ECLI:NL:RBMNE:2022:3470

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 augustus 2022
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
16-112206-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben van hard- en softdrugs en pepperspray met vrijspraak voor dealen harddrugs

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 26 augustus 2022, is de verdachte veroordeeld voor het aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs, waaronder 8254 gram GHB, en 26,6 gram hennep, evenals een busje pepperspray. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlasteleggingen met betrekking tot het dealen van harddrugs, omdat het bewijs hiervoor onvoldoende was. De zaak kwam aan het licht na een doorzoeking op 9 mei 2022, waarbij de drugs en pepperspray in de woning van de verdachte werden aangetroffen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 4 maanden op, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een bijdrage had geleverd aan de instandhouding van de criminele activiteiten rondom harddrugs, wat schadelijk is voor de gezondheid van gebruikers en leidt tot maatschappelijke ontwrichting. De rechtbank heeft ook bepaald dat het in beslag genomen geld van € 1.150,- aan de verdachte wordt teruggegeven, terwijl de overige in beslag genomen goederen worden onttrokken aan het verkeer. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-112206-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 augustus 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in [Verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 augustus 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. W. Hendrickx, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting nader omschreven. De nader omschreven tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
op 9 mei 2022 te [gemeente] opzettelijk ongeveer 8500 gram harddrugs aanwezig heeft gehad;
Feit 2
in de periode van 14 oktober 2020 t/m 9 mei 2022 te [gemeente] heeft gehandeld in softdrugs;
Feit 3
in de periode van 14 oktober 2020 t/m 9 mei 2022 te [gemeente] , opzettelijk heeft gehandeld in harddrugs;
Feit 4
op 9 mei 2022 te [gemeente] , 26,6 gram hennep aanwezig heeft gehad;
Feit 5
op 9 mei 2022 te [gemeente] een busje pepperspray voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en heeft de rechtbank verzocht verdachte daarvan vrij te spreken. De officier van justitie acht de overige feiten wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van feit 3 overweegt hij daartoe – kort samengevat – het volgende.
Uit onderzoek naar een telefoon uit een ander onderzoek volgt dat verdachte van 14 oktober 2020 (de datum van de eerste chat die gaat over drugshandel) betrokken is geweest bij (hard)drugshandel. Verdachte kan gelet op de herkenning van mevrouw [getuige] worden aangemerkt als de persoon die onder aliassen ‘ [Bijnaam 1] ’ en ‘ [Bijnaam 2] ’ berichten verstuurde die evident zien op de handel in harddrugs. Naast deze belastende chatgesprekken is er bewijs in de vorm van verklaringen van buurtbewoners over verdacht (deal)gedrag bij de woning van verdachte, waarnemingen door verbalisanten van tenminste één overdracht waarbij verdachte is herkend op 8 april 2022 en de aanwezigheid van harddrugs en een weegschaal waarop drugssporen zijn aangetroffen in de woning van verdachte. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard op de hoogte te zijn geweest van de aanwezigheid van de weegschaal in zijn woning en dat hij de weegschaal heeft vastgehad. Op basis van deze feiten en omstandigheden, een en ander in onderlinge samenhang bezien, kan worden geconcludeerd dat verdachte zich in de periode van 14 oktober 2020 tot en met in ieder geval 8 april 2022 heeft beziggehouden met de handel in harddrugs.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 2, 3 en 5 ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 5 overweegt de verdediging dat, nu verdachte ontkent wetenschap te hebben gehad van de aanwezigheid van pepperspray in zijn woning, niet kan worden bewezen dat verdachte het busje pepperspray opzettelijk aanwezig heeft gehad. Ten aanzien van feit 1 en feit 4 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 2
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor het onder feit 2 ten laste gelegde. Verdachte wordt hiervan daarom vrijgesproken.
Vrijspraak feit 3
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder feit 3 – kort gezegd – ten laste gelegde handel in harddrugs. Het dossier biedt hiervoor onvoldoende aanknopingspunten. De belastende chatberichten uit de onderzochte telefoon, verzonden door een of meerdere personen met de aliassen ‘ [Bijnaam 1] ’ en ‘ [Bijnaam 2] ’ kunnen niet (met zekerheid) aan verdachte worden toegeschreven. De herkenning van getuige [getuige] is daarvoor onvoldoende, nu het feit dat verdachte is herkend op een video die is verstuurd door ‘ [Bijnaam 1] ’ niet betekent dat verdachte ook de afzender is van de door ‘ [Bijnaam 1] ’ verzonden belastende chatberichten. In de overige bevindingen omtrent de chatgesprekken ziet de rechtbank eveneens onvoldoende aanknopingspunten om verdachte aan te merken als afzender van de chatgesprekken.
Ook de bevindingen omtrent observaties die zijn gedaan door verbalisanten kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet bijdragen aan het bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij (hard)drugshandel. Weliswaar is gezien dat verdachte vanuit zijn auto een of meerdere korte contactmomenten heeft met personen en éénmaal
ietsoverdraagt, maar concrete aanwijzingen dat hierbij drugs is overgedragen ontbreken. Ook de verklaringen van de buurtbewoners en de overige stukken in het dossier vormen geen bewijs voor het onder feit 3 ten laste gelegde. Gezien het voorgaande wordt verdachte van dit feit vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
Feiten 1 en 4
Deze feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft deze feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 augustus 2022;
  • een proces-verbaal van bevindingen van 9 mei 2022 (doorzoeking woning);
- een proces-verbaal van onderzoek naar verdovende middelen van 10 mei 2022; [3]
- geschriften, zijnde een viertal NFI-rapporten van 10 mei 2022; [4]
- een proces-verbaal van bevindingen van 9 mei 2022 (onderzoek en weging hennep). [5]
Feit 5
Een proces-verbaal van bevindingen van 9 mei 2022 - zakelijk weergegeven:
De woning gelegen aan de [adres] te [gemeente] werd door mij betreden op 9 mei 2022
om 07.30 uur. In de woning stond 1 persoon ingeschreven. Dit was tevens de bewoner. De bewoner is genaamd: [verdachte] . De woning was voorzien van meerdere ruimtes. Ruimte l: kamer rechts naast de voordeur. [6] Aangetroffen en inbeslaggenomen goederen ruimte 1: één keer pepperspray. [7]
Een proces-verbaal van bevindingen van 9 mei 2022 - zakelijk weergegeven:
Tijdens de doorzoeking aan de [adres] te [gemeente] werden twee busjes pepperspray aangetroffen en in beslag genomen. Een busje pepperspray is een wapen in de zin van artikel 2 lid l, categorie II onder 6 van de Wet Wapens en Munitie. Ik heb de wapens middels het kennissysteem gecategoriseerd: Wapen: voorwerp met traanverwekkende stof. Categorie: II sub 6. Verbod: 26 lid l WWM. [8]
Bewijsoverweging feit 5
Tijdens een doorzoeking van de woning van verdachte, meer specifiek in een kamer rechts naast de voordeur, is op 9 mei 2022 onder meer een busje pepperspray aangetroffen. Verdachte was ten tijde van het aantreffen hiervan eigenaar en (de enige) bewoner van de woning. In beginsel wordt verdachte daarom geacht op de hoogte te zijn geweest van de goederen, waaronder het busje pepperspray, die in zijn woning zijn aangetroffen. Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend wetenschap te hebben gehad van het hiervoor genoemde busje pepperspray en heeft verklaard dat de persoon voor wie hij drugs in bewaring hield en die tevens in het bezit was van een huissleutel, dit busje pepperspray mogelijk in zijn woning heeft achtergelaten. Dit alternatieve scenario is verder niet aannemelijk gemaakt of geworden. De rechtbank acht gezien het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk het in zijn woning aangetroffen busje pepperspray aanwezig heeft gehad.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 9 mei 2022 te [gemeente] opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4-hydroxyboterzuur (GHB) en
- ongeveer 102,2 gram van een materiaal bevattende 2-CB en
- ongeveer 51,99 gram van een materiaal bevattende cocaïne en
- ongeveer 70,79 gram van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfethamine (MDMA),
zijnde 4-hydroxyboterzuur (GHB) en 2-CB en cocaïne en 3,4-methyleendioxymethamfethamine (MDMA) telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 4
op 9 mei 2022 te [gemeente] aanwezig heeft gehad ongeveer 26,6 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Feit 5
op 9 mei 2022 te [gemeente] een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een busje pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 5:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de ernst van het eerste feit dient te worden gerelativeerd nu het grootste deel harddrugs dat verdachte voorhanden heeft gehad bestond uit GHB. GHB was tot voor kort een softdrug en ook nadat GHB door de wetgever is aangemerkt als harddrug, leggen rechtbanken en hoven in het hele land aanzienlijk lagere straffen op voor het bezit van GHB dan voor het bezit van andere harddrugs. Voor het bezit van acht kilo GHB is een taakstraf passend. Er kan daarom (voor alle feiten) worden volstaan met een gevangenisstraf die, in ieder geval voor wat betreft een eventueel onvoorwaardelijk deel, gelijk is aan de duur van het voorarrest.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft een zeer grote hoeveelheid aan diverse soorten harddrugs, een kleine hoeveelheid hennep en een busje pepperspray voorhanden gehad. Door het opslaan van harddrugs heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van de keten van criminele activiteiten die verbonden is aan het bezit, de verkoop en het gebruik van harddrugs. Het gebruik van harddrugs is schadelijk voor de gezondheid van gebruikers en de handel in harddrugs leidt in toenemende mate tot misdrijven die de maatschappij ontwrichten.
Persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 1 juli 2022. Hieruit blijkt dat verdachte op 17 februari 2020 door het hof Arnhem-Leeuwarden is veroordeeld voor soortgelijke feiten als het onder feiten 1 en 4 bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand. De rechtbank weegt dit strafverzwarend mee.
Strafoplegging
Om te bevorderen dat landelijk in soortgelijke gevallen soortgelijke straffen worden opgelegd heeft het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) oriëntatiepunten opgesteld voor veelvoorkomende strafbare feiten. Deze bieden een aanknopingspunt voor de strafmaat voor het voorhanden hebben van verschillende hoeveelheden harddrugs. Bij het bepalen van de op te leggen straf neemt de rechtbank een kleinere hoeveelheid harddrugs dan de officier van justitie tot uitgangspunt. Zij overweegt daartoe als volgt.
Bewezen is verklaard dat verdachte 8254 gram van een materiaal bevattende GHB voorhanden heeft gehad. De rechtbank bepaalt de strafwaardigheid van GHB-bezit echter niet aan de hand van het aantal grammen, maar aan de hand van het aantal milliliters. De rechtbank leidt uit het proces-verbaal onderzoek naar verdovende middelen af dat verdachte 6600 milliliter GHB voorhanden heeft gehad. De LOVS-oriëntatiepunten geven als uitgangspunt dat, op het gebied van de strafmaat, 5 milliliter harddrugs wordt gelijkgesteld aan 0,5 gram harddrugs. Dit betekent in het kader van de strafmaat dat de GHB wordt meegerekend als het voorhanden hebben van 660 gram harddrugs. Gelet op het aantal gram harddrugs dat verdachte naast GHB voorhanden heeft gehad (circa 225 gram) zoekt de rechtbank dan ook aansluiting bij het LOVS-oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van circa 885 gram harddrugs. Dit is een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. De rechtbank neemt deze gevangenisstraf dan ook als uitgangspunt voor de straf. Als hiervoor overwogen onder de kop
‘Persoon van verdachte’houdt de rechtbank strafverzwarend rekening met recente recidive voor soortgelijke feiten. Dit in acht nemende, alsmede de overige bewezen verklaarde feiten, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geld verbeurd te verklaren en de overige op de beslaglijst vermeldde goederen te onttrekken aan het verkeer.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht het in beslag genomen geld terug te geven aan verdachte.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal bevelen dat het in beslag genomen geld ten bedrage van € 1.150,- aan verdachte wordt teruggegeven. Er is gelet op de bewezenverklaring en de wettelijke vereisten voor verbeurdverklaring geen grond om dit geld verbeurd te verklaren. De overige op de beslaglijst vermeldde goederen zullen, voor zover deze goederen niet reeds zijn vernietigd, worden onttrokken aan het verkeer, nu deze goederen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang en met deze goederen de feiten zijn begaan.

10.VOORLOPIGE HECHTENIS

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van (het verzoek van de verdediging over) de voorlopige hechtenis.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht het bevel tot gevangenhouding op te heffen op grond van artikel 67a, derde lid Wetboek van Strafvordering.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht voor het bewezen verklaarde een gevangenisstraf van vier maanden passend. Na aftrek van de reeds door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd resteert hiervan nog 10 dagen. Het bevel tot gevangenhouding zal daarom niet op grond van artikel 67a, derde lid Wetboek van Strafvordering worden opgeheven. Wel zal de rechtbank bepalen dat de voorlopige hechtenis moet worden opgeheven met ingang van het moment dat de duur daarvan gelijk is aan de opgelegde straf.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet;
  • 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder
feiten 2 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder
feiten 1, 4 en 5 ten laste gelegde bewezenzoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 4 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Jerrycan PL0900-2021302333-G2987498);
  • 1 STK Verdovende Middelen (PL0900-2021302333-G2987531);
  • 1 STK Verdovende Middelen (PL0900-2021302333-G2987507);
  • 1 STK Verdovende Middelen (PL0900-2021302333-G2987514);
  • 1 STK Verdovende Middelen (PL0900-2021302333-G2987515);
  • 1 STK Hennep (PL0900-2021302333-G2987520);
  • 1 STK Verdovende Middelen (PL0900-2021302333-G2987521);
  • 1 STK Verdovende Middelen (PL0900-2021302333-G2987523);
  • 1 STK Weegschaal (PL0900-2021302333-G2987538);
  • 1 STK Hennep (PL2000-2022129584-G2462983);
- gelast de teruggave aan verdachte van € 1.150,- (PL0900-2021302333-2987524).
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het moment dat de duur daarvan
gelijk is aan de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van de Lustgraaf, voorzitter, mr. D. Riani el Achhab en mr. O. Böhmer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H.A. de Poot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 augustus 2022.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 9 mei 2022 te [gemeente] , althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 8254,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4-hydroxyboterzuur (GHB) en/of
- ongeveer 102,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2-CB en/of
- ongeveer 51,99 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ongeveer 70,79 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfethamine (MDMA),
zijnde 4-hydroxyboterzuur (GHB) en/of 2-CB en/of cocaïne en/of 3,4-methyleendioxymethamfethamine (MDMA) (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; ( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )
2
hij in of omstreeks de periode van 14 oktober 2020 tot en met 9 mei 2022 te [gemeente] , althans in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een of meer gebruikershoeveelheden, in elk geval een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art ll lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet)
3
hij in of omstreeks de periode van 14 oktober 2020 tot en met 9 mei 2022 te [gemeente] , althans in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een of meer gebruikershoeveelheden, althans een hoeveelheid, 4-hydroxyboterzuur (GHB) en/of 2-CB en/of cocaïne en/of 3,4-methyleendioxymethamfethamine (MDMA)
zijnde 4-hydroxyboterzuur (GHB) en/of 2-CB en/of cocaïne en/of 3,4-methyleendioxymethamfethamine (MDMA) (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet )
4
hij, op of omstreeks 9 mei 2022 te [gemeente] , althans in Nederland, aanwezig heeft gehad ongeveer 26,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van niet meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; ( art 3 ahf/ond C Opitunwet )
5
hij, op of omstreeks 9 mei 2022 te [gemeente] , althans in Nederland, een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een busje pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 4 juli 2022, genummerd PL0900-2022129584, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, digitaal doorgenummerd 1 tot en met 136. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De te noemen paginanummers zien op de digitale nummering, niet op de nummering rechtsboven op de pagina.
2.Pagina 112 en 113.
3.Pagina 91 t/m 97.
4.Pagina 97 t/m 101.
5.Pagina 103.
6.Pagina 112.
7.Pagina 113.
8.Pagina 102.