ECLI:NL:RBMNE:2022:3501

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 augustus 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
16/089117-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling medeplichtigheid aan hennepbezit en hennepkwekerij met taakstraf en schending redelijke termijn

Op 31 augustus 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan het aanwezig hebben van hennep en het hebben van een hennepkwekerij. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat begon met een verhoor van de verdachte op 21 december 2017. De verdachte werd beschuldigd van het ter beschikking stellen van haar woning voor de teelt van hennepplanten door medeverdachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat zij de hennepplanten had gekweekt of aanwezig had gehad, en sprak haar vrij van de meeste tenlasteleggingen. Echter, de rechtbank vond wel dat de verdachte medeplichtig was aan de feiten die door de medeverdachten waren gepleegd. De rechtbank legde een taakstraf op van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met een proeftijd van één jaar. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure, wat een strafverminderende omstandigheid was. De uitspraak benadrukte de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de criminele activiteiten rondom de hennepteelt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/089117-21 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 31 augustus 2022

in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1965] te [geboorteplaats] (Thailand),/
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] Thailand,
hierna: verdachte.

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 augustus 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt.

TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1 primair
op 24 oktober 2017 te Huizen in vereniging of alleen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 42,09 gram hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 2 primair
in de periode van 14 augustus 2017 tot en met 16 oktober 2017 te Huizen in vereniging of alleen opzettelijk 187 hennepplanten heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] );
feit 3 primair
in de periode van 1 juni 2017 tot en met 24 oktober 2017 te Huizen in vereniging of alleen een hoeveelheid stroom van Liander N.V. heeft gestolen door middel van verbreking;
t.a.v. alle drie feiten subsidiair:
hieraan medeplichtig was door aan [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] of onbekend gebleven personen een pand aan [adres] ter beschikking te stellen.

VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

WAARDERING VAN HET BEWIJS

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht de onder 1, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.

Het oordeel van de rechtbank

4.1.
Vrijspraak t.a.v. het onder 3 tenlastegelegde
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Uit het dossier is onvoldoende gebleken dat verdachte wist dat de stroom in de woning aan [adres] illegaal werd afgenomen of dat zij bij dit feit behulpzaam is geweest.
4.2
Vrijspraak t.a.v. het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
4.3
Bewijsmiddelen t.a.v. het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde [1]
Uit het
proces-verbaal van verhoor verdachtevan 21 december 2017 volgt dat verdachte onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Ongeveer twee jaar geleden in [plaats] vertelde ik aan een man dat ik nog een schuld had. Die man zei tegen mij dat hij wel kon helpen met planten op mijn zolder. Later gaf ik hem toestemming om op zolder alles te bouwen. Ik zou dan € 500,- per maand krijgen. Toen ik weg zou gaan naar Thailand, heeft hij een sleutel gekregen van mij. [2]
Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 18 februari 2018 blijkt dat verbalisant [verbalisant] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Op 24 oktober 2017 trof ik in de woning aan [adres] in [plaats] restanten aan van
hennepplanten. Bij het testen bleek het plantenmateriaal positief te testen op de aanwezigheid van THC. Het totaalgewicht van de hennepresten betrof 42,09 gram. [3]
Uit het
proces-verbaal aantreffen hennepkwekerijvolgt dat verbalisant [verbalisant] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Op 24 oktober 2017 werd in de woning aan [adres] in [plaats] binnengetreden. Op het genoemde adres staat ingeschreven: [verdachte] . In de kweekruimte werd een volledig ingerichte hennepkwekerij aangetroffen waarvan de hennepplanten reeds waren geoogst. In totaal stonden er in de kweekruimte 187 plantenpotten. De plantenbakken waren gevuld met cocos. 107 Plantenpotten waren reeds voorzien van nieuwe cocos en 80 plantenpotten waren nog voorzien van cocos met daarin wortelresten en een stekblokje met een stuk stengel van de hennepplant. Ik constateerde dat het hennepplanten waren. De cannabistest gaf een positieve reactie, indicatief voor hennep of THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj vermeld op lijst 2 van de Opiumwet
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werden aangetroffen in de kweekruimte. [4]
Uit het
proces-verbaal van verhoor verdachtevan 24 oktober 2017 volgt dat medeverdachte [medeverdachte 2] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard (onder A:):
Ik noem de vrouw des huizes [bijnaam] . [5]
Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 7 november 2017 volgt dat verbalisant [verbalisant] onder meer het volgende, zakelijk weergeven, heeft verklaard:
Ik deed onderzoek aan de telefoon van verdachte [medeverdachte 2] . Na het ontgrendelen van de telefoon opende ik de agenda applicatie [.] . Na alle agendapunten te hebben gelezen zag ik een patroon. Een kweekcyclus van een teelt is 10 weken, waarvan 9 weken kweken en 1 week voor opruimen en nieuwe aanplant. Hieronder een weergave van de agenda punten die betrekking hebben op de aangetroffen hennepkwekerij:
  • 17 september 2016 Begonnen [bijnaam]
  • 19 november 2016 Kijken werk [bijnaam]
  • 28 november 2016 Klaar
  • 9 december 2016 begonnen
  • 17 februari 2017 Begonnen [bijnaam]
  • 24 april 2017 [bijnaam] begin
  • 14 augustus 2017 [.] begon
  • 16 oktober 2017 [.] kl. [6]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
t.a.v. feit 1 subsidiair:
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 24 oktober 2017 te [plaats] opzettelijk aanwezig hebben gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van in totaal ongeveer 42,09 gram hennep, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 24 oktober 2017 te [plaats] opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, door aan die personen voornoemd pand voor de teelt ter beschikking te stellen;
t.a.v. 2 subsidiair:
[medeverdachte 2] in de periode van 14 augustus 2017 tot en met 16 oktober 2017 te [plaats] opzettelijk heeft geteeld en bereid in een pand aan [adres] een hoeveelheid van in totaal ongeveer 187 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 14 augustus 2017 tot en met 16 oktober 2017 te [plaats] , opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, door aan die personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
t.a.v. feit 1 subsidiair:
medeplichtigheid aan handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
t.a.v. feit 2 subsidiair:
medeplichtigheid aan handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

OPLEGGING VAN STRAF

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twee weken, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich als medeplichtige schuldig gemaakt aan de kweek en bereiding van 187 hennepplanten en het aanwezig hebben van 42,09 gram hennep door de zolder van haar eigen woning ter beschikking te stellen als locatie voor de hennepkwekerij. Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in drugs veelal gepaard gaat met verschillende vormen van criminaliteit en illegale geldstromen, waarbij het een belangrijke schakel vormt in de keten van criminele ondermijnende activiteiten die de samenleving ernstig ontwrichten. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft bij haar beslissing tevens rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 14 juli 2022. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder door de rechter is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met hetgeen verdachte en haar kinderen bij de politie hebben verklaard over haar kennelijk broze gezondheid.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS, die voor een hennepkwekerij bestaande uit 187 hennepplanten uitgaan van een taakstaf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, en voor het aanwezig hebben van 42,09 gram hennep een geldboete van € 200,-. In het voordeel van verdachte weegt mee dat zij niet is veroordeeld als (mede)pleger van de feiten, maar als medeplichtige. Verder heeft de rechtbank geconstateerd dat de redelijke termijn in strafzaken als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is overschreden. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 24 maanden nadat de redelijke termijn is aangevangen. Verdachte is op 21 december 2017 voor het ten laste gelegde gehoord, terwijl het vonnis op 31 augustus 2022 wordt gewezen. Daarmee is de redelijke termijn met ruim 2 jaar en 8 maanden overschreden. Ook dit is een strafverminderende omstandigheid. Voorgenoemde omstandigheden maken dat de rechtbank geen aanleiding meer ziet een onvoorwaardelijke taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Alles overwegende acht de rechtbank een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis met een proeftijd van één jaar passend en geboden. Naar het oordeel van de rechtbank dient deze straf als voldoende stok achter de deur om verdachte er in de toekomst van te weerhouden strafbare feiten te plegen.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 48 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 3 en 11 van de Opiumwet,
zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 60 (zestig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis;
- bepaalt dat de taakstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 1 (één) jaarvast;
- als
voorwaardegeldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.S. Terporten-Hop, voorzitter, mrs. I.L. Gerrits en M. Rasterhoff, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.R.V. Joerawan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 augustus 2022.
Mrs. Gerrits en Rasterhoff zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
zij op of omstreeks 24 oktober 2017 te Huizen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 42,09 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 24 oktober 2017 te Huizen met elkaar, althans één van hen, opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 42,09 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 24 oktober 2017 te Huizen, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken/aanwezig hebben van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2
zij in of omstreeks de periode van 14 augustus 2017 tot en met 16 oktober 2017 te Huizen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 187 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en/of een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 14 augustus 2017 tot en met 16 oktober 2017 te Huizen met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 187 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 14 augustus 2017 tot en met 16 oktober 2017 te Huizen, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
3
zij in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met 24 oktober 2017 te Huizen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid van 25.699 kWh elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededaders, waarbij verdachte en/of haar mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die weg te nemen elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/ of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met 24 oktober 2017 te Huizen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid van 25.699 kWh elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven personen en/of verdachte, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen elektriciteit onder haar bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met 24 oktober 2017 te Huizen in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door aan die [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en/of onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de diefstal van elektriciteit ter beschikking te stellen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 13 maart 2018, genummerd PL0900-201806690090, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 213. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 105 tot en met 107.
3.Pagina 18.
4.Pagina 8-10.
5.Pagina 30 tot en met 32.
6.Pagina 80.