Deze uitspraak betreft een beroep dat door eiser is ingesteld op 5 mei 2022 bij de Rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat eiser het griffierecht niet op tijd heeft betaald. Volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het indienen van een beroep. In dit geval bedroeg het griffierecht € 50,-. De rechtbank heeft eiser op 17 juni 2022 een aangetekende brief gestuurd waarin werd aangegeven dat het griffierecht binnen vier weken moest worden betaald. Echter, de rechtbank heeft het bedrag niet op tijd ontvangen en eiser heeft geen geldige reden opgegeven voor deze vertraging. Hierdoor kon de rechtbank de zaak niet inhoudelijk behandelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is op basis van artikel 8:54 Awb. De beslissing houdt in dat er geen vergoeding van proceskosten zal plaatsvinden. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, en is openbaar uitgesproken op 16 augustus 2022. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze beslissing.