In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep te laat is ingediend, waardoor het niet inhoudelijk kan worden behandeld. De beslissing op bezwaar werd bekendgemaakt op 2 maart 2022, en het beroepschrift had uiterlijk op 13 april 2022 ingediend moeten zijn. Echter, de rechtbank ontving het beroepschrift pas op 9 mei 2022, wat buiten de gestelde termijn valt.
De rechtbank heeft eiseres op 24 mei 2022 een aangetekende brief gestuurd met het verzoek om uitleg over de te late indiening van het beroep. Deze brief werd retour ontvangen en is vervolgens per gewone post verzonden. Eiseres heeft echter niet gereageerd op deze brief. Gezien het feit dat er geen geldige reden is aangevoerd voor de te late indiening, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank benadrukt dat er geen proceskostenvergoeding zal plaatsvinden.
De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en griffier P.W. Hogenbirk, en is openbaar uitgesproken op 4 augustus 2022. Eiseres is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met deze uitspraak, binnen een termijn van zes weken na verzending van de uitspraak.