ECLI:NL:RBMNE:2022:3527

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 september 2022
Publicatiedatum
2 september 2022
Zaaknummer
UTR 22/3298
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake ontheffing helikoptervluchten

Op 1 september 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekers en het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van 4 juli 2022, waarin aan een derde-partij een ontheffing werd verleend voor het uitvoeren van helikoptervluchten op 18 september 2022. Verzoekers vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij meenden dat er sprake was van onverwijlde spoed.

De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er geen aanwijzingen zijn dat de derde-partij zich niet zal houden aan de toezegging om geen gebruik te maken van de ontheffing. Hierdoor hebben verzoekers geen belang bij het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien onverwijlde spoed niet is aangetoond. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat de ontheffing enkel betrekking heeft op de helikoptervluchten op 18 september 2022 en dat er geen andere ontheffingen zijn verleend.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen situatie van onverwijlde spoed aanwezig was. De uitspraak is gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3298

uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 september 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] en [verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. T. van der Weijde),
en

het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. drs. U.A.E. Arnhold).

Als derde-partij neemt aan het geding deel [bedrijf] te [plaats] .

Procesverloop

In het besluit van 4 juli 2022 (primaire besluit) heeft verweerder aan derde-partij een ontheffing verleend voor het uitvoeren van maximaal 50 helikopterstarts en 50 helikopterlandingen op 18 september 2022 op een terrein nabij [adres] in [woonplaats] .
Verzoekers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Daarvan is in dit geval geen sprake. Nadat verzoekers bezwaar hadden gemaakt tegen de verleende ontheffing en de voorzieningenrechter hadden verzocht om de verleende ontheffing te schorsen, heeft derde-partij de voorzieningenrechter diezelfde dag schriftelijk bericht geen gebruik te zullen maken van de verleende ontheffing. Op 29 augustus 2022 heeft derde-partij de griffier nogmaals telefonisch bevestigd dat geen gebruik zal worden gemaakt van de ontheffing en dat op 18 september 2022 dus geen helikoptervluchten zullen worden uitgevoerd op het terrein nabij [adres] in [woonplaats] .
3. De voorzieningenrechter heeft geen aanwijzingen dat de derde-partij zich niet zal houden aan de haar gedane toezegging. Verzoekers hebben gelet hierop geen belang bij het treffen van een voorziening omdat onverwijlde spoed dit vereist. De omstandigheid dat verweerder in de toezegging van derde-partij geen aanleiding heeft gezien om de verleende ontheffing in te trekken, maakt dit niet anders. Het besluit betreft voorts enkel ontheffing van helicoptervluchten op 18 september 2022 op het terrein nabij [adres] in [woonplaats] . Een andere ontheffing is niet verleend en daarover kan dus ook geen voorziening worden getroffen.
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af omdat geen sprake is van een situatie dat onverwijlde spoed een voorziening vereist. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 september 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.