4.3Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 16-309473-21
primair
De rechtbank heeft op grond van de bewijsmiddelen niet de overtuiging gekregen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
subsidiair
Het subsidiair ten laste gelegde is door verdachte begaan en verdachte heeft dit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak hiervoor bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de aangifte van [slachtoffer 1];
- de fotobijlage bij de aangifte met het letsel van aangever;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van 16 november 2021, genummerd PL0900-2021361333-2, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende een bekennende verklaring van verdachte, doorgenummerde pagina’s 55-59.
Bewijsoverweging: vrijspraak van primair, bewezenverklaring van subsidiair
Verdachte en aangever hebben op 14 november 2021 afgesproken bij [bedrijf] in [plaats 2] . Verdachte had daar met aangever afgesproken omdat hij een filmpje had ontvangen waarop aangever met zijn bril te zien was. Hij wilde deze dure Cartier bril terug hebben. Op de parkeerplaats van [bedrijf] grist verdachte vervolgens de bril van het hoofd van aangever. Daarna stapt aangever bij verdachte en nog twee andere jongens in de auto, en rijden zij (uiteindelijk) naar de woning van de ouders van aangever. Wat zich precies in de auto heeft voorgedaan is op basis van de bewijsmiddelen onvoldoende duidelijk geworden. Wat wel vaststaat is dat er spullen van aangever in de auto achterblijven en dat verdachte, zo heeft hij ook bekend, met aangever heeft gestoeid in de auto. Hierbij is er geduwd en getrokken en zijn er meerdere klappen uitgedeeld.
Verdachte heeft direct als hij bij de politie wordt gehoord, verklaard dat hij er op uit was om zijn dure bril van aangever terug te krijgen. De goederen van aangever dienden hiertoe als “onderpand”. Hij vindt dat hij de goederen dan ook niet heeft gestolen. Deze verklaring van verdachte vindt ondersteuning in de (uiteindelijke) verklaringen van aangever in zijn derde en zijn vierde verhoor bij de politie alsook in de door de verdachte en aangever opgestelde “vaststellingsovereenkomst” over de goederen.
De rechtbank is er – gelet op de verklaring van verdachte - niet van overtuigd dat verdachte het oogmerk had om zich de spullen van aangever wederrechtelijk toe te eigenen, en met dat doel geweld heeft gebruikt.
De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van het primair ten laste gelegde, maar komt wel tot een bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde mishandeling. Volgens verdachte heeft hij aangever met een platte hand in het gezicht geslagen. De rechtbank acht dit, gelet op de foto’s van het letsel van aangever, niet aannemelijk en acht het meermalen stompen tegen het gezicht bewezen. Uit het dossier is echter niet gebleken dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte(n) ten aanzien van de mishandeling. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het medeplegen.
Parketnummer 16-039625-22
feit 1 primair
De aangifte van [slachtoffer 2]
Op 7 mei 2021, omstreeks 20.45 uur, liep ik op het [locatie 1] te [plaats 4] . Ik hoorde een zwaar geluid van een auto. Ik hoorde aan zware geluid dat de auto erg hard reed. Kort hierop zag ik de auto ook voorbij rijden. Dit ging met hoge snelheid. Het voertuig leek rondjes te rijden waarop ik besloot om het rijgedrag van de bestuurder te filmen met mijn telefoon. De bestuurder met voornoemde Mercedes kwam op mij af rijden. Hij stapte vervolgens uit en kwam dreigend op mij over. Ik voelde mij niet fijn door de agressieve toon van de bestuurder en de wilde handgebaren die hij daarbij maakte. De bestuurder vroeg mij om het filmpje dat ik van hem had gemaakt te verwijderen. Ik vertelde hem dat ik dat niet ging doen. De bestuurder kwam vervolgens dicht bij mij staan hij probeerde met zijn linkerhand in mijn rechter jaszak te gaan. Hij zei hierbij:" Geef me je telefoon en verwijder dat filmpje." Ik duwde zijn hand weg van mijn jas en stapte weg bij de bestuurder. Nadat ik weg stapte bij de bestuurder vroeg hij weer of ik het filmpje wilde verwijderen. Hierbij kwam hij wederom met veel hand gebaren en luidde stem op mij afgelopen. Hij pakte mij vast. Hij deed dit door zijn met beide handen mijn jas vast te pakken ter hoogte van mijn borst. Vervolgens plaatse hij zijn been achter dat van mij en wierp mij met kracht om. Ik viel vervolgens op de grond. Toen ik op was gestaan kwam de bestuurder weer op dezelfde wijze als voorheen op mij afgestapt. Hij pakte mijn rechterarm beet ter hoogte van mijn onderarm. Met zijn andere hand pakte hij mijn hand vast en draaide deze op onnatuurlijke wijze. Mijn hand werd door hem omgedraaid waardoor mijn vingers naar mijn arm wezen. Ik voelde dat de man dit met kracht deed. Ik voelde hierbij een stekende pijn in mijn hand. Ik hoorde dat hij vervolgens zei:" Ik ga je arm breken als je dat filmpje nu niet verwijderd!". Ik stapte wederom weg bij de bestuurder. Hierop kwam de bestuurder op dezelfde wijze als eerst op mij afgelopen. Ik hoorde dat hij zei dat ik het filmpje moest gaan verwijderen. Ik heb vervolgens samen met de bestuurder het filmpje van mijn telefoon verwijderd. De bestuurder bleef continue aandringen dat ik het filmpje zou verwijderen in zijn bijzijn. Hij wilde ook dat ik het filmpje zou verwijderen uit de bestandsmap "Verwijderde items". Dit heb ik vervolgens gedaan. Hij is vervolgens in zijn auto gestapt en weggereden in de richting van het [locatie 2] te [plaats 4] . Terwijl ik met de politie sprak kwam uit de richting van het [locatie 2] te [plaats 4] , de eerder omschreven Mercedes voorzien van kenteken [kenteken] aangereden. De politie hield het voertuig staande. Ik zag dat er meerdere personen in de Mercedes zaten. Ik zag dat de bijrijder de persoon was die eerder bestuurder was van de Mercedes en dus ook mij heeft vast gepakt en pijn heeft gedaan.
De herkenning van verdachte
Op vrijdag 7 mei 2021, omstreeks 21.15 uur hoorden en zagen wij dat er een zwarte Mercedes C-klasse, voorzien van kenteken [kenteken] , vanaf de [locatie 3] kwam aanrijden op het [locatie 1] te [plaats 4] . Ik, verbalisant [verbalisant 2] , hoorde [slachtoffer 2] zeggen dat hij de bijrijder van het genoemde voertuig zonder enige twijfel herkende als de bestuurder die hem kort daarvoor had mishandeld. Op vrijdag 7 mei 2021, omstreeks 21.15 uur controleerde ik, verbalisant [verbalisant 2] , de bijrijder van de zwarte Mercedes C-klasse, voorzien van kenteken [kenteken] . Na vaststelling van diens identiteit bleek het te gaan om: [verdachte] , Geboren [geboortedatum 1] -2002 te [geboorteplaats 1] (Nederland).
De getuigenverklaring van [getuige]
Voor de opsporing van een mishandeling, gepleegd aan het [locatie 1] te Utrecht, had ik telefonisch contact met een getuige die opgaf te zijn [getuige] , geboren op [geboortedatum 2] 1954 te [geboorteplaats 2] , hierna de getuige genoemd. Ik hoorde dat zij het volgende verklaarde: Ik zag dat het slachtoffer een telefoon in zijn hand had, deze voor zijn gezicht hield en de achterzijde van de telefoon richtte op de zwarte Mercedes. Ik zag dat de bestuurder het slachtoffer aansprak, maar ik kon niet horen wat er gezegd werd. Ik zag dat de bestuurder van de zwarte Mercedes, hierna de verdachte genoemd, even later uitstapte en op het slachtoffer af liep. Ik zag dat de verdachte het slachtoffer duwde en aan hem trok, maar ik kon niet goed zien wat er exact gebeurde. Ik zag kort daarna de verdachte een schoppende of vegende beweging met zijn rechterbeen maken richting het slachtoffer. Ik zag dat het been van de verdachte het slachtoffer raakte en dat het slachtoffer direct daarna op de grond viel. Ik zag dat het slachtoffer kort nadat hij was gevallen zijn telefoon pakte en daar enkele handelingen op deed. Kort daarna zag ik dat de verdachte wegliep bij het slachtoffer, in de zwarte Mercedes stapte en weg reed.
feit 2
De aangifte van [verbalisant 1]
Ik doe aangifte van belediging met de woorden 'kankerboef'. Ik voelde mij beledigd en in mijn goede eer en naam aangetast.
De belediging
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zat achterin met de verdachte in het dienstvoertuig. Toen wij over het [locatie 4] te [plaats 4] reden hoorde ik [verdachte] vertellen dat hij een hele grote boef was en ik daar maar trots op moest zijn omdat ik nog nooit een grote boef als hem had gevangen. Ik, [verbalisant 1] , hoorde hem vervolgens verklaren dat hij burgermeester [naam] werd genoemd. Ik vertelde [verdachte] vervolgens dat ik denk dat het lastig voor hem wordt om burgermeester te worden door zijn strafblad. Hij vertelde mij vervolgens op een boze toon dat ik hem geen burgermeester mocht noemen. Wij verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hoorden vervolgens de verdachte Kankerboef toevoegen aan zijn zin. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , voel mij hierdoor beledigd en in mijn goede naam en eer aangetast.
Bewijsoverweging feit 2
De rechtbank stelt voorop dat het woord “kankerboef” een uitlating betreft die op zichzelf beledigend is. Wat de verdediging daarover heeft aangevoerd, treft gelet op het beledigende karakter van de uitlating geen doel.