ECLI:NL:RBMNE:2022:347

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
16.211805.20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van afpersing, diefstal en vrijheidsberoving met geweld en bedreiging

Op 1 februari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1988 op Curaçao, die beschuldigd werd van medeplegen van afpersing, diefstal en vrijheidsberoving. De zaak betreft een incident dat plaatsvond tussen 19 en 20 november 2019 in een woning in [woonplaats]. De verdachte en medeverdachten hebben het slachtoffer, [slachtoffer], onder bedreiging met geweld gedwongen om geld en persoonlijke bezittingen af te geven. Het slachtoffer werd met een vuurwapen bedreigd en moest zijn bankgegevens en pincode prijsgeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten, waarbij het slachtoffer meerdere uren tegen zijn wil in de woning werd vastgehouden. De rechtbank achtte de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar, ondanks enkele inconsistenties, en oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan afpersing, diefstal met valse sleutels en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarbij rekening werd gehouden met haar kwetsbare situatie en de rol die zij in het geheel had gespeeld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.211805.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 februari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1988] te Curaçao,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak (279 WvSv) gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 januari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. G.A. Hoppenbrouwers en van hetgeen mr. R.P.A. Kint, advocaat te Zoetermeer, namens verdachte naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
in de periode van 19 november 2019 tot en met 20 november 2019 te [woonplaats] , in een woning
gelegen aan de [adres] , samen met anderen door geweld en/of bedreiging met
geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van diverse geldbedragen en/of een
mobiele telefoon (merk Samsung, type S9) en/of een pinpas en/of een rijbewijs en/of een ID-
kaart;
feit 2
in de periode van 19 november 2019 tot en met 20 november 2019 te [woonplaats] , samen met
anderen diverse geldbedragen heeft gestolen van [slachtoffer] door middel van een valse
sleutel (een ontvreemde bankpas met pincode/ontvreemde telefoon met Rabobankapp en
code);
feit 3
in de periode van 19 november 2019 tot en met 20 november 2019 te [woonplaats] , samen met
anderen [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd
gehouden.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten. Hij heeft daartoe aangevoerd dat geen sprake is van medeplegen, omdat er geen nauwe en bewuste samenwerking bestond met de medeverdachten. Volgens de raadsman was medeverdachte [medeverdachte 1] de bedenker en uitvoerder van het tenlastegelegde en heeft verdachte alleen meegewerkt uit angst voor medeverdachte [medeverdachte 1] . Er was geen sprake van een gelijkwaardige relatie tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] , hetgeen volgens de raadsman ook blijkt uit het feit dat de buit niet eerlijk is verdeeld. Al het geld ging naar medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte heeft een paar tientjes gekregen voor de moeite.
Verder heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake was van dwang omdat het slachtoffer op verschillende momenten weg kon lopen en dat hij het verhaal van [slachtoffer] niet geloofwaardig vindt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
De hieronder weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit
of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige
onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op een of
meerdere feiten.
[slachtoffer]heeft aangifte gedaan. Hij heeft het volgende verklaard, voor zover
relevant voor het bewijs:
Op 19 november 2019 in [woonplaats] . [2] Einde van de middag kwam ik aan bij de woning
aan de [adres] . In de woning was een man aanwezig. Ik denk dat hij daar
woonde. Hij zei dat als ik hem geld zou geven dat alles goed zou komen en ik zo
weer weg was. Ik moest toen met de vrouw weer mee en heb geld gepind bij de
Rabobank. Hierna moest ik weer mee naar de woning aan de [adres] . Ik
werd in de woonkamer gezet door de vrouw en de man. Ik zag post liggen. Hier heb
ik toen een naam en adres van afgescheurd en in mijn zak gedaan. Hier staat de naam
[medeverdachte 2] op van de [adres] , [woonplaats] . Toen wij terug kwamen zag ik dat er
nog twee (2) mannen behalve [medeverdachte 2] in de woning waren. Dit waren [medeverdachte 3] (ik
heb hem die naam horen gebruiken) en een onbekende. Ik moest mijn telefoon geven
aan [medeverdachte 2] . Ik moest ook mijn telefooncode aan hem geven. Hierna zag hij dat
ik een Rabobank app op mijn telefoon had. [3] Ik moest van hem het geld van mijn
spaarrekening en bouwdepot overmaken naar mijn betaalrekening. Hierna kwam
[medeverdachte 3] ook bij mij. Hij zei met 500 euro dat er niks zou gebeuren als ik zou betalen
en zij mij anders wel zouden vinden. Ik had ondertussen mijn spaarrekening
overgemaakt naar mijn betaalrekening. Iedereen in de woning had ondertussen mijn
pinpas al in zijn handen gehad. De man die bij [medeverdachte 3] was wilde met mijn bankpas
geld gaan pinnen wat ik net had overgemaakt. Ik moest mijn code geven. Ik gaf een
verkeerde code. Met de code en mijn pinpas probeerde de man te pinnen, wat dus
niet lukte. De man kwam terug en zei dat de pas was geblokkeerd. [medeverdachte 3] werd heel
boos op mij omdat ik de verkeerde pincode had gegeven. Ik zag dat [medeverdachte 3] in zijn
jas zat met zijn hand en een vuurwapen uit zijn jas haalde. Hij zegt tegen mij: "Maak
al je geld over, geen grappen, gewoon nu doen, denk je dat het een grap is, dat dit
een nep pistool is." Hij richtte het pistool op mijn hoofd. Ik was doodsbang voor hem
toen. Ik dacht dat hij mij dood zou schieten. Ik zag dat [medeverdachte 3] het magazijn uit het
wapen haalde en ik zag dat er kogels in het magazijn zaten. [medeverdachte 3] schreeuwde dat
hij 10 jaar in een Tbs-kliniek had gezeten. [medeverdachte 3] zei nog tegen mij: "Als je mij
belazerd, kom ik naar je huis, heb sex met je en zet het filmpje op internet. Je moet
mij niet belazeren." Ik was zo bang dat [medeverdachte 3] mij wat aan zou doen. Omdat de
pinpas geblokkeerd was moest ik de Rabobank helpdesk bellen met mijn telefoon.
[medeverdachte 3] belde op en vertelde de werknemer van de Rabobank of de pas gedeblokkeerd kon worden. [medeverdachte 3] deed het woord, omdat ik niet goed Nederlands kan. De medewerker van de Rabobank stelde mij allemaal controle vragen. Uiteindelijk vertelde de medewerker dat mijn pas gedeblokkeerd was en dat hiermee weer gepind kon worden. Ik was zo bang dat zij mij echt zouden doodschieten. Hij zei ook dat hij mijn tanden zou breken als ik niet het geld zou overmaken. Ik heb toen het geld van mijn bouwdepot overgemaakt naar mijn betaalrekening. Hierna hebben ze het geld overgemaakt naar een andere rekening. [4] [medeverdachte 3] en de andere man
gingen samen weg. In de ochtend ging [medeverdachte 2] weg. Ik bleef achter met de
vrouw. Ik ben toen weggegaan. Op dit moment mis ik meerdere spullen. Ik mis mijn
telefoon. Dit is een Samsung S9. Mijn pinpas hebben ze afgenomen. Mijn rijbewijs
is afgenomen Mijn ID-kaart is afgenomen. [5]
Aangever [slachtoffer]is op 24 januari 2020 nader verhoord. Hij heeft het volgende
verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Een man die een beetje paranoïde was vroeg aan die andere gasten om met hem mee
te gaan in een kamer, niet ik. Ze wilden iets bespreken zonder mij erbij, na een paar
minuten kwamen ze terug en ineens liet die paranoïde man een pistool zien. Hij zei:
“Luister naar mij wat ik zeg, maak je zakken leeg en haal alles eruit watje erin
hebt.” De anderen zeiden “luister naar hem hij is gevaarlijk."
Die eigenaar van het huis pakte de telefoon uit mijn handen en heeft het toen zelf
allemaal overgeboekt. [6]
Die derde man kwam terug en zei dat we de Rabobank moesten bellen. Ze wilden de
pinpas laten deblokkeren. Toen hebben ze gebeld. Hij vertelde tegen de Rabobank
dat de pas gedeblokkeerd moest worden. De medewerkers wilden wat veiligheidsvragen stellen voordat ze konden deblokkeren. Hij gaf de telefoon aan mij op de luidspreker. Zij vroegen wat veiligheidsvragen. Ze hebben de pas toen gedeblokkeerd en toen opgehangen. Ik moest toen de pincode opschrijven. Toen is hij weggegaan om geld op te nemen. Toen kwam die man terug met het geld. De taxi kwam en toen zijn de paranoïde man en de man die het geld had opgehaald in de taxi gestapt en weggaan.
Ik zag dat de paranoïde man de eigenaar belde. Ze vroegen het wachtwoord van de
telefoon omdat ze geld wilden overboeken. De eigenaar gaf de telefoon toen aan mij
en de paranoïde man vroeg mij om het wachtwoord via de telefoon. Ik heb ze toen
het wachtwoord gegeven. Ze zeiden toen dat ik wel het goede wachtwoord moest
geven want anders zouden ze me pakken. [7]
Verbalisant [verbalisant 1] en [verbalisant 2]hebben in een proces-verbaal van bevindingen onder
meer het volgende gerelateerd, voor zover relevant voor het bewijs:
Op 20 november 2019 omstreeks 11:00 uur heeft aangever [slachtoffer] aangifte
gedaan. Naar aanleiding van deze aangifte zijn wij naar de aangever gereden. Wij
stelden ons voor en zagen dat de aangever [slachtoffer] , samen met zijn partner [A]
in de woning was. Wij vroegen: "wij willen graag even samen met u inloggen op het internetbankieren account zodat wij kunnen zien waar de pintransacties plaats
hadden gevonden." Wij hoorden [slachtoffer] zeggen: "Ik kan alleen die van mijn
bouwdepot en de gezamenlijke rekening zien. Ik heb namelijk mijn bankpas niet en
kan niet op mijn eigen bankrekening komen." Wij zagen dat [slachtoffer] inlogde op de
telefoon van zijn vriendin op het rekeningoverzicht van de Rabobank. Wij zagen dat
[slachtoffer] in kon loggen op het bouwdepot en de gezamenlijke rekening. Wij zagen dat
er meerdere bedragen waren overgeschreven. Wij hebben hiervan foto's genomen. [8]
Wij, verbalisanten, zagen dat er in totaal 4.290 euro was overgeschreven naar de
rekening op naam van [medeverdachte 3] met rekeningnummer [rekeningnummer] .
Daarna overhandigde [slachtoffer] ons bankafschriften tot en met 19 november 2019. Deze
hebben wij als bijlage bij dit proces-verbaal van bevindingen toegevoegd. [9]
Verbalisant [verbalisant 3]heeft in een proces-verbaal van bevindingen uitwerking
camerabeelden [adres] [woonplaats] onder meer het volgende gerelateerd, voor zover
relevant voor het bewijs:
Door mij werden de beelden van de [adres] te [woonplaats] uitgekeken vanaf 19
november 2019 vanaf 12:00 uur. [10]
Camera met zicht op de woning van [medeverdachte 2] : Ik zie twee personen aan komen lopen,
zij gaan de woning van [medeverdachte 2] binnen. Ik herken de voorste persoon als verdachte
[verdachte] en de tweede persoon als aangever [slachtoffer] . De tijdregistratie geeft aan
19:08:38. Ik zie twee personen de woning van [medeverdachte 2] weer verlaten om 19:32:22
uur. [11] Ik zie om 19:33:43 uur dat [verdachte] en [slachtoffer] over het [straat] lopen. Gelet
op de vorige foto is het zeer waarschijnlijk dat zij het waren die de woning van [medeverdachte 2]
verlieten. [verdachte] en [slachtoffer] arriveren weer bij de woning en gaan weer de woning van
[medeverdachte 2] binnen. [12]
Foto van de camera met naam: zijkant, gericht op de hoofdingang. Ik zie dat om
19:08:36 [verdachte] en [slachtoffer] vanaf de richting van de hoofdingang richting de woning
van [medeverdachte 2] lopen. [13]
Verdachteis op 31 december 2019 gehoord. Zij heeft het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Gaat het over de [adres] ? Dan weet ik genoeg dan was ik erbij. Er waren drie Afghanen binnen. De jongen kon niet weg. Hij moest alles doen wat ze hem vertelden.
V: Wie waren die drie Afghanen?
A: Ik kende [medeverdachte 3] en [medeverdachte 3] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 3] ) en er was een dikke gozer maar zijn naam ken ik niet. Hij was de man met een vuurwapen. En die jonge jongen moest geld op de rekening van Hoessein storten. Ik was in de avond gekomen en volgens mij hebben ze de jongen 24 uur gehouden. Het wapen was zwart met en beetje zilverkleurig. Hij heeft hem ook nog geladen en ik zag ook de kogels.
V: Wij tonen je een foto 4.
A: Ja dat is het wapen.
Ze hebben die jongen echt toegetakeld. Ze hebben hem geslagen en een vuurwapen op hem gericht. Hij gaf aan dat hij geen geld had. Toen heeft die dikke jongen zijn pistool geladen en toen had hij ineens wel geld. Hij heeft toen via internetbankieren naar de rekening van [medeverdachte 3] overgemaakt.
[medeverdachte 3]is op 23 november 2019 als verdachte gehoord. Hij heeft het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Een vriend van mij, [B] , en ik gingen naar de [adres] in [woonplaats] . Toen werd er aangebeld. Ik weet het niet precies wanneer dit was, maar ik vermoed drie a vier dagen geleden. [14] De huiseigenaar was [medeverdachte 3] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2] ). Er kwamen toen een jongen en een vrouw binnen. [15] [B] en [medeverdachte 3] gingen naar een andere kamer en hebben dingen besproken. En daarna gingen [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: verdachte) en [B] . [16] Toen wilden ze geld hebben. Maar de jongen had geen geld. En toen wilden ze kijken via de mobiel van de jongen om te kijken wat hij op zijn bankrekening had. Toen hebben ze zijn bankpas aan mij gegeven en zijn pincode. En toen hebben ze tegen mij gezegd dat ik geld moest opnemen en daarna terug moest komen. Ik heb geprobeerd te pinnen maar de code was fout dus ik kon geen geld opnemen. Ik heb twee keer met [B] gebeld. Ik vertelde dat het niet klopte. Ik ben toen teruggegaan. Toen ik terug kwam zeiden ze tegen mij “deze pincode moet kloppen”. [B] heeft die jongen bedreigd met een vuurwapen, een pistool. Hij heeft ineens vanuit zijn zak een wapen eruit gehaald en toen heeft hij gezegd ik ben een gek. [17]
Toen hebben ze mij samen met die vrouw gestuurd om opnieuw te pinnen. Toen ik met die ene vrouw ging pinnen met die nieuwe code lukte het niet. Ik zag toen dat de pas helemaal geblokkeerd was. Toen zijn we teruggegaan en vertelden wij dat de pincode niet juist was.
Die jongen ging samen met [B] en [medeverdachte 3] toen op de mobiel kijken hoe ze de code moesten aanpassen. [18] Hij moest meewerken hij had geen keuze, want [B] schreeuwde tegen hem en sloeg hem een paar keer. [B] liet het vuurwapen zien en maakte hem ermee bang. [19] Ze keken toen op de telefoon van die jongen. Ze hebben naar de bank gebeld. [B] heeft toen met die persoon gesproken. Toen heeft de bankmedewerker gevraagd of zij die jongen mocht spreken omdat hij een paar privé-antwoorden moest geven. Toen heeft de bank de blokkade eraf gehaald en vertelde dat dezelfde pincode bruikbaar was. Zij hebben mij toen wederom op pad gestuurd om met de pas te pinnen. Toen heb ik 710 euro gepind, omdat hij alleen 710 euro op zijn rekening had staan. We hebben een taxi gebeld, zijn naar beneden gegaan en met de taxi naar Danswijk. [B] had het toestel en het pasje van die jongen bij zich. Zijn rijbewijs en ID-kaart zaten daar ook bij. Hij wist de pincode van het toestel en heeft naar [medeverdachte 3] gebeld voor de pincode van de bankapplicatie. Die jongen had op zijn bank 3 verschillende rekeningen op zijn naam staan. Eén voor een bouwbedrijf (de rechtbank begrijpt: bouwdepot), één van hem zelf en de ander weet ik niet. Op de rekening die van het bouwbedrijf was, stond ruim 4000 euro. Toen hebben we het geld op mijn bankrekening gestort ( [rekeningnummer] ). Ruim 4000 euro. [20]
Ik heb gezien dat de vrouw 50 euro van [B] kreeg. [B] zei later tegen mij dat hij haar meer had gegeven toen hij met haar in dat kamertje was. [21] Die vrouw zei tegen mij dat ze die dag samen met die jongen geld had gepind en drugs had gebruikt. [22]
[medeverdachte 2]is op 2 januari 2020 als verdachte gehoord. Hij heeft het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
[slachtoffer] is met [medeverdachte 1] naar mijn woning gekomen om een oplader te gebruiken. [23] [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] zijn gaan pinnen met de bankpas van die jongen. Ze hebben genoeg papieren geld. Ik zie dat [B] geld geeft aan [medeverdachte 1] . [24]
Verbalisant [verbalisant 3]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onderzoek historische gegevens telefonie onder meer het volgende gerelateerd, voor zover relevant voor het bewijs:
In het kader van het onderzoek Clitheroe werden historische gegevens opgevraagd van de telefoon van verdachte [verdachte] , over de periode 19 november 2019 10.00 uur tot en met 20 november 2019 24.00 uur. Het betreft hier het telefoonnummer: [telefoonnummer] .
Op basis van deze historische gegevens kan gesteld worden:
1. dat verdachte [verdachte] diverse malen contact heeft gehad met het telefoonnummer
( [telefoonnummer] ) van verdachte [medeverdachte 2] . Het betreft hier contacten op:
- diverse malen op 19 november 2019 beginnend om 14.20 uur tot en eindigend op 22.47 uur
- diverse malen op 20 november 2019 beginnend om 01.59 uur en eindigend om 22.27 uur.
Opvallend is daarbij een piek omstreeks 11.00 uur. Waarbij meerdere malen contact dan
wel pogingen daartoe zijn geweest.
2. Dat verdachte [verdachte] diverse malen contact heeft gehad met het telefoonnummer
( [telefoonnummer] ) welke in gebruik is bij verdachte [medeverdachte 1] . Het betreffen hier
meerdere contacten op 20 november 2019 beginnend om 05.47 uur en eindigend 13.05
uur. [25]
Bewijsoverweging
Wat is er gebeurd?
Op grond van de inhoud van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast:
Verdachte wordt door medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] ‘ [medeverdachte 1] ’ genoemd. Medeverdachte [medeverdachte 2] , wordt door medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] en verdachte ‘ [medeverdachte 3] ’ genoemd. Medeverdachte [medeverdachte 1] wordt door aangever ‘ [medeverdachte 3] ’ genoemd. Medeverdachte [medeverdachte 3] wordt door aangever ‘de onbekende man’ genoemd.
Op 19 november 2019 rond 19:00 uur komt aangever met verdachte aan in de woning van [medeverdachte 2] aan de [adres] te [woonplaats] . [medeverdachte 2] zegt tegen aangever dat als hij zijn geld zou afstaan, hij zo weer weg zou kunnen. Vervolgens is verdachte met aangever geld gaan pinnen. Verdachte heeft aangever weer teruggebracht naar de woning aan de [adres] te [woonplaats] . [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] komen later die avond ook in de woning. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en later ook verdachte en [medeverdachte 1] gaan samen de slaapkamer in om iets te bespreken. Als zij terugkomen in de woonkamer haalt [medeverdachte 1] een vuurwapen tevoorschijn en bedreigt aangever daarmee. [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en verdachte vertellen aangever dat hij naar [medeverdachte 1] moet luisteren, omdat hij heel gevaarlijk is. [medeverdachte 1] bedreigt aangever ook woordelijk meerdere keren. Aangever kon niet weg en moest alles doen wat ze (de rechtbank begrijpt: verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] ) hem vertelden. Aangever moet zijn mobiele telefoon, rijbewijs, ID-kaart, de code voor zijn Rabobank app, zijn pinpas en bijbehorende pincode afgeven. [medeverdachte 2] ziet op de Rabobank app op de telefoon van aangever dat aangever geld op zijn spaarrekening en bouwdepot heeft staan. [medeverdachte 2] laat aangever hiervan geld overmaken naar aangevers betaalrekening. Ook maakt [medeverdachte 2] daarvan zelf geld over naar de betaalrekening van aangever. [medeverdachte 3] verlaat de woning om met de pinpas van aangever geld op te nemen. Doordat de verkeerde pincode wordt ingetoetst raakt de pas geblokkeerd. [medeverdachte 3] belt hierover met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] slaat aangever vervolgens een paar keer op zijn hoofd. [medeverdachte 1] belt daarna de Rabobank, geeft de telefoon door aan aangever en laat hem zijn pas deblokkeren. Daarna verlaten [medeverdachte 3] en verdachte de woning weer en pinnen geld van de rekening van aangever. Als [medeverdachte 3] en verdachte terugkomen wordt er een taxi gebeld en vertrekken [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] . Aangever blijft met [medeverdachte 2] en verdachte in de woning. [medeverdachte 1] belt nog met [medeverdachte 2] om een wachtwoord van aangever te verkrijgen. Vervolgens wordt er € 4.290,- van de betaalrekening van aangever overgemaakt naar de rekening van [medeverdachte 3] . ’s Ochtends verlaat [medeverdachte 2] zijn woning. Aangever verlaat later die ochtend de woning samen met verdachte.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat aangever door de verdachten met geweld en bedreiging met geweld is bewogen tot afgifte van zijn mobiele telefoon, rijbewijs, ID-kaart en zijn pinpas met bijbehorende pincode. Verder hebben de verdachten zich meermalen geld van aangever wederrechtelijk toegeëigend. Ook is aangever in de nacht van 19 op 20 november van zijn vrijheid beroofd en beroofd gehouden. De rechtbank overweegt dat kan worden vastgesteld dat dit heeft geduurd in ieder geval vanaf het moment dat verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de slaapkamer waren geweest en [medeverdachte 1] het vuurwapen tevoorschijn haalde tot het moment dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] de woning rond 04:24 uur verlieten. Voor en na dat tijdstip kan niet worden vastgesteld dat aangever gedwongen en onvrijwillig in de woning heeft verbleven, omdat daarvoor naar het oordeel van de rechtbank te weinig steunbewijs is.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en verdachte bij de uitvoering van de feiten 1, 2 en 3. Hoewel [medeverdachte 1] een hoofdrol heeft gespeeld bij deze feiten, heeft de samenwerking in de kern bestaan uit een gezamenlijke uitvoering. Uit de bewijsmiddelen volgt dat nadat verdachte aangever naar het appartement aan de [adres] te [woonplaats] heeft gebracht, [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en verdachte het plan hebben gevat om aangever geld afhandig te maken. Hierbij hebben [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] [medeverdachte 3] en verdachte het aangever onmogelijk gemaakt om de woning te verlaten. Zo heeft [medeverdachte 1] tegen aangever geschreeuwd, aangever geslagen en bedreigd met een vuurwapen. [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en verdachte hebben daarbij richting aangever de opmerking gemaakt dat hij moest meewerken omdat [medeverdachte 1] gevaarlijk is. Daarmee hebben zij zich niet van [medeverdachte 1] gedistantieerd, maar hebben zij [medeverdachte 1] juist geholpen. Vervolgens heeft aangever zijn spullen aan [medeverdachte 1] afgeven. Waarna alle medeverdachten een rol hebben gespeeld in het afhandig maken van het geld van aangever. [medeverdachte 2] is bezig geweest met de telefoon van aangever en heeft aangever aangezet het geld van diens spaarrekening en het bouwdepot naar diens betaalrekening over te maken. [medeverdachte 3] en verdachte hebben hier een deel van gepind met de pinpas en pincode van aangever. Nadat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] de woning hebben verlaten heeft [medeverdachte 1] telefonisch contact opgenomen met [medeverdachte 2] om de inlogcode van de Rabobank app (nogmaals) te verkrijgen. [medeverdachte 2] heeft vervolgens de telefoon aan aangever overhandigd en tegen hem gezegd dat hij de goede code moest geven, zodat zij geld konden overmaken. Vervolgens hebben verdachten samen ruim vierduizend euro overgemaakt naar de rekening van [medeverdachte 3] .
Het door verdachte en haar medeverdachten buit gemaakte geld is vervolgens tussen verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] verdeeld. Dat deze verdeling niet eerlijk is geweest, maakt dit niet anders.
Ten slotte volgt uit de historische telefoongegevens van verdachte dat zij ten tijde van het tenlastegelegde regelmatig telefonisch contact heeft gehad met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Het voorgaande maakt de samenwerking nauw en volledig. De rechtbank acht het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Betrouwbaarheid verklaringen aangever
Door de raadsman is aangevoerd dat de verklaringen van aangever onbetrouwbaar zijn en daarom niet als bewijs kunnen worden gebruikt. Op zichzelf is het juist dat de verklaringen van aangever niet geheel innerlijk consistent en op bepaalde delen niet in overeenstemming zijn met andere onderdelen van het dossier. Dit maakt echter nog niet dat zijn gehele verklaring als vals of onbetrouwbaar ter zijde dient te worden geschoven. In grote lijnen heeft aangever immers consistent verklaard en grote delen van de verklaring van aangever worden bevestigd door en vinden verankering in andere bewijsmiddelen. De rechtbank acht de verklaringen van aangever voor dat gedeelte betrouwbaar en als zodanig bruikbaar voor het bewijs. De rechtbank verwerpt het verweer.
Dwang
Door de raadsman is ten slotte aangevoerd dat geen sprake zou zijn geweest van dwang omdat aangever op verschillende momenten weg had kunnen gaan. Uit de bewijsmiddelen volgt dat tegen aangever is geschreeuwd, hij is geslagen, met een vuurwapen is bedreigd, zijn ID-kaart, rijbewijs, pinpas en telefoon zijn afgepakt en dat hij gedurende een aantal uren van zijn vrijheid is beroofd. Er was derhalve sprake van een zodanig bedreigende situatie dat het begrijpelijk is dat aangever niet in staat was om zich aan verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] te onttrekken. De rechtbank verwerpt dit verweer.
Conclusie
Alle bovenstaande feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank redengevend voor het bewijs dat verdachte betrokken is geweest bij de afpersing, diefstal met valse sleutels en wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] .
De rechtbank acht het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen (zoals hierna onder 5 omschreven).

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op tijdstippen in de periode van 19 november 2019 tot en met 20 november 2019 te [woonplaats] , in een woning gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van diverse geldbedragen en een mobiele telefoon (merk Samsung, type S9) en een pinpas en een rijbewijs en een ID-kaart, toebehorende aan [slachtoffer] , welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededaders (telkens)
- dreigend tegen die [slachtoffer] hebben gezegd dat als hij geld zou geven dat alles
goed zou komen en hij zo weer weg was en
- die [slachtoffer] hebben gedwongen om zijn telefooncode af te geven en om het
geld van zijn spaarrekening en bouwdepot over te maken naar zijn, die [slachtoffer] ’s,
betaalrekening en om zijn pincode af te geven en
- dreigend tegen die [slachtoffer] hebben gezegd dat er niks zou gebeuren als hij zou
betalen en zij hem anders wel zouden vinden en
- een vuurwapen tevoorschijn heeft gehaald en dit (vervolgens) op het hoofd van die [slachtoffer] heeft gericht en hiermee heeft gezwaaid met de woorden: “Maak al je geld over, geen grappen, gewoon nu doen, denk je dat het een grap is, dat dit een nep pistool is” en dat hij tien jaar in een Tbs-kliniek had gezeten en “Als je mij belazerd, kom ik naar je huis, heb seks met je en zet het filmpje op internet. Je moet mij niet belazeren” en dat hij zijn tanden zou breken als hij niet het geld zou overmaken, waarbij hij het magazijn uit het wapen heeft gehaald en
- die [slachtoffer] hebben gedwongen om de Rabobank helpdesk te bellen omdat de
pinpas geblokkeerd was;
feit 2
op tijdstippen in de periode van 19 november 2019 tot en met 20 november 2019 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen diverse geldbedragen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , waarbij verdachte en zijn mededaders, (telkens) dat weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel (te weten een ontvreemde bankpas en daarbij horende pincode en/of een (ontvreemde mobiele telefoon met) Rabobank Internetbankieren app en daarbij horende inlogcode;
Feit 3
op tijdstippen in de periode van 19 november 2019 tot en met 20 november 2019 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben verdachte en zijn mededaders met dat opzet (telkens):
- nadat die [slachtoffer] was meegegaan naar die woning, die [slachtoffer] daar tegen zijn wil vastgehouden en
- ( aldaar) mondeling en met een vuurwapen bedreigd.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 3
medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
feit 1 en 3
eendaadse samenloop van: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, en medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 15 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de rechtbank bij de strafoplegging in strafmatigende zin rekening moet houden met de persoon van verdachte omdat verdachte een kwetsbaar persoon en verslaafd aan drugs is. Volgens de raadsman wordt regelmatig misbruik van haar gemaakt en wordt zij regelmatig geronseld voor allerhande klusjes. Verder heeft de raadsman de rechtbank verzocht rekening te houden met de (beperkte) rol die verdachte in het geheel heeft gespeeld. Haar aandeel dient te worden aangemerkt als klein, althans kleiner, dan de rol van de medeverdachten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] schuldig gemaakt aan afpersing, diefstal met valse sleutels en wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] . Daarbij hebben zij [slachtoffer] onder andere bedreigd hem te verkrachten en te vermoorden als hij zijn spullen niet zou afgeven en geen geld zou overmaken. Ook heeft medeverdachte [medeverdachte 1] daarbij een vuurwapen getoond. Uit de verklaringen van [slachtoffer] blijkt dat hij doodsbang was. Hij heeft meerdere uren opgesloten gezeten in de woning van [medeverdachte 2] , is geslagen en bedreigd én uiteindelijk hebben verdachten het slachtoffer meer dan vierduizend euro afhandig gemaakt. Daarbij hebben zij ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid en het gevoel van veiligheid van [slachtoffer] . Ook hebben zij hem grote materiële schade berokkend. Verdachten hebben enkel oog gehad voor hun eigen geldelijk gewin, zodat zij (onder andere) konden voorzien in hun drugsverslaving. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van:
- het reclasseringsadvies van 28 april 2021, opgemaakt door M. Dijkema, reclasseringswerker en C.C.S. Jacobs, Unitmanager;
- de Justitiële documentatie van 23 december 2021, en
- de e-mail van 17 januari 2022 van B. Frankes, reclasseringsmedewerker.
Uit het reclasseringsadvies volgt dat door de belaste voorgeschiedenis van verdacht door de jaren heen een vicieuze cirkel is ontstaan waarbij er problemen spelen op vrijwel alle gebieden. De kans op recidive is hoog. De criminogene factoren zijn dakloosheid, druggebruik, haar licht verstandelijke beperking en psychische problematiek (reactieve hechtingsstoornis en ADHD) waarbij er sprake is van een zorgmijdende houding en agressieproblematiek. Alle ingezette hulpverleningstrajecten zijn voortijdig negatief beëindigd, zowel in vrijwillig als in een justitieel kader. Zowel ambulante als klinische trajecten zijn voortijdig onderbroken. Ook de werkstraffen en een reclasseringstoezicht zijn voortijdig negatief beëindigd. De trajecten mislukken vanwege het voortduren van het drugsgebruik, niet of onvoldoende nakomen van afspraken en agressie. Er is geen sprake van een steunend netwerk. Tevens is betrokkene niet structureel ergens in zorg. Volgens de reclassering behoort een voorwaardelijk kader met bijzondere voorwaarden niet tot de mogelijkheden, omdat al meerdere malen is gebleken dat hiervan geen recidivebeperkend effect uitgaat. Er zijn veel zorgen over haar situatie vanuit verschillende instanties mede vanwege haar harddrugsgebruik en instabiele situatie tijdens haar vier zwangerschappen. De reclassering adviseert dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Uit de justitiële documentatie van verdachte volgt dat zij naast een groot aantal winkeldiefstallen ook een aantal keer is veroordeeld voor bedreigingen en mishandelingen, waarbij een aantal keer haar agressie gericht was op beroepsbeoefenaren.
De op te leggen straf
Gelet op de aard en ernst van het feit komt alleen de oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur in aanmerking. De rechtbank heeft ten aanzien van de duur gelet op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken worden opgelegd en op de straffen die aan de medeverdachten zijn opgelegd. Daarnaast neemt de rechtbank het advies van de reclassering om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen over. De rechtbank neemt als uitgangspunt dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden. Gelet op de problemen van verdachte zoals hiervoor omschreven, zijn er aanwijzingen dat het tenlastegelegde niet geheel aan haar toe te rekenen is. Ondanks het ontbreken van gedragskundige rapportage hieromtrent, zal de rechtbank in de strafmaat hiermee rekening houden.
Voorts heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat ten aanzien van feit 1 en 3 voor een deel sprake is van eendaadse samenloop. Met de hierna te noemen straf beoogt de rechtbank leedtoevoeging als strafrechtelijke reactie op de door de verdachte gepleegde feiten.
Alles overwegende acht de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend en geboden en zal deze straf aan verdachte opleggen. Deze straf is lager dan de door de officier van justitie gevorderde straf. De rechtbank is van oordeel dat de persoonlijke omstandigheden van verdachte zwaarder moeten wegen in de strafmaat.
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn met 2 maanden is overschreden en is van oordeel dat vanwege deze geringe overschrijding kan worden volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op art. 6, eerste lid, EVRM.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 47, 55, 57, 63, 282, 311, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 tot en met 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 tot en met 3 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
12 maanden;
Benadeelde partij
  • verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Weistra, voorzitter, mrs. H. den Haan en R.B. Eigeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Fortuin, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 februari 2022.
Mr. M.R. Fortuin is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 november 2019 tot en
met 20 november 2019 te [woonplaats] , in een woning gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van diverse geldbedragen en/of een mobiele telefoon (merk Samsung, type S9) en/of een pinpas en/of een rijbewijs en/of een ID-kaart, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededaders (telkens)
- die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen om met hem/hen mee te lopen naar (een)
pinautoma(a)t(en) en/of (vervolgens) te pinnen terwijl de telefoon van die [slachtoffer]
was afgepakt was en in die woning was achtergebleven en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat als hij geld zou geven dat alles
goed zou komen en hij zo weer weg was en/of
- die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen om zijn telefooncode af te geven en/of om het
geld van zijn spaarrekening en bouwdepot over te maken naar zijn, die [slachtoffer] ’s,
betaalrekening en/of om zijn pincode af te geven en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat er niks zou gebeuren als hij zou
betalen en zij hem anders wel zouden vinden en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tevoorschijn heeft/hebben gehaald en/of dit (vervolgens) op het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of hiermee heeft/hebben gezwaaid met de woorden: “Maak al je geld over, geen grappen, gewoon nu doen, denk je dat het een grap is, dat dit een nep pistool is” en/of dat hij tien jaar in een TBS-kliniek had gezeten en/of “Als je mij belazerd, kom ik naar je huis, heb seks met je en zet het filmpje op internet. Je moet mij niet belazeren” en/of dat hij zijn tanden zou breken als hij niet het geld zou overmaken, waarbij/waarna hij/zij het magazijn uit het wapen heeft/hebben gehaald en/of
- die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen om de Rabobank helpdesk te bellen omdat de
pinpas geblokkeerd was;
(Artikel art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
feit 2
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 november 2019 tot en
met 20 november 2019 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen diverse geldbedragen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders, (telkens) zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geld onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel (te weten een
ontvreemde bankpas en/of daarbij horende pincode en/of een (ontvreemde mobiele
telefoon met) Rabobank Internetbankieren app en/of daarbij horende inlogcode);
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
Feit 3
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 november 2019 tot en
met 20 november 2019 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij verdachte en/of zijn mededader(s) met dat
opzet (telkens):
- die [slachtoffer] meegenomen naar een woning aan de [adres] , althans nadat die
[slachtoffer] was meegegaan naar die woning, die [slachtoffer] daar tegen zijn wil
vastgehouden en/of
- ( aldaar) mondeling en/of met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp bedreigd;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of
2.Pagina 157.
3.Pagina 159.
4.Pagina 160.
5.Pagina 161.
6.Pagina 290
7.Pagina 291.
8.Deze foto’s zijn opgenomen op pagina 172.
9.Pagina 173.
10.Pagina 274.
11.Pagina 278.
12.Pagina 279.
13.Pagina 283.
14.Pagina 81.
15.Pagina 82.
16.Pagina 83.
17.Pagina 84.
18.Pagina 87.
19.Pagina 88.
20.Pagina 90
21.Pagina 92.
22.Pagina 93.
23.Pagina 52.
24.Pagina 56.
25.Pagina 266