Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraakdatum : 12 augustus 2022
1.De procedure
- beschikking van 17 december 2021
- de beschikking van 18 januari 2022,
- de beschikking van 16 februari 2022,
- de beschikking van 31 maart 2022,
- de beschikking van 17 mei 2022,
- het stemverslag als bedoeld in artikel 382 Fw, ter griffie van deze rechtbank gedeponeerd op 26 juli 2022,
- het verzoek tot homologatie van een door [verzoekster] aangeboden akkoord op grond van artikel 383 lid 1 Fw van 27 juli 2022,
- de beschikking van 28 juli 2022.
- mr. J. van den Dolder, advocaat
- mevrouw [A] , bestuurder,
- mevrouw [B] , namens [onderneming 1] B.V., (indirect) aandeelhouder en bestuurder,
- mevrouw [C] , financieel adviseur bij [onderneming 2]
- de heer [D] namens [onderneming 3] B.V., (indirect) aandeelhouder
2.De feiten
3.Het verzoek
4.Het standpunt van UWV
5.De beoordeling
Rechtsmacht en bevoegdheid
‘in the money’zijn). Deze bepaling is een van de kernbepalingen van de onderhandse akkoordprocedure. Hiermee wordt voorkomen dat een klasse zonder economisch belang het akkoord kan opleggen aan overige schuldeisers of aandeelhouders. In het geval van [verzoekster] hebben alle klassen vóór aanneming van het akkoord gestemd. Ook de drie klassen die in een faillissement (naar verwachting) ‘
in the money’ zullen zijn – te weten klasse 1, 2 en 3, bestaande uit respectievelijk de preferente Belastingdienst en Rabobank en De Lage Landen als separatisten – hebben voorgestemd. Aan [verzoekster] komt dan ook de bevoegdheid toe het homologatieverzoek in te dienen.
ex nuncte beoordelen of er (nog steeds) sprake is van een toestand van dreigende insolventie. Het is immers deze toestand die rechtvaardigt dat schuldeisers en aandeelhouders aan een akkoord kunnen worden gebonden. Gelet op de overgelegde stukken is de rechtbank van oordeel dat [verzoekster] in een toestand verkeert als bedoeld in artikel 370, eerste lid Fw.