Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 augustus 2022 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
eindwaardeniet te hoog is. Verweerder hanteert referentiewoningen die net als eisers woning, over meerdere bijgebouwen beschikken. De referentiewoning aan de [adres 2] beschikt over twee bergingen, een garage en een carport. De referentiewoning aan de [adres 3] beschikt over een overkapping, berging, garage en souterrain, en de referentiewoning [adres 4] beschikt over een tweetal garages, drie stallen, een zomerhuisje en een overkapping. De waardes per vierkante meter van de hoofdgebouwen van de referentiewoningen die verweerder heeft vastgesteld volgen uit de voor waardeontwikkeling gecorrigeerde verkoopsommen minus de bijgebouwwaardes en de grondwaardes. Doordat verweerder zijn waardering van de bijgebouwen consequent toepast bij zowel de woning als de referentiewoningen door een vaste staffel te hanteren en ieder bijgebouw aan de hand daarvan afzonderlijk te waarderen, vormen de vastgestelde waardes van de hoofdgebouwen van de referentiewoningen volgens de rechtbank, ondanks dat eisers woning de meeste bijgebouwen heeft, een voldoende basis voor een vergelijking met de waarde van het hoofdgebouw van eisers woning. De rechtbank stelt in dit verband vast dat voor de woning een woningwaarde per vierkante meter is gehanteerd van € 672, terwijl de referentiewoningen aan de [adres 2] en [adres 4] met gelijkwaardige waardebepalende factoren, ruim hogere woningwaardes per vierkante meter hebben van respectievelijk € 960 en € 1.792. De woningwaarde per vierkante meter van de referentiewoning aan de [adres 3] is met € 657 wel lager vastgesteld dan de woningwaarde per vierkante meter van eisers woning. Gelet op het geheel aan voorliggende waardes kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gesteld dat verweerder de eindwaarde te hoog heeft vastgesteld. De beroepsgrond slaagt niet.