ECLI:NL:RBMNE:2022:3500

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 augustus 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
16/088759-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van hennepbezit en medeplichtigheid aan hennepkwekerij met schending van redelijke termijn

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 augustus 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 24 oktober 2017 te Huizen opzettelijk ongeveer 42,09 gram hennep aanwezig had en medeplichtig was aan de teelt van 187 hennepplanten. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 17 augustus 2022, waar de officier van justitie, mr. A. Drogt, en de raadsvrouw van de verdachte, mr. C.D.W. Herrings, hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De tenlastelegging omvatte drie feiten, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het aanwezig hebben van hennep, het telen van hennepplanten en het stelen van elektriciteit. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlasteleggingen onder 2 primair en 3, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het medeplegen van het aanwezig hebben van hennep en medeplichtigheid aan de teelt van hennepplanten. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte. De opgelegde straf is een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van één jaar. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn in deze strafzaak is overschreden, wat heeft geleid tot een milder oordeel over de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/088759-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 31 augustus 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1970] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 augustus 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.D.W. Herrings, advocaat te Rijen, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1
op 24 oktober 2017 te Huizen in vereniging of alleen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 42,09 gram hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 2 primair
in de periode van 14 augustus 2017 tot en met 16 oktober 2017 te Huizen in vereniging of alleen opzettelijk 187 hennepplanten heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] );
feit 2 subsidiair
medeplichtig was aan dit misdrijf van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] of onbekend gebleven personen door meermalen opzettelijk behulpzaam te zijn, door de ruimte schoon te maken, voor te bereiden voor het telen van hennep en/of hennep te knippen;
feit 3
In de periode van 1 juni 2017 tot en met 24 oktober 2017 te Huizen in vereniging of alleen een hoeveelheid stroom van Liander N.V. heeft gestolen door middel van verbreking.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voorts heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit van het onder 2 primair en onder 3 tenlastegelegde.
Ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde heeft zij aangevoerd dat op basis van het dossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 augustus 2022 slechts kan worden vastgesteld dat verdachte twee keer op [adres] te [plaats] is geweest om schoon te maken. Dit is onvoldoende om tot medeplegen te komen, gelet op de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad. Verdachte heeft slechts een ondersteunende rol gehad, namelijk het opruimen en schoonmaken van de hennepkwekerij, derhalve kan hoogstens het onder 2 subsidiair tenlastegelegde bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet uit het dossier kan worden opgemaakt dat verdachte een bijdrage van enig gewicht heeft geleverd aan de hennepkwekerij zelf en daarmee ook niet het opzet op de diefstal van de stroom heeft gehad.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.4.
Vrijspraak t.a.v. het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Uit het dossier is onvoldoende gebleken dat verdachte wist dat de stroom in de woning aan [adres] illegaal werd afgenomen of daar betrokkenheid bij heeft gehad.
4.5
Vrijspraak t.a.v. het onder 2 primair tenlastegelegde
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
4.6
Bewijsmiddelen t.a.v. het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde [1]
Uit de
verklaring van verdachte ter terechtzittingvan 17 augustus 2022 blijkt dat verdachte onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Ik ben bij de woning van [medeverdachte 1] aan [adres] te [plaats] geweest, omdat [medeverdachte 2] mij had gevraagd of ik hem wilde helpen. Ik kwam daar om de vuiligheid van de hennepkwekerij op te ruimen. Dit was onder andere in oktober 2017, toen de politie mij in de woning aantrof. Ik kreeg hier € 150,- voor.
Uit het
proces-verbaal van verhoor verdachtevan 24 oktober 2017 volgt dat medeverdachte [medeverdachte 2] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard (onder A:):
Ik noem de vrouw des huizes [bijnaam] . [2]
Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 18 februari 2018 blijkt dat verbalisant [verbalisant] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Op 24 oktober 2017 trof ik in de woning aan [adres] in [plaats] restanten aan van
hennepplanten. Bij het testen bleek het plantenmateriaal positief te testen op de aanwezigheid van THC. Het totaalgewicht van de hennepresten betrof 42,09 gram. [3]
Uit het
proces-verbaal aantreffen hennepkwekerijvolgt dat verbalisant [verbalisant] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Op 24 oktober 2017 werd in de woning aan [adres] in [plaats] binnengetreden. Op het genoemde adres staat ingeschreven: [medeverdachte 1] . In de kweekruimte werd een volledig ingerichte hennepkwekerij aangetroffen waarvan de hennepplanten reeds waren geoogst. In totaal stonden er in de kweekruimte 187 plantenpotten. De plantenbakken waren gevuld met cocos. 107 Plantenpotten waren reeds voorzien van nieuwe cocos en 80 plantenpotten waren nog voorzien van cocos met daarin wortelresten en een stekblokje met een stuk stengel van de hennepplant. Ik constateerde dat het hennepplanten waren. De cannabistest gaf een positieve reactie, indicatief voor hennep of THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj vermeld op lijst 2 van de Opiumwet.
[verdachte] en [medeverdachte 2] werden aangetroffen in de kweekruimte. [4]
Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 7 november 2017 volgt dat verbalisant [verbalisant] onder meer het volgende, zakelijk weergeven, heeft verklaard:
Ik deed onderzoek aan de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2] . Na het ontgrendelen van de telefoon opende ik de agenda applicatie [.] . Na alle agendapunten te hebben gelezen, zag ik een patroon. Een kweekcyclus van een teelt is 10 weken. Hieronder een weergave van de agenda punten die betrekking hebben op de aangetroffen hennepkwekerij:
  • 17 september 2016 Begonnen [bijnaam]
  • 19 november 2016 Kijken werk [bijnaam]
  • 28 november 2016 Klaar
  • 9 december 2016 begonnen
  • 17 februari 2017 Begonnen [bijnaam]
  • 24 april 2017 [bijnaam] begin
  • 14 augustus 2017 [.] begon
  • 16 oktober 2017 [.] kl. [5]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
4.7
Bewijsoverweging t.a.v. het onder 2 subsidiair tenlastegelegde
Vaststaat dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 2] is aangetroffen in de kweekruimte in de woning aan [adres] te [plaats] , waar een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij deze ruimte aan het schoonmaken was. De verbalisanten hebben ter plaatse waargenomen dat een deel van de plantenpotten reeds was voorzien van nieuwe cocos en het andere deel nog wortelresten en stekblokjes bevatte. De rechtbank maakt hieruit op dat verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij het onderhoud van de hennepkwekerij. Verdachte heeft door het schoonmaken en opruimen van de oude hennepresten immers een daadwerkelijke bijdrage aan de hennepkwekerij geleverd, waardoor de kweek en bereiding van de hennepplanten mogelijk wordt gemaakt. Op grond van de voornoemde bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat verdachte medeplichtig was aan het telen en bereiden van 187 hennepplanten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
t.a.v. feit 1
verdachte op 24 oktober 2017 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 42,09 gram hennep, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
t.a.v. feit 2 subsidiair
[medeverdachte 2] in de periode van 14 augustus 2017 tot en met 16 oktober 2017 te [plaats] opzettelijk heeft geteeld en bereid in een pand aan [adres] een hoeveelheid van in totaal ongeveer 187 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 14 augustus 2017 tot en met 16 oktober 2017 te [plaats] opzettelijk behulpzaam is geweest, door de ruimte schoon te maken en voor te bereiden voor het telen van hennep.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
t.a.v. feit 1
medeplegen van handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
t.a.v. feit 2 subsidiair
medeplichtigheid aan handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van één maand, met aftrek van het voorarrest, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de strafmaat verzocht om te volstaan met een voorwaardelijke straf en de door de officier van justitie gevorderde proeftijd te verkorten tot één jaar.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich als medeplichtige schuldig gemaakt aan de teelt en bereiding van 187 hennepplanten en als medepleger aan het aanwezig hebben van 42,09 gram hennep. Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in drugs veelal gepaard gaat met verschillende vormen van criminaliteit en illegale geldstromen, waarbij het een belangrijke schakel vormt in de keten van criminele ondermijnende activiteiten die de samenleving ernstig ontwrichten. Door het bewezenverklaarde heeft verdachte hieraan bijgedragen De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft bij haar beslissing tevens rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 14 juli 2022. Hieruit volgt dat verdachte in 2008 is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke taakstraf voor het medeplegen van hennepteelt. Voorgaande veroordeling is weliswaar van geruime tijd geleden, maar heeft verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden om de onderhavige strafbare feiten te plegen.
Voorts heeft verdachte ter terechtzitting van 17 augustus 2022 verklaard nog steeds zijn eigen [.] te hebben en drie jaar geleden een hartinfarct te hebben gehad, waardoor hij sindsdien is gestopt met blowen.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS, die voor een hennepkwekerij bestaande uit 187 hennepplanten uitgaan van een taakstaf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, en voor het aanwezig hebben van 42,09 gram hennep een geldboete van € 200,-. Gelet op de recidive en de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat niet met een andere straf kan worden volstaan dan met een straf die voorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Verder heeft de rechtbank geconstateerd dat de redelijke termijn in strafzaken als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is overschreden. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 24 maanden nadat de redelijke termijn is aangevangen. Verdachte is op 24 oktober 2017 voor het ten laste gelegde aangehouden en gehoord, terwijl het vonnis op 31 augustus 2022 wordt gewezen. Daarmee is de redelijke termijn met ruim 2 jaar en 10 maanden overschreden. Gelet op dit tijdsverloop acht de rechtbank het niet meer opportuun om naast de voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf aan verdachte een taakstraf op te leggen.
Alles overwegende acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van één jaar passend en geboden. Naar het oordeel van de rechtbank dient deze straf als voldoende stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw dergelijke of andere strafbare feiten te plegen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 47, 48 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 3 en 11 van de Opiumwet,
zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 primair en onder 3 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 2 (twee) weken;
- bepaalt dat de
tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekeringdoorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf
in minderingzal worden gebracht;
- bepaalt dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 1 (één) jaarvast;
- als
voorwaardegeldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.S. Terporten-Hop, voorzitter, mrs. I.L. Gerrits en M. Rasterhoff, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.R.V. Joerawan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 augustus 2022.
Mrs. Gerrits en Rasterhoff zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 24 oktober 2017 te Huizen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 42,09 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij in of omstreeks de periode van 14 augustus 2017 tot en met 16 oktober 2017 te Huizen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 187 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[.] , [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven personen in of
omstreeks de periode van 14 augustus 2017 tot en met 16 oktober 2017 te Huizen met elkaar,
althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan locatie) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 187 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 14 augustus 2017 tot en met 16 oktober 2017 te Huizen, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door (telkens) de ruimte schoon te maken, voor te bereiden voor het telen van hennep en/of hennep te knippen;
3
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met 24 oktober 2017 te Huizen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid van 25.699 kWh elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die weg te nemen elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 13 maart 2018, genummerd PL0900-201806690090, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 213. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 30 tot en met 32.
3.Pagina 18.
4.Pagina 8-10.
5.Pagina 80.