ECLI:NL:RBMNE:2022:3499

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 augustus 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
16/089107-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van hennepbezit en het hebben van een hennepkwekerij met schending van de redelijke termijn

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 augustus 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1963, die werd beschuldigd van het medeplegen van het aanwezig hebben van hennep en het hebben van een hennepkwekerij. De rechtbank heeft het vonnis gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 augustus 2022. De officier van justitie, mr. A. Drogt, heeft de vordering ingediend, terwijl de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.R. Pirone, hun standpunten naar voren hebben gebracht. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 42,09 gram hennep op 24 oktober 2017 en het telen van 187 hennepplanten in de periode van 14 augustus 2017 tot en met 16 oktober 2017.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte samen met medeverdachten in de kwekerij aanwezig was en dat hij betrokken was bij de teelt en bereiding van de hennepplanten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal van elektriciteit, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij hiervan op de hoogte was.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van één jaar. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn in deze strafzaak was overschreden, wat heeft geleid tot de beslissing om geen taakstraf op te leggen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/089107-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 31 augustus 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1963] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 augustus 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.R. Pirone, advocaat te Rijen, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1
op 24 oktober 2017 te Huizen in vereniging of alleen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 42,09 gram hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 2 primair
in de periode van 14 augustus 2017 tot en met 16 oktober 2017 te Huizen in vereniging of alleen opzettelijk 187 hennepplanten heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] );
feit 2 subsidiair
medeplichtig was aan dit misdrijf van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] of onbekend gebleven personen door meermalen opzettelijk behulpzaam te zijn, door de ruimte schoon te maken, voor te bereiden voor het telen van hennep en/of hennep te knippen;
feit 3
in de periode van 1 juni 2017 tot en met 24 oktober 2017 te Huizen in vereniging of alleen een hoeveelheid stroom van Liander N.V. heeft gestolen door middel van verbreking.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw bepleit om tot een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde te komen. Tot slot heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit van het onder 3 tenlastegelegde.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte tweemaal in de kwekerij is geweest en niet meer heeft gedaan dan de planten knippen en het deels vullen van de potten met nieuwe grond/kokos. Er is nimmer sprake geweest van een gezamenlijke uitvoering. De hennepkwekerij zou feitelijk van medeverdachte [medeverdachte 1] zijn. De bijdrage van verdachte is zowel qua omvang als qua duur beperkt en van onvoldoende gewicht geweest om te kunnen spreken van medeplegen.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet uit het dossier is gebleken dat verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij de diefstal van stroom of enige vorm van nauwe en bewuste samenwerking heeft gehad, die hierop gericht was.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.4
Vrijspraak t.a.v. het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Uit het dossier is onvoldoende gebleken dat verdachte wist dat de stroom in de woning aan [adres] illegaal werd afgenomen.
4.5
Bewijsmiddelen t.a.v. het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde [1]
Uit de
verklaring van verdachte ter terechtzittingvan 17 augustus 2022 blijkt dat verdachte onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Ik heb in de woning van [medeverdachte 1] aan [adres] te [plaats] hennep geknipt en [medeverdachte 2] heeft daar schoongemaakt. Ik noem [medeverdachte 1] inderdaad ook wel [bijnaam] . Ik had een sleutel van de woning van haar gekregen, die ik na mijn eerste bezoek voor haar achterliet en bij mijn tweede bezoek weer van haar kreeg. Een deel van de agendapunten uit mijn telefoon, die in het dossier zijn opgenomen, hebben wel te maken met [adres] te [plaats] . Ik was daar voor de eerste keer eind mei/begin juni 2017. Ik was daar ook in oktober 2017, toen de politie mij in de woning aantrof.
Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 18 februari 2018 blijkt dat verbalisant [verbalisant] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Op 24 oktober 2017 trof ik in de woning aan [adres] in [plaats] restanten aan van
hennepplanten. Bij het testen bleek het plantenmateriaal positief te testen op de aanwezigheid van THC. Het totaalgewicht van de hennepresten betrof 42,09 gram. [2]
Uit het
proces-verbaal aantreffen hennepkwekerijvolgt dat verbalisant [verbalisant] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Op 24 oktober 2017 werd in de woning aan [adres] in [plaats] binnengetreden. Op het genoemde adres staat ingeschreven: [medeverdachte 1] . In de kweekruimte werd een volledig ingerichte hennepkwekerij aangetroffen waarvan de hennepplanten reeds waren geoogst. In totaal stonden er in de kweekruimte 187 plantenpotten. De plantenbakken waren gevuld met cocos. 107 Plantenpotten waren reeds voorzien van nieuwe cocos en 80 plantenpotten waren nog voorzien van cocos met daarin wortelresten en een stekblokje met een stuk stengel van de hennepplant. Ik constateerde dat het hennepplanten waren. De cannabistest gaf een positieve reactie, indicatief voor hennep of THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj vermeld op lijst 2 van de Opiumwet.
[medeverdachte 2] en [verdachte] werden aangetroffen in de kweekruimte. [3]
Uit het
proces-verbaal van verhoor verdachtevan 21 december 2017 volgt dat medeverdachte [medeverdachte 1] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Ongeveer twee jaar geleden in [plaats] vertelde ik aan een man dat ik nog een schuld had. Die man zei tegen mij dat hij wel kon helpen met planten op mijn zolder. Later gaf ik hem toestemming om op zolder alles te bouwen. Ik zou dan € 500,- per maand krijgen. Toen ik weg zou gaan naar Thailand, heeft hij een sleutel gekregen van mij. [4]
Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 7 november 2017 volgt dat verbalisant [verbalisant] onder meer het volgende, zakelijk weergeven, heeft verklaard:
Ik deed onderzoek aan de telefoon van medeverdachte [verdachte] . Na het ontgrendelen van de telefoon opende ik de agenda applicatie [.] . Na alle agendapunten te hebben gelezen, zag ik een patroon. Een kweekcyclus van een teelt is 10 weken. Hieronder een weergave van de agenda punten die betrekking hebben op de aangetroffen hennepkwekerij:
  • 17 september 2016 Begonnen [bijnaam]
  • 19 november 2016 Kijken werk [bijnaam]
  • 28 november 2016 Klaar
  • 9 december 2016 begonnen
  • 17 februari 2017 Begonnen [bijnaam]
  • 24 april 2017 [bijnaam] begin
  • 14 augustus 2017 [.] begon
  • 16 oktober 2017 [.] kl.
Na de applicatie Whatsapp te hebben bekeken, keek ik naar de sms berichten die waren
verstuurd. Ik zag hier een gesprek staan tussen [verdachte] en een contact
genaamd [.] . In [plaats] zit een coffeeshop genaamd [coffeeshop] en het
telefoonnummer dat gekoppeld was aan de contact [.] bleek op naam te staan
van een persoon die werkzaam was als backoffice medewerker van de coffeeshop de
[coffeeshop] op de [adres] in [plaats] . De inhoud van het gesprek wordt hieronder
weergegeven:
- 06-09-2017 12.33 [verdachte] : Goedemiddag, ik heb over 2/3 dagen iets
moois voor jullie. Is dat oke.
- 06-09-2017 13.04 [.] : Als het mooie is graag
- 06-09-2017 13.05 [verdachte] : Ik ga mijn best doen
- 26-08-2017 15.47 [verdachte] : Goedemiddag kan ik morgen langs komen om
eerst te testen rond 12 uur. Gr. [verdachte] [5]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
4.6
Bewijsoverweging t.a.v. het onder 2 primair tenlastegelegde
Vaststaat dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 2] is aangetroffen in de kweekruimte van een in werking zijnde hennepkwekerij in de woning aan [adres] te [plaats] . De verbalisanten hebben ter plaatse waargenomen dat een deel van de plantenpotten reeds was voorzien van nieuwe cocos en het andere deel nog wortelresten en stekblokjes bevatte.
Voorts is uit onderzoek in de telefoon van verdachte gebleken dat hij een schema in zijn agenda bijhield dat betrekking had op de hennepkwekerij op [adres] te [plaats] . De rechtbank leidt dat af uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting, het feit dat telkens wordt gesproken over “ [bijnaam] ” (waarmee verdachte naar eigen zeggen medeverdachte [medeverdachte 1] bedoelt) alsmede het feit dat de betreffende data in de telefoon aansluiten op het aantreffen van de hennepkwekerij die klaarblijkelijk gereed werd gemaakt voor de volgende kweek. In dat verband springt in het oog dat de datum van het binnentreden in de woning op 24 oktober 2017 zo’n tien weken na de in de agenda genoemde datum van 14 augustus 2017 ligt. Het is een feit van algemene bekendheid dat een kweekcyclus in de regel tien weken duurt.
In de telefoon van verdachte zijn verder gesprekken uit september 2017 aangetroffen tussen verdachte en een medewerker van een coffeeshop te [plaats] , over iets “moois” dat verdachte voor hen had. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij medeverdachte [medeverdachte 1] hielp met de verkoop van hennep uit andere hennepkwekerijen die zij bezat. De rechtbank schuift deze verklaring echter terzijde, omdat deze in het geheel niet nader onderbouwd is door verdachte en bovendien geen enkele steun vindt in het dossier.
Op grond van het voornoemde acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij slechts twee keer in de woning aan [adres] te [plaats] is geweest om daar enkel hennep te knippen ongeloofwaardig. De rechtbank is van oordeel dat van aanmerkelijk verdergaande betrokkenheid – zoals bij de planning, opbouw, oogsten en verkoop – blijkt, waardoor verdachte als pleger kan worden aangemerkt.
Op grond van de voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte verantwoordelijk is voor het telen en bereiden van 187 hennepplanten aan [adres] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
t.a.v. feit 1
op 24 oktober 2017 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 42,09 gram hennep, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
t.a.v. feit 2 primair
in de periode van 14 augustus 2017 tot en met 16 oktober 2017 te [plaats] opzettelijk heeft geteeld en bereid in een pand aan [adres] een hoeveelheid van in totaal ongeveer 187 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
t.a.v. feit 1
medeplegen van handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
t.a.v. feit 2 primair
handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van één maand, met aftrek van het voorarrest, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de strafmaat verzocht om de door de officier van justitie gevorderde proeftijd te verkorten tot één jaar.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de teelt en bereiding van 187 hennepplanten en als medepleger aan het aanwezig hebben van 42,09 gram hennep. Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in drugs veelal gepaard gaat met verschillende vormen van criminaliteit en illegale geldstromen, waarbij het een belangrijke schakel vormt in de keten van criminele ondermijnende activiteiten die de samenleving ernstig ontwrichten. Door het bewezenverklaarde heeft verdachte hieraan bijgedragen. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft bij haar beslissing tevens rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 14 juli 2022. Hieruit volgt onder meer dat verdachte in december 2017 – twee maanden na de aanhouding in de onderhavige zaak – is veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor onder andere het medeplegen van hennepteelt in 2015 en 2016. Kennelijk heeft het vooruitzicht van de berechting in die zaak verdachte er niet van weerhouden de feiten in de onderhavige zaak te plegen. De rechtbank houdt in het kader van art. 63 Sr eveneens rekening met deze veroordeling.
Voorts heeft verdachte ter terechtzitting van 17 augustus 2022 verklaard sinds drie jaar werkzaam te zijn als ZZP’er in de bouwsector en in zoverre zijn leven thans goed op de rit te hebben.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS, die voor een hennepkwekerij bestaande uit 187 hennepplanten uitgaan van een taakstaf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, en voor het aanwezig hebben van 42,09 gram hennep een geldboete van € 200,-. Gelet op de ernst van de feiten, de recidive en de hoeveelheid aangetroffen hennepplanten en -resten is de rechtbank van oordeel dat niet met een andere straf kan worden volstaan dan met een straf die de voorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Verder heeft de rechtbank geconstateerd dat de redelijke termijn in strafzaken als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is overschreden. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 24 maanden nadat de redelijke termijn is aangevangen. Verdachte is op 24 oktober 2017 voor het ten laste gelegde aangehouden en gehoord, terwijl het vonnis op 31 augustus 2022 wordt gewezen. Daarmee is de redelijke termijn met ruim 2 jaar en 10 maanden overschreden. Gelet op dit tijdsverloop ziet de rechtbank geen aanleiding om naast de voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf aan verdachte nog een taakstraf op te leggen.
Alles overwegende acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van één jaar passend en geboden. Naar het oordeel van de rechtbank dient deze straf als voldoende stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw dergelijke of andere strafbare feiten te plegen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 3 en 11 van de Opiumwet,
zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 3 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 1 (één) maand;
- bepaalt dat de
tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekeringdoorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf
in minderingzal worden gebracht;
- bepaalt dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 1 (één) jaarvast;
- als
voorwaardegeldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.S. Terporten-Hop, voorzitter, mrs. I.L. Gerrits en M. Rasterhoff, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.R.V. Joerawan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 augustus 2022.
Mrs. Gerrits en Rasterhoff zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 24 oktober 2017 te Huizen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 42,09 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij in of omstreeks de periode van 14 augustus 2017 tot en met 16 oktober 2017 te Huizen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 187 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[.] , [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 14 augustus 2017 tot en met 16 oktober 2017 te Huizen met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 187 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 14 augustus 2017 tot en met 16 oktober 2017 te Huizen, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door (telkens) de ruimte schoon te maken, voor te bereiden voor het telen van hennep en/of hennep te knippen;
3
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met 24 oktober 2017 te Huizen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid van 25.699 kWh elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die weg te nemen elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 13 maart 2018, genummerd PL0900-201806690090, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 213. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 18.
3.Pagina 8 en 9.
4.Pagina 105 tot en met 107.
5.Pagina 80.