ECLI:NL:RBMNE:2022:3509
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde en erfpachtrecht in het belastingjaar 2021
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning in Utrecht. Eiser, de eigenaar van de woning, was het niet eens met de vastgestelde waarde van € 444.000,- voor het belastingjaar 2021, die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Eiser stelde dat er rekening gehouden had moeten worden met het erfpachtrecht dat op de woning rust, wat volgens hem de waarde van de woning negatief beïnvloedde. Hij stelde een waarde van € 220.000,- voor en voerde aan dat de huidige waardering in strijd was met het gelijkheidsbeginsel zoals vastgelegd in de Grondwet.
De rechtbank overwoog dat de Wet WOZ bepaalt dat de waarde van de onroerende zaak moet worden vastgesteld zonder rekening te houden met het erfpachtrecht, op basis van de overdrachtsfictie. De rechtbank stelde vast dat de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid heeft bij het bepalen van de waarderingsregels en dat er geen sprake was van een niet gerechtvaardigde ongelijke behandeling. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde terecht had vastgesteld en dat het beroep van eiser ongegrond was. Er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.