Hoe beoordeelt de rechtbank in dit beroep?
De rechtbank beoordeelt of het college het Wob-verzoek op juiste wijze heeft behandeld, of de zoekslag naar aanleiding van het Wob-verzoek van de stichting voldoende is en of hij voldoende documenten openbaar heeft gemaakt. De rechtbank doet dat aan de hand van de argumenten die de stichting heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Op dit geding is de Wob van toepassing en niet de Wet open overheid (Woo). De Woo is weliswaar in werking getreden op 1 mei 2022 en de Wob is per die datum ingetrokken, maar het bestreden besluit is van voor die datum. Daarom is de Wob nog van toepassing.
Is aannemelijk dat het college geen documenten heeft over de kamerverhuur aan studenten?
De kern van het beroep van de stichting is dat er meer documenten moeten zijn die onder haar Wob-verzoek vallen dan het college nu openbaar heeft gemaakt. De stichting kan zich niet voorstellen dat het college geen registratie over kamerbewoning aan de hand van de handhavingstrajecten en omzettingsvergunningen bijhoudt. De gemeente moet veel meer informatie hebben over welke panden worden verhuurd aan studenten. Het college moet hier naar de mening van de stichting in elk geval meer onderzoek naar doen dan hij nu tot toe heeft gedaan.
Als een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat documenten niet (of niet meer) onder hem berusten en zo’n mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, dan is het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat documenten toch onder het bestuursorgaan berusten. Dit volgt uit vaste rechtspraak.
5. Het college heeft in het primaire besluit overwogen dat de gemeente [plaats] niet registreert of kamers worden verhuurd aan studenten, werkende jongeren, expats of anderen. Tijdens de zitting heeft het college dit standpunt herhaald. Het college heeft daarbij uiteengezet dat hij wel informatie kan verschaffen over het aantal verleende omzettingsvergunningen. Hiermee kan enig inzicht worden gegeven in de omvang van kamerbewoning, zij het dat daarbij dus niet bekend is wie zo’n kamer precies bewoont.
6. Dat het college geen afzonderlijke registratie bijhoudt van het aantal panden dat door studenten wordt bewoond, komt de rechtbank niet ongeloofwaardig voor. De stichting heeft niet aannemelijk gemaakt dat het college op dit moment, dan wel in het verleden, heeft bijgehouden welke panden in [plaats] door studenten worden bewoond en dat dat deze informatie ook is neergelegd in documenten. Dat de stichting van het college verwacht dat hij deze informatie - mede aan de hand van handhavingsactiviteiten - registreert, is niet voldoende om aannemelijk te maken dat deze informatie er ook daadwerkelijk is.
7. De stichting heeft tijdens de zitting aangevoerd dat van het college in dit geval verwacht mag worden een kruiskoppeling te maken tussen de verschillende beschikbare informatie om zo alsnog goed zicht te krijgen op de kamerbewoning in de stad [plaats] . De Wob bevatte echter geen verplichting om gegevens te vervaardigen die niet al in bestaande documenten zijn neergelegd, ongeacht de mate van inspanning. Ook dat is in de rechtspraak bevestigd.Het college hoeft dus geen nieuw document te maken waarin hij informatie bundelt om de kamerverhuur aan studenten in [plaats] in beeld te krijgen. Deze beroepsgrond van de stichting slaagt dus niet.
Is de zoekslag van het college naar de verleende omzettingsvergunningen in orde?
8. Het beroep van de stichting richt zich verder tegen de openbaarmaking in bezwaar van de lijst met verleende omzettingsvergunningen sinds 2012 en de daaraan gekoppelde lijst met klachten van overlast. Volgens de stichting had het college de zoekslag niet mogen beperken tot omzettingsvergunningen vanaf 2012, maar had hij ook onderzoek moeten doen naar eerdere jaren. Op de zitting heeft de stichting dit gespecificeerd: zij vindt een zoekslag vanaf het jaar 1996 redelijk, omdat informatie van daarvoor niet meer bij het college maar in het archief berust. De zoekslag is verder volgens de stichting niet compleet, omdat het college niet heeft aangegeven of woningen, waarvoor een omzettingsvergunning is afgegeven, nog steeds voor kamerbewoning worden gebruikt of weer zelfstandig worden bewoond. De lijsten bieden daarmee geen actueel beeld van de kamerbewoning. De stichting stelt verder dat de lijsten vanaf 2012 ook niet compleet zijn, omdat een door haar in beroep bijgevoegde lijst met verleende omgevingsvergunningen voor kamerbewoning meer adressen bevat dan de lijst van het college met omzettingsvergunningen. Dat de lijsten niet compleet zijn, blijkt ook uit het feit dat er adressen zijn waar handhavend is opgetreden wegens illegale kamerbewoning, terwijl deze adressen niet voorkomen op de lijsten van omzettingsvergunningen. De lijst die de stichting in bezwaar heeft ontvangen wijkt tot slot volgens haar af van de lijst die rechtbank heeft verkregen, wat erop wijst dat wat de stichting in bezwaar heeft ontvangen niet compleet is.
9. De rechtbank verwijst naar overweging 4 van deze uitspraak waarin is overwogen hoe de rechtbank de zoekslag van het college volgens vaste rechtspraak beoordeelt. Bij haar beoordeling of de stelling van het college dat niet over meer documenten wordt beschikt niet ongeloofwaardig voorkomt, betrekt zij op welke wijze het onderzoek door het college is verricht.
10. Het college heeft toegelicht dat hij in 2012 is overgestapt naar een ander digitaal systeem. Tot dat jaar werden de aanvragen in het voormalig digitaal systeem verwerkt en opgeslagen. De lopende aanvragen zijn wel overgezet naar het nieuwe systeem, maar de afgehandelde aanvragen niet. Het is voor het college niet mogelijk om via het voormalig digitale systeem lijsten uit te draaien, vergelijkbaar met de lijsten vanaf 2012. Een zoekslag in het oude systeem houdt in dat het college elke vergunningsaanvraag handmatig zou moeten nalopen en vervolgens in een overzicht zou moeten verwerken.
10. De rechtbank oordeelt dat het college voldoende heeft toegelicht waarom hij alleen lijsten vanaf 2012 openbaar heeft gemaakt. De Wob verplichtte, zoals eerder is overwogen, niet tot het maken van nieuwe documenten, zoals een handmatig overzicht van verleende vergunningen van voor 2012. Ook hoeft het college geen inzicht te geven in de situaties waarin eerder verleende omzettingsvergunningen feitelijk niet meer gebruikt zouden worden voor kamerbewoning. Als de illegale situaties niet bij het college bekend zijn, kan hij daarover namelijk ook geen informatie verschaffen.
12. De rechtbank volgt de stichting evenmin in haar standpunt dat uit de door haar overgelegde lijst met omgevingsvergunningen volgt dat de lijsten van het college incompleet zouden zijn. De lijst die de stichting heeft overgelegd bevat de verleende omgevingsvergunningen voor kamerbewoning. De aanvrager van zo’n vergunning zal daarna nog om een omzettingsvergunning voor kamerbewoning moeten vragen, wil hij zijn pand kamergewijs kunnen verhuren. Pas als zo’n omzettingsvergunning daadwerkelijk is verleend, zal het adres op de lijst voorkomen die het college in bezwaar heeft overgelegd. Dat een adres wél op de overgelegde lijst met omgevingsvergunningen voorkomt en niet op de lijst van omzettingsvergunningen is goed verklaarbaar, omdat het mogelijk is dat voor dat adres wel een omgevingsvergunning maar (nog) geen omzettingsvergunning is verleend. Dit geldt ook voor situaties waarin het college handhavend heeft opgetreden tegen illegale kamerbewoning. Het kan zijn dat een handhavingstraject leidt tot vergunningverlening, maar het is ook denkbaar dat handhaving leidt tot opheffing van de illegale kamerbewoning of dat een vervolg op een handhavingstraject bij het college in het ongerede raakt. Het kan ook zijn dat een aanvraag om een omzettingsvergunning wordt afgewezen. In al die gevallen komt het adres waar handhavend is opgetreden niet voor op de lijsten met verleende omzettingsvergunningen.
12. De rechtbank heeft van het college in het kader van het beroep de op de zaak betrekking hebbende stukken ontvangen. Deze zijn genummerd van 1 tot en met 96. Bladzijde 7 tot en met 44 vormen samen de in bezwaar openbaar gemaakte lijsten met adressen van panden waarvoor een omzetvergunning is verleend en de overlastklachten die gerelateerd zijn aan die adressen. Het college heeft deze lijsten twee keer bij de gedingstukken gevoegd, namelijk ook de pagina’s 61 tot en met 98 bevatten die lijsten. De rechtbank heeft de lijsten met elkaar vergeleken en stelt vast dat het om dezelfde lijsten gaat. Er is geen aanwijzing dat de lijsten in bezwaar afwijken van de lijsten die het college in beroep aan de rechtbank heeft toegestuurd.
14. De conclusie is dat de beroepsgrond van de stichting dat de zoekslag van het college niet deugt en dat hij te weinig documenten openbaar heeft gemaakt niet slaagt.
Is de zoekslag van het college naar de overlastmeldingen/klachten in orde?
14. De stichting stelt tot slot dat de lijst met de overlastmeldingen niet compleet is. De stichting is bekend met veel meldingen en klachten die sinds 1 januari 2018 zijn gedaan die niet op de door het college openbaar gemaakte lijst staan.
14. De rechtbank is van oordeel dat de stichting hiermee niet aannemelijk heeft gemaakt dat er nog meer informatie over overlastmeldingen berust bij het college dan het college heeft gesteld. De enkele, verder niet onderbouwde stelling dat dit wel zo is, is onvoldoende voor een andere conclusie. Deze beroepsgrond slaagt dus evenmin.