In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 5 augustus 2022, wordt het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar van de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres had op 11 april 2022 beroep ingesteld tegen de beslissing van 1 maart 2022, maar heeft het griffierecht van € 360,- niet op tijd betaald. De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig was. De rechtbank legt uit dat volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het griffierecht betaald moet worden om het beroep inhoudelijk te kunnen behandelen.
De rechtbank heeft eiseres op 20 mei 2022 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat het griffierecht binnen vier weken betaald moest worden. Aangezien het griffierecht niet op tijd is ontvangen en eiseres geen geldige reden heeft gegeven voor deze vertraging, is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 8:54 van de Awb. Daarnaast heeft eiseres ook geen gronden ingediend, ondanks een verzoek van de rechtbank om dit te doen in een aangetekende brief van 30 mei 2022. Hierdoor is de rechtbank genoodzaakt om het beroep niet inhoudelijk te behandelen en is er geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten.
De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met deze uitspraak.