ECLI:NL:RBMNE:2022:3455

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 augustus 2022
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
16.311789.21; 16.143350.20 (vord. tul); 96.151114.20 (vord. tul); 96.213134.19 (vord. tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het dealen van cocaïne, bezit van cocaïne en vals geld met beslissingen over beslag en vorderingen tot tenuitvoerlegging

Op 30 augustus 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het dealen van cocaïne, het bezit van cocaïne en het bezit van vals geld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 20 september 2021 tot en met 17 november 2021 cocaïne heeft gedeald en op 17 november 2021 in het bezit was van 3,43 gram cocaïne en valse bankbiljetten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 60 uren. De rechtbank heeft ook beslissingen genomen over de in beslag genomen goederen, waaronder de verbeurdverklaring van drugsbenodigdheden en vals geld, en de teruggave van andere in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en de positieve ontwikkeling die hij heeft doorgemaakt na eerdere veroordelingen. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen gedeeltelijk toegewezen, met inachtneming van de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16.311789.21; 16.143350.20 (vord. tul); 96.151114.20 (vord. tul); 96.213134.19 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 augustus 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2000] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 augustus 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T.M. Wanrooij en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. W.B.O. van Soest, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, in het kort, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 25 mei 2020 tot en met 17 november 2021 in Leerdam samen met anderen cocaïne heeft gedeald;
feit 2:op 17 november 2021 in Leerdam 3,48 gram cocaïne aanwezig heeft gehad;
feit 3:op 17 november 2021 in Leerdam valse bankbiljetten in voorraad heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde, stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat verdachte in elk geval in de periode van 1 juli 2021 tot en met
17 november 2021 cocaïne heeft gedeald. Uit de tapgesprekken van nummers - [.] en [..] is gebleken dat gesprekken werden gevoerd over het bestellen en leveren van cocaïne. Het ging dus om een deallijn. Vastgesteld is dat verdachte een van de personen is die handelde via die deallijn. Uit de verklaringen van getuige [getuige 1] en getuige [getuige 2] blijkt dat verdachte langer actief was dan in de vier tot zes weken voorafgaand aan zijn aanhouding.
De officier van justitie acht het onder 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Voor wat betreft feit 2 merkt de officier van justitie op dat er een telfout in de tenlastelegging staat. Verdachte wordt verweten dat hij een iets kleinere hoeveelheid van 3,43 gram cocaïne aanwezig heeft gehad.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde, heeft verdachte ter terechtzitting bekend dat hij tussen 20 en 25 september 2021 weer is gaan dealen. De raadsman heeft zich daarom op het standpunt gesteld dat slechts het dealen in de periode van halverwege tot eind september 2021 tot en met 17 november 2021 wettig en overtuigend kan worden bewezen en dat verdachte voor de periode die daarvóór is gelegen, dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 en 3 heeft de raadsman geen verweer gevoerd, omdat verdachte heeft bekend dat hij deze feiten heeft gepleegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feit 1:
Partiële vrijspraak ten aanzien van de periode voorafgaand aan 20 september 2021Verdachte heeft verklaard dat hij in de periode voorafgaand aan 20 september 2021 niet in cocaïne heeft gehandeld. Verdachte geeft aan dat hij dat zo zeker weet, omdat hij pas weer is begonnen met dealen toen hij na de zomer van 2021 zijn baan verloor vanwege corona. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van verdachte wordt weerlegd door de verklaring van getuige [getuige 1] . Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte vanaf de zomer van 2021 cocaïne aan hem leverde. De omschrijving ‘vanaf de zomer’ is naar het oordeel van de rechtbank te weinig concreet om de conclusie te dragen dat verdachte eerder dan 20 september 2021 is begonnen met dealen. Ook overigens bevat het dossier onvoldoende bewijs om uit te gaan van een eerdere aanvangsdatum dan 20 september 2021. De rechtbank zal verdachte daarom partieel vrijspreken van het dealen van cocaïne in de periode van 25 mei 2020 tot 20 september 2021.
Bewezenverklaring
Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 20 september 2021 tot en met 17 november 2021 cocaïne heeft gedeald. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit voor wat betreft deze periode bekend en door de raadsman van verdachte is geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met onderstaande opsomming van de bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 augustus 2022;
  • een proces-verbaal van 18 november 2021, opgesteld door verbalisant [verbalisant] , pagina’s 134 en 135 met bijlage.
Ten aanzien van feit 2:
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en door de raadsman van verdachte is geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met onderstaande opsomming van de bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 augustus 2022;
  • een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 30 november 2021, pagina 215 tot en met 218;
  • een NFI-rapport van 29 november 2021, opgesteld door ing. [A] , pagina 219;
  • een NFI-rapport van 29 november 2021, opgesteld door ing. [A] , pagina 220;
  • een NFI-rapport van 29 november 2021, opgesteld door ing. [A] , pagina 221.
Gebleken is dat in de tenlastelegging sprake is geweest van een telfout. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, in de zin dat hij 3,43 gram cocaïne aanwezig heeft gehad.
Ten aanzien van feit 3:
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en door de raadsman van verdachte is geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met onderstaande opsomming van de bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 augustus 2022;
  • een proces-verbaal forensisch technisch onderzoek valse bankbiljetten, pagina 222 en 223.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten het in voorraad hebben van valse bankbiljetten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:
in de periode van 20 september 2021 tot en met 17 november 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2:
op 17 november 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , opzettelijk aanwezig heeft gehad 3,43 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 3:
hij op 17 november 2021 te [plaats] , gemeente [gemeente] , opzettelijk
- 204 briefjes van 20 euro, en
- 199 briefjes van 10 euro, en
- bankbiljetten van 50 euro,
waarvan de valsheid hem toen zij deze ontving bekend was, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven in voorraad heeft gehad;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3:
bankbiljetten waarvan de valsheid hem, toen hij ze ontving, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad hebben.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
- opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen straf zich dient te beperken tot de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Primair is de raadsman van mening dat met die onvoorwaardelijke straf kan worden volstaan. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat daarnaast een voorwaardelijk strafdeel kan worden opgelegd. Een taakstraf is volgens de raadsman niet passend, nu verdachte al werkt en van een taakstraf niets zal bijleren.
Ten slotte heeft de raadsman verzocht het verzoek van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis af te wijzen. De raadsman heeft bepleit dat verdachte zijn werk en opleiding zal verliezen als hij terug zou moeten naar de gevangenis en dat zijn gezin daar last van zal ondervinden omdat hij een belangrijke steun is voor zijn moeder en broertjes.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft gedurende een periode van bijna twee maanden, samen met anderen, cocaïne gedeald. Verdachte fungeerde als (aangestuurde) loopjongen. Hij beheerde twee of drie dagen per week de deallijn. Daarnaast was verdachte ten tijde van zijn aanhouding in het bezit van een beperkte handelshoeveelheid cocaïne. Het gebruik van harddrugs is zeer schadelijk voor de volksgezondheid. Verdachte heeft door zijn handelen de gezondheid van de kopers in gevaar gebracht. De handel in cocaïne en heroïne staat bovendien in verband met verschillende vormen van criminaliteit, overlast en illegale geldstromen en vormt daarmee een bron van overlast voor de samenleving. Verdachte heeft hieraan door zijn handelen indirect bijgedragen. Voor de negatieve gevolgen van zijn handelen heeft verdachte kennelijk geen oog gehad.
Ook heeft verdachte een grote hoeveelheid vals geld in voorraad gehad, terwijl hij het oogmerk had dat uit te (doen) geven. Het uitgeven van vals geld benadeelt niet alleen de ontvangers ervan, maar de gehele economie. Het in omloop zijn van vals geld brengt namelijk het vertrouwen in papiergeld en het economisch verkeer schade toe.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 21 mei 2022, waaruit blijkt dat verdachte op 10 maart 2021 is veroordeeld voor de handel in harddrugs. Ook liep verdachte tijdens het plegen van de bewezen verklaarde feiten nog in de proeftijd van voornoemde zaak. De rechtbank houdt hiermee in strafverzwarende zin rekening.
Ook heeft de rechtbank gekeken naar het reclasseringsrapport van 21 februari 2022, opgesteld door [B] , reclasseringswerker. De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen. De rechtbank gaat mee in dat advies, maar zal de jonge leeftijd van verdachte wel laten meewegen in de beslissing.
De rechtbank weegt mee dat verdachte zijn leven op de rit lijkt te hebben. Verdachte voelt sinds het overlijden van zijn vader een grote verantwoordelijkheid om als oudste zoon voor het gezin te zorgen en wil een rolmodel zijn voor zijn twee jongere broertjes. Verdachte werkt bijna fulltime als monteur bij [winkel] en volgt een opleiding tot elektromonteur. Verdachte beschrijft de verandering die heeft plaatsgevonden op overtuigende wijze en maakt een gemotiveerde indruk. Hij neemt nadrukkelijk afstand van eerder gemaakte keuzes en wil verder met de opleiding die hij volgt.
De straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hierin wordt voor het met enige regelmaat dealen van harddrugs vanuit een pand of op staat gedurende een periode van één tot drie maanden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden als uitgangspunt gegeven.
De rechtbank weegt mee dat de frequentie waarin verdachte gedurende deze periode gedeald heeft relatief laag is en dat zijn rol kan worden omschreven als die van een loopjongen.
Op basis van het hiervoor genoemde, de aard en ernst van de feiten en de strafoplegging in vergelijkbare strafzaken is de rechtbank van oordeel dat in beginsel met geen andere straf kan worden volstaan dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de ontwikkeling die hij laat zien, oordeelt de rechtbank dat verdachte op dit moment niet terug moet naar de gevangenis, maar de kans moet krijgen de positieve ontwikkeling voort te zetten.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, een passende vrijheidsstraf is. Bovendien legt de rechtbank, naast deze deels voorwaardelijke gevangenisstraf, aan verdachte een taakstraf op voor de duur van 60 uren.
Aangezien de door de rechtbank op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf de duur van het voorarrest niet te boven gaat, zal de rechtbank de schorsing van de voorlopige hechtenis niet, zoals door de officier van justitie is gevorderd, opheffen. Wel zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitieDe officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen drugs en het valse geld te onttrekken aan het verkeer. De drugsbenodigdheden, de Samsung dealtelefoon en het echte geld zouden verbeurd moeten worden verklaard. De overige in beslag genomen telefoons zouden aan verdachte moeten worden teruggeven.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen drugsbenodigdheden (goednummers 2908169, 2908171, 2908173, 2908170, 2908143, 2908157, 2908142, 2908146) en de Samsung dealtelefoon (goednummer 2908123) verbeurdverklaren. Met behulp van deze goederen is het onder 1 bewezenverklaarde begaan. De rechtbank zal voorts het in beslag genomen echte geld (goednummers 2908101, 2908106, 2908141, 2908149, 2908164) verbeurdverklaren. Het geld is geheel of grotendeels door middel van of uit baten van datzelfde strafbare feit verkregen.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen drugs (goednummers 2908103, 2908111, 2908109, 2908131) en het valse geld (goednummers 2909036, 2908153, 2909039, 2908152) onttrekken aan het verkeer. Het voorwerp met goednummer 2908109 kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten. Met betrekking tot de overige voorwerpen zijn de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten begaan. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank zal teruggave gelasten van de in beslag genomen bankpas (goednummer 2908139) aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende van dit voorwerp kan worden aangemerkt.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen die aan verdachte toebehoren, te weten de telefoons met goednummers 2908126, 2908162, 2908165, 2908168, 2908160, 2908167. Deze voorwerpen zijn niet vatbaar voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering verzet zich niet tegen teruggave.

10.VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING

Parketnummer 16-143350-20
Bij vonnis van de politierechter Midden-Nederland te Utrecht van 10 maart 2021 is aan verdachte onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand opgelegd.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen.
De raadsman heeft verzocht de proeftijd met een jaar te verlengen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Bovendien betreft een van die strafbare feiten opnieuw de handel in harddrugs. De vordering is derhalve toewijsbaar. De rechtbank zal de tenuitvoerlegging echter slechts voor een gedeelte gelasten, te weten voor 15 dagen. De rechtbank zal in plaats van deze vrijheidsstraf een taakstraf voor de duur van 60 uren gelasten. Bij deze beslissing is rekening gehouden met de persoon en omstandigheden van verdachte.
Voor wat betreft de overige 15 dagen, zal de rechtbank de proeftijd met een jaar verlengen.
Parketnummer 96-151114-20
Bij vonnis van de kantonrechter Midden-Nederland te Utrecht van 2 februari 2021 is aan verdachte onder meer een voorwaardelijke hechtenis voor de duur van een week opgelegd.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen.
De raadsman heeft verzocht de proeftijd met een jaar te verlengen.
De rechtbank zal de eerder vastgestelde proeftijd met één jaar verlengen. Bij die beslissing is rekening gehouden met de persoon en omstandigheden van verdachte.
Parketnummer 96-213134-19
Bij vonnis van de kantonrechter Midden-Nederland te Utrecht van 30 juni 2021 is aan verdachte onder meer een voorwaardelijke hechtenis voor de duur van een week opgelegd.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen.
De raadsman heeft verzocht de proeftijd met een jaar te verlengen.
De rechtbank zal de eerder vastgestelde proeftijd met één jaar verlengen. Bij die beslissing is rekening gehouden met de persoon en omstandigheden van verdachte.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 47, 57 en 209 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 10 en 13a van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht,
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 3 (drie) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- stelt als voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 60 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 30 dagen hechtenis;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen
verbeurd:
  • 1 STK Telefoontoestel (goednummer 2908123);
  • 1 STK Verdovende Middelen (goednummer 2908169
  • 1 STK Schaal (goednummer 2908171);
  • 1 STK Tasje met vpmaterialen (goednummer 2908173);
  • 1 STK Weegschaal (goednummer 2908170);
  • 1 DS Doos (goednummer 2908143);
  • 2 STK Weegschaal (goednummer 2908157);
  • 1 STK Verdovende Middelen (goednummer 2908142);
  • 1 STK Verdovende Middelen (goednummer 2908146);
  • 100 EUR IBG 17-11-2021 (goednummer 2908101);
  • 15 EUR IBG 17-11-2021 (goednummer 2908106);
  • 5050 EUR IBG 17-11-2021 (goednummer 2908141);
  • 300 EUR IBG 17-11-2021 (goednummer 2908149);
  • 600 EUR IBG 17-11-2021 (goednummer 2908164);
- verklaart de volgende voorwerpen
onttrokken aan het verkeer:
  • 4 STK Cocaïne (goednummer 2908103);
  • 2 STK Cocaïne (goednummer 2908111);
  • 1 STK Hashish (goednummer 2908109);
  • 3 STK Cocaïne (goednummer 2908131);
  • 199 STK Geld Vals (goednummer 2909036);
  • 175 STK Geld Vals (goednummer 2908153);
  • 204 STK Geld Vals (goednummer 2909039);
  • 19 STK Geld Vals (goednummer 2908152);
- gelast de
teruggave aan de rechthebbendevan het volgende voorwerp:
1 STK Bankpas (goednummer 2908139);
- gelast de
teruggave aan verdachtevan de volgende voorwerpen:
  • 1 STK Telefoontoestel (goednummer 2908126);
  • 1 STK Telefoontoestel (goednummer 2908162);
  • 1 STK Telefoontoestel (goednummer 2908165);
  • 1 STK Telefoontoestel (goednummer 2908168);
  • 1 STK Telefoontoestel (goednummer 2908160);
  • 1 STK Telefoontoestel (goednummer 2908167);
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-143350-20
- wijst de vordering gedeeltelijk toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 10 maart 2021 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, zijnde 15 dagen;
- gelast in plaats van deze vrijheidsstraf het verrichten van een taakstraf voor de duur van 60 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 15 dagen hechtenis;
- verlengt ter zake van het gedeelte van de bij vonnis van 10 maart 2021 door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf waarvan de tenuitvoerlegging niet wordt gelast, zijnde 15 dagen, de proeftijd met één jaar;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 96-151114-20
- verlengt de bij vonnis van 2 februari 2021 door de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland aan de opgelegde voorwaardelijke hechtenis verbonden proeftijd met één jaar;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 96-213134-19
- verlengt de bij vonnis van 30 juni 2021 door de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland aan de opgelegde voorwaardelijke hechtenis verbonden proeftijd met één jaar;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Ourahma, voorzitter, mr. J.O. Zuurmond en mr. G. Schnitzler, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Dijkstra en mr. A. Opsteyn, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 augustus 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 mei 2020 tot en met 17 november 2021 te Leerdam, gemeente Vijfheerenlanden althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 17 november 2021 te Leerdam, gemeente Vijfheerenlanden althans in het arrondissement Midden-Nederland, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad 3,48 gram cocaïne, althans een hoeveelheid cocaïne in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op 17 november 2021 te Leerdam, gemeente Vijfheerenlanden, althans in Nederland, opzettelijk
- 204 briefjes van 20 euro en/of
- 199 briefjes van 10 euro en/of
- 175 briefjes van 50 euro,
althans een of meer bankbiljetten van 50 euro en/of 20 euro en/of 10 euro dat/die hij, verdachte, (zelf) heeft nagemaakt en/of vervalst en/of waarvan de valsheid en/of vervalsing hem, toen zij deze ontving bekend was met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2021147200, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 229. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.