ECLI:NL:RBMNE:2022:349
Rechtbank Midden-Nederland
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot schorsing van concurrentiebeding in kort geding
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 2 februari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, [eiser], en zijn werkgever, [gedaagde] B.V. De werknemer vorderde schorsing van een concurrentiebeding dat hem verbiedt om binnen twaalf maanden na beëindiging van zijn dienstverband werkzaamheden te verrichten voor concurrerende bedrijven. De werknemer had een aanbod gekregen van [bedrijf 3] voor een functie met een hoger salaris, maar de werkgever weigerde toestemming te geven, stellende dat dit in strijd was met het concurrentiebeding. De kantonrechter oordeelde dat het concurrentiebeding niet in strijd was met de wet en dat de werknemer niet onbillijk werd benadeeld door de handhaving ervan. De vordering van de werknemer werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten. De rechter concludeerde dat de werknemer, ondanks zijn wens om bij [bedrijf 3] te werken, voldoende mogelijkheden had om binnen de organisatie van [gedaagde] door te groeien en dat de belangen van de werkgever zwaarder wogen.