ECLI:NL:RBMNE:2022:3392
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. Eiseres, vertegenwoordigd door G. Gieben, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap, die de WOZ-waarde van haar woning had vastgesteld op € 493.000,- per 1 januari 2020. Eiseres stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 445.000,-. De heffingsambtenaar handhaafde de vastgestelde waarde en verweerde zich met een taxatiematrix waarin de woning werd vergeleken met drie referentiewoningen in de buurt.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank vond de referentiewoningen in de taxatiematrix goed bruikbaar en concludeerde dat er voldoende rekening was gehouden met de verschillen tussen de woningen. Eiseres had enkele beroepsgronden ingediend, waaronder dat er onvoldoende rekening was gehouden met het afnemend grensnut en de ligging van de woning, maar deze gronden werden door de rechtbank verworpen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.