Op 20 juli 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekers en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist. Verzoekers, bewoners nabij de locatie van een gepland appartementsgebouw met 25 zorgwoningen, hebben een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Dit verzoek was gericht tegen de omgevingsvergunning die op 10 maart 2022 was verleend aan de vergunninghouder. De vergunninghouder had toegezegd niet te zullen bouwen totdat de rechtbank uitspraak had gedaan in de bodemprocedure. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was. De voorzieningenrechter oordeelde dat de toezegging van de vergunninghouder voldoende was om te concluderen dat er geen onomkeerbare schade zou optreden voordat de rechtbank een beslissing had genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers geen reden hebben om aan de toezegging van de vergunninghouder te twijfelen, en dat er geen ernstige twijfels zijn over de rechtmatigheid van de omgevingsvergunning. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.