de [gedaagde sub 3] dat niet duidelijk is wat onder ‘samenhangende rechtshandelingen’ wordt verstaan en dat ‘onderliggende correspondentie’ te onbepaald is, slaagt. [eiseres] heeft niet onderbouwd welke rechtshandelingen en correspondentie zij precies bedoeld heeft. Verder heeft [eiseres] inmiddels inzage in de overeenkomst, waaruit in beginsel volgt welke rechten en verplichtingen er door OVZ aan WPZ zijn overgedragen. Bovendien is door OVZ en de [gedaagde sub 3] aangevoerd dat er niet meer is dan enkel de overeenkomst en dat zij geen beschikking hebben over correspondentie. Het had op de weg gelegen van [eiseres] om aannemelijk te maken dat er wel degelijk nog andere stukken zijn en uit te leggen waarom deze informatie voor haar - naast de overeenkomst - van belang is.
Ad g.de overeenkomst/afspraken tussen OVZ, WPZ en de [gedaagde sub 3] met de Staat over het blijvend kunnen toetreden van nieuwe leden, ook na de bouw van het windpark
4.24.
De inzagevordering zal voor deze stukken worden afgewezen. Volgens OVZ, WPZ en de [gedaagde sub 3] zijn er geen overeenkomsten en afspraken gemaakt tussen hen en de Staat. Zij kunnen deze daarom niet ter inzage en afschrift verstrekken. [eiseres] heeft niet aannemelijk gemaakt dat er wel afspraken zijn. Zij heeft weliswaar verwezen naar de Antwoordnota op de zienswijzen, maar daaruit volgt niet dat er overeenkomsten of afspraken met de Staat op papier staan. Ook de enkele verwijzing van [eiseres] naar de website van WPZ en de [gedaagde sub 3] leidt niet tot een andere beslissing. Het is niet aan de rechtbank om actief naar deze afspraken te zoeken op de website.
Ad j. tot en met n.de correspondentie van WPZ en de [gedaagde sub 3] vanaf 2013 aan de leden van OVZ en de Windvereniging Zeewolde (j); de overeenkomsten tussen WPZ en de [gedaagde sub 3] (k); de notulen van de aandeelhoudersvergaderingen (l), het aandelenregister (m) en de jaarrekening van WPZ en de [gedaagde sub 3] (n)
4.25.
Het rechtmatig belang bij en een specificatie van deze stukken waar [eiseres] inzage en een afschrift van vraagt, ontbreekt. Alleen al om deze redenen zal de vordering worden afgewezen. Zoals hiervoor onder punt 4.10 toegelicht, staat tussen partijen niet vast welke rechten (op financiële participatie) [eiseres] precies heeft. Dat betekent ook dat op dit moment ook niet vast staat dat [eiseres] rechten heeft, al dan niet via OVZ, binnen WPZ en de [gedaagde sub 3] . Het gerechtshof heeft weliswaar overwogen dat OVZ mogelijk kan maken dat [eiseres] de rechten verkrijgt - waaronder het recht op financiële participatie - verbonden aan het lidmaatschap op gelijke wijze als bestaande leden, omdat de bestuurders van OVZ en WPZ dezelfde zijn. Maar uit het arrest volgt niet dat dit betekent dat [eiseres] met terugwerkende kracht moet mogen participeren. Los daarvan is tijdens de onderhavige procedure gebleken dat de bestuurders van OVZ niet volledig gelijk zijn aan de bestuurders van WPZ. Dit ligt dus anders dan waarvan het gerechtshof lijkt te zijn uitgegaan.
4.26.
Voor zover [eiseres] heeft bedoeld om de informatie op te vragen om vast te stellen wat haar rechten zijn op financiële participatie (met terugwerkende kracht) of om haar geleden schade te bewijzen, heeft zij onvoldoende specifiek gemaakt welke informatie er in de stukken staat die zij - gelet op dit doel - nodig heeft. De Minister van Justitie heeft tijdens de algemene beraadslaging in de Eerste Kamer benadrukt dat de inzageplicht van artikel 843a Rv slaat op de situatie dat de inhoud van een schriftelijk bewijsmiddel aan een partij in beginsel wel bekend is, maar dat zij het niet in haar bezit heeft (Parl. Gesch. Nieuw bewijsrecht, p. 417). De wetgever heeft met artikel 843a Rv dan ook geen algemene exhibitieplicht in het leven willen roepen en biedt niet de mogelijkheid documenten op te vragen, waarvan de eiser slechts vermoedt dat zij wel eens steun zouden kunnen geven aan zijn stellingen (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 4 november 2014, NJF 2014, 55). Ook op het vereiste van bepaaldheid stuit de vordering van de stukken onder j. tot en met n. dus af.
4.27.
Ten slotte heeft de [gedaagde sub 3] onbetwist betoogd dat zij geen notulen heeft van aandeelhoudersvergaderingen en dat zij geen correspondentie heeft toegestuurd aan leden van OVZ (op persoonlijke berichten aan de certificaathouders van de [gedaagde sub 3] na). Daarnaast lag het op de weg van [eiseres] toe te lichten waarom zij recht heeft op en belang heeft bij persoonlijke berichten aan de certificaathouders.
Ad 4)De certificaten, leningen en toekomstige correspondentie
4.28.
De vordering van [eiseres] tot het kunnen verstrekken van de (maximaal mogelijke) leningen en het verkrijgen van (het maximale aantal) certificaten wordt afgewezen. Los van de omstandigheid dat partijen geen overeenstemming hebben over de hoogte van de leningen en de certificaten, geldt het volgende. Hiervoor is onder punt 4.10 en verder al geoordeeld dat er discussie tussen partijen bestaat over de rechten en verplichtingen die [eiseres] aan haar lidmaatschap bij de Windvereniging Zeewolde en OVZ kan ontlenen. Er staat ook niet vast, of althans door [eiseres] is niet aannemelijk gemaakt, dat [eiseres] op dit moment nog aanspraak kan maken op het verstrekken van leningen en het verkrijgen van bijbehorende certificaten zoals leden die vanaf het begin hebben ontvangen. De vraag is of [eiseres] , mede gelet op het arrest, op dit moment (en/of met terugwerkende kracht) in financiële zin kan participeren of dat de gemiste kans daarop zich moet vertalen in een schadevergoeding. Die vraag zal in een bodemprocedure moeten worden beantwoord, voordat kan worden vastgesteld of [eiseres] leningen kan verstrekken en certificaten moet ontvangen.
4.29.
Het standpunt van [eiseres] dat de heren [A] en [B] als lid van OVZ zijn toegelaten in 2018 en 2019, maakt het oordeel niet anders. Dat zij lid zijn geworden, betekent niet dat zij ook leningen hebben verstrekt en certificaten hebben gekregen die andere leden - die vanaf de start lid waren - hebben verstrekt en gekregen. Gedaagden hebben daarnaast aangevoerd dat de heren [A] en [B] in een andere positie verkeerden dan [eiseres] omdat de gronden waarbij zij betrokken waren nodig waren ter realisatie van het windpark, terwijl dat voor [eiseres] niet zou gelden. Zonder nadere bewijslevering kan ook hierover in dit kort geding geen beslissing worden genomen.
4.30.
Verder heeft WPZ weliswaar in haar schriftelijke uiteenzetting bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 december 2017 gezegd dat het nog steeds mogelijk is - onder dezelfde voorwaarden - lid te worden van OVZ, maar ook dit betekent nog niet dat dit het recht geeft (met terugwerkende kracht) te participeren zoals andere leden dat vanaf eerdere momenten hebben gedaan, laat staan voor het maximum aan leningen en certificaten.
4.31.
[eiseres] heeft ook verwezen naar punt 4.17 van het arrest waarin staat dat het lidmaatschap van OVZ gericht is op financiering en verkrijging van certificaten van aandelen in WPZ. Onder verwijzing naar de Antwoordnota van het Ministerie van Economische Zaken, bij het vaststellen van het Rijksinpassingsplan om het windpark te kunnen realiseren, stelt [eiseres] dat de [gedaagde sub 3] de toezegging heeft gedaan dat certificaathouders nog steeds kunnen toetreden. In de Antwoordnota staat:
‘Alle partijen die voldoen aan de eerdergenoemde relatie en nog geen lijn zijn geworden van de Ontwikkelvereniging, kunnen nog altijd een verzoek indienen om alsnog lid te worden. (…) Onder dezelfde voorwaarden als de huidige certificaathouders kunnen zij vervolgens toetreden als certificaathouder tot de besloten vennootschap. Het [gedaagde sub 3] -bestuur ( [..] ) van Windpark Zeewolde B.V. heeft dit toegezegd’.
4.32.
De [gedaagde sub 3] heeft aangevoerd dat zij geen toezegging heeft gedaan, zoals wordt omschreven. Daarnaast zou deze vermeende toezegging betrekking hebben op eigenaren van gronden die noodzakelijk zijn voor de realisatie van het windpark, eigenaren van bestaande windturbines of eigenaren van een Molenaarswoning. Tot die categorieën hoort [eiseres] niet, zodat zij ook geen rechten kan ontlenen aan de vermeende toezegging.
4.33.
Het beroep op vereenzelviging of paulianeus handelen kan [eiseres] niet helpen. Dit kort geding leent zich - door de complexheid en de uitgebreide verweren van gedaagden - niet voor de behandeling van deze leerstukken. Voor zover een succesvol beroep op die leerstukken kan worden gedaan, is bovendien nog steeds niet aannemelijk welke aanspraken op financiële participatie [eiseres] precies heeft en of dat inhoudt dat zij nu nog leningen kan verstrekken en certificaten kan krijgen.
4.34.
Ten slotte heeft [eiseres] gevorderd dat zij alle (toekomstige) correspondentie vanaf heden van OVZ, WPZ en de [gedaagde sub 3] moet ontvangen, conform de veroordeling van het gerechtshof haar alle rechten te geven gelijk andere leden die hebben gekregen. Het gaat om toekomstige correspondentie, waarvan onzeker is of deze wordt opgesteld of verstuurd en waarvan ook niet op voorhand kan worden vastgesteld waarover dit zou gaan. Vast staat echter dat [eiseres] naar aanleiding van het arrest lid is gemaakt van OVZ. De rechtbank overweegt daarom (ten overvloede) dat - voor zover OVZ communiceert met haar leden - deze correspondentie ook naar [eiseres] zal moeten worden toegestuurd.
Ad 5)de proceskosten
4.35.
Omdat [eiseres] en OVZ ten opzichte van elkaar over en weer in het (on)gelijk worden gesteld, worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd. Dat betekent dat [eiseres] en OVZ in hun onderlinge verhouding hun eigen proceskosten dragen.
4.36.
Omdat [eiseres] ten opzichte van WPZ en de [gedaagde sub 3] in het ongelijk wordt gesteld, moet [eiseres] de proceskosten van WPZ en de [gedaagde sub 3] vergoeden. De proceskosten worden voor ieder van deze partijen begroot op € 1.016,00 voor het salaris advocaat en € 676,00 voor het griffierecht. De totale proceskosten zijn daarmee per partij
€ 1.702,00. De nakosten worden toegewezen op de hierna in de beslissing genoemde wijze.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt OVZ om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis aan [eiseres] een door OVZ ondertekende ledenovereenkomst (zoals als productie 14 bij de dagvaarding gevoegd) voor te leggen, gelijk aan andere leden die hebben ondertekend, op straffe van een dwangsom van € 2.000,00 per dag of gedeelte daarvan met een maximum van € 100.000,00 als OVZ daarmee na 7 dagen na betekening van dit vonnis ingebreke blijft,
5.2.
gebiedt OVZ om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis inzage te geven in en een afschrift te verstrekken van de correspondentie die OVZ vanaf 18 maart 2018 aan haar leden heeft toegestuurd, waarbij het gaat om de algemene berichten die aan alle leden gelijk zijn toegestuurd en niet om persoonlijke berichten voor specifieke leden,
5.3.
compenseert de proceskosten tussen [eiseres] en OVZ, in die zin dat partijen allen hun eigen proceskosten dragen,
5.4.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van WPZ tot op heden op € 1.702,00,
5.5.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van de [gedaagde sub 3] tot op heden op
€ 1.702,00,
5.6.
veroordeelt [eiseres] in de nakosten van WPZ begroot op € 163,00 zonder betekening en, voor zover OVZ niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de veroordeling heeft voldaan en het vonnis wordt betekend, verhoogd met € 85,00,
5.7.
veroordeelt [eiseres] in de nakosten van de [gedaagde sub 3] begroot op € 163,00 zonder betekening en, voor zover OVZ niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de veroordeling heeft voldaan en het vonnis wordt betekend, verhoogd met € 85,00,
5.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.J. Schoenaker en in het openbaar uitgesproken op 2 september 2022. [1]

Voetnoten

1.type: