In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente Zeist, die haar bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelastingen ongegrond heeft verklaard. De naheffingsaanslag was opgelegd omdat eiseres haar voertuig met kenteken [kenteken] had geparkeerd op een parkeerplaats aan de [adres] op 19 november 2021. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitspraak op bezwaar is gedaan door een medewerker van Coöperatie ParkeerService U.A., maar dat deze uitspraak niet op de juiste wijze is ondertekend en dat de bevoegdheid van de medewerker niet voldoende is aangetoond. De rechtbank heeft eerder al vastgesteld dat het interne mandaatregister niet op de vereiste wijze is gepubliceerd, waardoor het niet controleerbaar is of de uitspraak op bezwaar bevoegd is genomen. Daarom concludeert de rechtbank dat de uitspraak op bezwaar onbevoegd is gedaan.
Het beroep van eiseres is gegrond verklaard, wat betekent dat de rechtbank de bestreden uitspraak op bezwaar heeft vernietigd. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zes weken na de verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder het griffierecht aan eiseres moet vergoeden en dat eiseres recht heeft op een vergoeding van € 759,- voor de proceskosten, aangezien zij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 26 augustus 2022.