ECLI:NL:RBMNE:2022:3489

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 augustus 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
UTR 22/2303
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ongegrond verklaard bezwaar tegen naheffingsaanslag parkeerbelastingen

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente Zeist, die haar bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelastingen ongegrond heeft verklaard. De naheffingsaanslag was opgelegd omdat eiseres op 29 oktober 2021 haar voertuig met kenteken [kenteken] had geparkeerd op een parkeerplaats aan de [adres] in de gemeente Zeist. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitspraak op bezwaar onbevoegd is gedaan. Dit is gebaseerd op het feit dat de uitspraak op bezwaar is ondertekend door een medewerker van Coöperatie ParkeerService U.A., maar de naam van deze medewerker is niet vermeld. De rechtbank heeft verweerder verzocht om stukken over te leggen die de bevoegdheid van de ondertekenaar aantonen, maar deze stukken waren onvoldoende om te concluderen dat de uitspraak op bezwaar bevoegd was genomen. De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat het interne mandaatregister niet op de vereiste wijze is gepubliceerd, wat de controleerbaarheid van de bevoegdheid van de ondertekenaar in twijfel trekt.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep gegrond is en de uitspraak op bezwaar moet worden vernietigd. Verweerder is opgedragen om binnen zes weken na de verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, rekening houdend met de overwegingen van de rechtbank. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 759,-, en dat het griffierecht door verweerder aan eiseres moet worden terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2303

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: N.G.A. Voorbach)
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Zeist, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat haar bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelastingen ongegrond is verklaard.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De naheffingsaanslag parkeerbelastingen is aan eiseres opgelegd in verband met het parkeren van haar voertuig met kenteken [kenteken] op een parkeerplaats aan de [adres] in de gemeente Zeist op 29 oktober 2021.
3. Op grond van artikel 231, tweede lid, onder b, van de Gemeentewet is de heffingsambtenaar bevoegd om gemeentelijke belastingen, zoals parkeerbelasting, te heffen. Het college van burgemeester en wethouders wijst de heffingsambtenaar aan.
4. De rechtbank stelt vast dat de uitspraak op bezwaar is gedaan namens de heffingsambtenaar en invorderingsambtenaar van Coöperatie ParkeerService U.A. door een medewerker team Parkeerrechten van Coöperatie ParkeerService U.A. Een naam van de medewerker staat niet vermeld bij de ondertekening van de uitspraak op bezwaar. De heffings- en vorderingsambtenaar van Coöperatie ParkeerService U.A. heeft er in zijn verweerschrift op gewezen dat het intern mandaatregister inmiddels is gepubliceerd op [website 1] en op [website 2] .
5. Bij brief van 3 juni 2022 heeft de rechtbank verweerder verzocht om stukken over te leggen waaruit de bevoegdheid blijkt van degene die de uitspraak op bezwaar heeft gedaan. Verweerder heeft in zijn verweerschrift verwezen naar artikel 1 van een niet nader benoemd mandaatbesluit en naar een intern mandaatregister. De rechtbank weet niet op welk mandaatbesluit verweerder doelt. Alleen hierom al is ook het intern mandaatregister onvoldoende om te concluderen dat de uitspraak op bezwaar bevoegd is genomen. Overigens heeft de rechtbank al in meerdere uitspraken vastgesteld dat dit interne mandaatregister niet op de vereiste wijze is gepubliceerd en dat aan de hand van de uitspraak op bezwaar, die niet is ondertekend en geen naam van de medewerker vermeld, niet controleerbaar is of de uitspraak op bezwaar daadwerkelijk door een medewerker van Coöperatie ParkeerService U.A. is genomen.
6. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de uitspraak op bezwaar onbevoegd is genomen.
7. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb) en de uitspraak op bezwaar moet worden vernietigd.
8. Verweerder moet een nieuw besluit nemen en daarbij rekening houden met deze uitspraak. Het nieuw te nemen besluit is in ieder geval bevoegd genomen als het door een door het college van burgemeester en wethouders als heffingsambtenaar voor parkeerbelastingen aangewezen persoon is genomen. De rechtbank geeft verweerder een termijn van zes weken om opnieuw op het bezwaar te beslissen.
9. Omdat het beroep gegrond is betekent dat ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 759,-.
10. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiseres heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 759,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2022.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.